Buiten op het plein laat een groepje meiden zich koesteren door de warmte van de zon. Ze lijken wel klonen van elkaar. Allemaal lang haar, skinny jeans, strak truitje en een leren jasje. Dat begint verdacht veel op een uniform te lijken terwijl er een wereld aan mogelijke kledingstijlen beschikbaar is voor ze.
‘Kies je nou zelf wat je aan doet?’ vraag ik langs mijn neus weg alsof het me niet echt interesseert. Rianne van veertien reageert als eerste: ‘Ja natuurlijk, mijn moeder bemoeit zich daar echt niet meer mee hoor’.
‘Nee je moeder misschien niet, maar hoe kies je precies welke kleren je koopt?’ vraag ik door.
Julia vertelt dat ze kleedgeld krijgt en dat ze nu helemaal vrij is in de kleren die ze koopt en ze koopt alleen maar kleren die ze mooi vindt.
‘Oh ja’, reageer ik, ‘en hoe weet je dan wat je mooi vindt?’ Er ontstaat een verhit gesprek over de bronnen die ze gebruiken voor kledingadvies. De belangrijkste zijn de Cosmo en Glamour maar natuurlijk ook vrienden en vriendinnen, internet en televisie en een heel klein beetje ouders.
Om het blikveld te vergroten naar ver buiten het schoolplein, Google ik op mijn telefoon voor een plaatje van een Maasai-vrouw en ik laat ze een plaatje zien van een etnische dame uit Kenia. Ze draagt een rood met blauw geblokt gewaad, een enorme kleurige halsketting van wel 15 centimeter hoog, waardoor haar nek onnatuurlijk lang lijkt, en oversized oorbellen tot op de schouders. ‘Gatver!’ Vol afgrijzen staren ze naar de wonderlijke vrouw. ‘Dat is pas echt lelijk zeg, je kunt wel zien dat ze arm zijn daar.’
‘Nou’, zegt Sophie peinzend, ‘ik denk dat de mensen daar dit wél heel mooi vinden. Dat dit hun mode is.’ Rianne is het daar duidelijk niet mee eens. ‘Dit is geen mode, dit is gewoon traditie.’
‘Maar dat is eigenlijk heel grappig als je erover nadenkt’, zegt Noa. ‘Bij ons loopt niemand in zo’n jurk en bij hen loopt niemand in een broek. Dus ik denk niet dat iets mooi ís, maar dat mooi is wat je gewend bent: wat de meeste mensen dragen.’
Is nu iets mooi omdat het in is? Ik probeer het te problematiseren: ‘Als mensen iets alleen maar mooi vinden omdat iedereen het draagt, zou het dan ook kunnen dat we straks allemaal onze huid gaan verven met glimmende groene verf en verder alleen elastiekjes rond onze bovenbenen dragen en ons hoofd kaal scheren met één pluim op ons hoofd?’
De meisjes barsten in lachen uit. Nee dat kan niet, blijkbaar. Of toch?
Sophie begint al te twijfelen: ‘Nou, je weet het nooit. Vroeger droeg ook niemand fluorescerende kleren of plateauzolen. Je moet altijd even wennen aan de nieuwste mode.’