‘Kippen mag je wel eten, als ze maar een goed leven hebben gehad’, roept 11-jarige Babette. ‘Maar’, zegt Olivier, en hij fronst zijn wenkbrauwen, ‘hoe weten wij nou of die kippen dat hebben gehad? Wij mensen weten dat wel, want dat wordt ons verteld. Maar kippen kunnen helemaal niet denken en zeker niet denken of ze een goed leven hebben gehad. Misschien kunnen we wel helemaal nooit weten of de kippen dat hebben. Dan mag je ze eigenlijk niet eten!’
‘Ja zeg’, brengt Stijn ertegen in, ‘maar hoe zit dat dan met planten? Van de planten weet je ook niet of ze lekker leven. Dan kun je niks meer eten en de mens wil altijd eten.’
‘Waarom eigenlijk?’ zegt Babette bijdehand. Zij heeft uit de vorige filosofielessen gedestilleerd dat een waarom-vraag vaak filosofisch succes heeft.
Sophie laat de existentiële dimensie van deze vraag links liggen: ‘Nou juf, dat vind ik wel een beetje een domme vraag. We moeten toch ook groeien? En daarvoor heb je energie nodig. En die energie haal je uit eten!’ Triomfantelijk kijkt Sophie rond. Zo, dat heeft ze mooi gezegd.
‘Iedereen moet eten, anders gaat hij dood. Kleine baby’s weten al dat ze moeten eten, dat is gewoon aangeboren’, riposteert Olivier.
Julius, die al een tijdje zit te wippen op zijn stoel, wil nu eindelijk ook weleens wat zeggen. ‘Hoe weten je darmen nou dat ze willen eten?’
Ja, hoe weten die darmen dat eigenlijk? En hoe weten je hersens nou dat je moet eten en wat eten is? En waarom zitten we zo in elkaar dat we moeten eten?
De klas lijkt een vertwijfelde consensus te bereiken. Het woord ‘aangeboren’ echoot door het lokaal.
‘Dat je wilt eten staat gewoon in je DNA!’ concludeert David.
Bij Stijn brandt iets op de lippen wat hij ertegen in kan brengen: ‘Maar dat is helemaal niet waar! Het is helemaal niet aangeboren, want bij mij in de straat woont een meisje en dat heeft anorexia. Zij wíl helemaal niet eten.’ De klas kijkt Stijn ongelovig aan.
‘Dat kan toch niet kloppen? Wat erg! Dan ga je toch dood? Hoe kan iemand nu niet willen eten, dat is toch onnatuurlijk? Of is dat soms ook aangeboren?’ roept de klas.
‘Misschien’, zegt Stijn ‘staat het bij haar wel verkeerd in haar DNA geschreven.’