Home Falen mag, maar alleen op weg naar succes

Falen mag, maar alleen op weg naar succes

Door Maurice van Turnhout op 26 maart 2019

Falen mag, maar alleen op weg naar succes
Cover van 04-2019
04-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Het is geen taboe meer om over je mislukkingen te vertellen. Integendeel, je kunt er goede sier mee maken. Zolang het gestuntel maar een illustratie is van je latere succes, constateert Maurice van Turnhout.

‘You gotta make way for the Homo Superior!’ zingt David Bowie in zijn lied ‘Oh! You Pretty Things’ (1971). Refereert Bowie daarmee ook aan zichzelf, als een van de godenzonen van de rockmuziek?

Bowie, het grote mysterie. Ineens was hij daar, de briljante zanger, musicus en acteur, met spandex-outfit en al uit het voorhoofd van Zeus losgeweekt. Zijn talent voor performance was hem aangeboren. Als knaap verbaasde Bowie zijn pantomimeleraar al met zijn natuurtalent. Toch?

Docent Lindsay Kemp moet even nadenken als hem in de BBC-documentaire David Bowie: Finding Fame (2019, Francis Whately) wordt gevraagd naar de eerste stapjes van Bowie als mimespeler. Dan zegt Kemp met zoetgevooisde stem: ‘He was a lot of shit.’ De toekomstige Thin White Duke stond maar wat tegen een denkbeeldige glazen plaat te duwen, het was werkelijk geen gezicht.

Finding Fame ontrolt zich als een kroniek van mislukkingen, uit een periode waarin David Robert Jones nog lang geen David Bowie was, maar een stuntelende knaap met een Beatles-kapsel. Toen Jones in 1965 met zijn bandje The Lower Third een demo opnam, werd in een BBC-rapport opgetekend dat hij er ‘niet bepaald uit sprong’. En de vernederingen volgden elkaar op, de ene afgang na de andere – tot Bowie uiteindelijk definitief doorbrak met Space Oddity (1969).

Er gaat een troostende werking uit van Finding Fame. Je accepteert toch makkelijker dat je een fout maakt op werk of school als je weet dat ook David Bowie de nodige uitglijders op zijn naam heeft gezet. Bovendien biedt die wetenschap hoop voor de toekomst. Als Bowie ooit geen Bowie was, maar net zo’n stuntelaar als jijzelf, dan ligt er voor jou misschien ook nog wel succes in het verschiet!
Wat betekent die behoefte om een idool te zien falen? Volgens filosofen Ad Verbrugge, Govert Buijs en Jelle van Baardewijk leven we in een veeleisende prestatiemaat­schappij, waarin mensen voortdurend met elkaar in competitie zijn. In hun op vwo-scholieren gerichte boek Het goede leven en de vrije markt (2018) schrijven de drie filosofen: ‘Hedendaagse mensen hebben (…) vaak het gevoel dat hun leven een individueel project is, iets dat ze zelf moeten ondernemen en dat ook kan mislukken. Dat kan veel onzekerheid geven.’ Als hoogste gebod geldt een ‘geluksimperatief’: ‘Gij zult het maximale uit uw leven halen en gelukkig zijn!’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Behoorlijk stresserend allemaal. Als je onder zoveel druk staat kan het bevrijdend werken om toe te geven dat falen nog altijd een optie is, en dat bekendere namen dan jijzelf je daarin voorgingen.

CV

Vorig jaar bracht de VPRO de webserie ‘CV der Mislukkingen’ uit, waarin bekende Nederlanders hun minder fortuinlijke momenten deelden, oftewel: de ‘schijnbare mislukkingen’ die hen ‘hebben gemaakt tot wat ze nu zijn’. De serie was bedoeld als ‘hart onder de riem’ voor jongeren die lijden onder prestatiedruk.

Veronderstelde Homo Superiors stapten even van hun voetstuk om te vertellen dat zij het ook niet allemaal cadeau hebben gekregen. Dat er ook bij hen verknalde audities voorkwamen, faillissementen, ontslagen, slechte recensies, verloren races, gemiste kansen. Zo herinnert Chris Zegers zich dat hij ‘vals als een kraai’ zong voor 20.000 man in GelreDome. Zeilster Marit Bouwmeester verloor de kwalificatie Jeugd Olympische Spelen van haar bloedeigen zus.

Tekst loopt door onder afbeelding

Illustratie: Munir de Vries

De ironie is dat de geportretteerden in ‘CV der Mislukkingen’ zonder hun uiteindelijke succes nooit een plek in de serie hadden gekregen. Bouwmeester won in 2016 de gouden medaille, Zegers is een veelgevraagde presentator. Kunnen toegeven dat je faalt is misschien wel bij uitstek een teken van succes. Mensen die onherroepelijk, definitief falen – de gouden plak die nooit komt, het mislukte optreden als slotakkoord van een carrière – houden dat waarschijnlijk liever voor zich.

Wie eerst faalt en vervolgens overeind krabbelt, heeft altijd een amusante of ontroerende anekdote paraat waarmee hij zijn succes van een menselijk gezicht kan voorzien. Cynisch verwoord: een serie als ‘CV der Mislukkingen’ wrijft er bij de kijker in dat deze bekende landgenoten hun falen hebben overwonnen. Waarom is dat bij jou dan nog niet gelukt?

Het idee van de schijnbare mislukking, zoals dat in ‘CV der Mislukkingen’ wordt aangehaald, is in dit verband veelzeggend: dingen kunnen mislukken, maar in het licht van later succes is de eerdere mislukking ineens schijnbaar. Met terugwerkende kracht herschrijven deze Geslaagde Nederlanders hun levensgeschiedenis als een verhaal met een pointe.

Zo meent actrice Romana Vrede dat haar leven geen mislukkingen kent, enkel ‘mooie ervaringen’ die haar als mens gevormd hebben. Modeontwerper Bas Kosters voegt daaraan toe dat niets in zijn leven zonder reden gebeurt. Tijdens een rampzalige stage liep hij bijvoorbeeld zijn grote liefde tegen het lijf.

Tekst loopt door onder afbeelding

Illustratie: Munir de Vries

Blijkbaar is mislukken een kwestie van waar je op de denkbeeldige tijdlijn van je levensloop staat: zit je ermiddenin, dan is de mislukking wezenlijk; sta je er verder vanaf, dan is de mislukking slechts schijn. In de loop der tijd verandert falen van gedaante. Zodanig zelfs dat het iets moois wordt, bijna alsof je het zelf van tevoren zo gewenst en gepland had, zoals bij een kat die per ongeluk naast de tafel springt, zijn rug recht en parmantig rondloopt alsof het al die tijd zijn bedoeling was geweest om het tafelblad rakelings te missen.

Herten

De prestatiemaatschappij waar Verbrugge, Buijs en Van Baardewijk over schrijven vraagt dus om een verheerlijking van falen, waarbij de mislukking positief wordt gewaardeerd als onderdeel van een verhaal. Om bij het zoet te komen moet je eerst door de zure appel heen bijten.

Niet geheel toevallig heeft de afgelopen jaren het werk van Friedrich Nietzsche aan populariteit gewonnen, signaleren Verbrugge, Buijs en Van Baardewijk.

Op het eerste gezicht lijkt de filosoof met de hamer wonderwel te passen in de rol van life coach voor de moderne mens die zijn leven strikt individueel moet vormgeven. Nietzsches ideaal was de Übermensch, ‘de mens die waarlijk vrij en creatief is’ en die als individu zijn eigen waarden schept, tegen de gedeelde moraal van de massa in.

In De wereld als wil en voorstelling (1818) van zijn landgenoot Arthur Schopenhauer las Nietzsche dat het verstandiger is om pijn te vermijden dan vreugde na te jagen, en dat je je daarom maar beter terug kunt trekken bij het veilige haardvuur. Met dergelijk defaitisme kon Nietzsche niet uit de voeten. De levenswijsheid die Schopenhauer voorstond was volgens Nietzsche ‘een advies aan verlegen herten om stil in de bossen te schuilen’.

In De vrolijke wetenschap (1882) schreef Nietzsche dan ook dat pijn en vreugde misschien wel zo sterk met elkaar verbonden zijn dat je het ene niet kunt waarderen zonder precies dezelfde hoeveelheid van het andere te kennen. Je kunt niet himmelhoch jauchzen als je ook niet bereid bent om zum Tode betrübt te zijn. Wil je minder of meer pijn, dan zul je ook minder of meer vreugde moeten accepteren, en omgekeerd. De krachtigste mensen zijn volgens Nietzsche als bomen, die overeind blijven in stormen en rukwinden: ‘Het gif waaraan de zwakkere natuur ten gronde gaat, is voor de sterke versterkend – en hij noemt het ook geen gif.’

In het verlengde van die gedachte schreef Nietzsche een provocerende boodschap aan zijn vrienden, waarin hij hun alle denkbare vormen van ellende toewenste (pijn, wanhoop, ziekte, vernedering enzovoort), omdat ze daarmee als mens weerbaar zouden worden. Alleen door confrontaties met het noodlot kun je immers persoonlijke groei doormaken. Deze opvatting werd gesublimeerd in Nietzsches bekendste aforisme: ‘Wat me niet doodt, maakt me sterker.’

Als het hert Schopenhauer in de vluchthouding stond, dan koos Nietzsche een vechthouding. In zijn filosofie stond voortaan amor fati centraal, het idee dat je je noodlot niet alleen passief ondergaat, maar zelfs tegemoet rent, omarmt, bemint! Durf te falen!

Een van de meest prominente hedendaagse filosofen die Nietzsche uitleggen als life coach is de Zwitsers-Britse Alain de Botton, oprichter van The School of Life. In zijn boek De troost van de filosofie (2000) benadrukt Botton de plaats van falen en succes op de tijdlijn van je leven: het is niet mogelijk om meteen een groot kunstwerk te maken of een fabelachtige minnaar te zijn; die zaken krijg je met vallen en opstaan onder de knie. ‘In het interval tussen aanvankelijk falen en daaropvolgend succes’, schrijft De Botton, ‘in de kloof tussen wie we willen zijn en wie we op dit moment zijn, wachten pijn, onzekerheid, jaloezie en vernedering.’

De Botton legt in deze cruciale passage wel erg veel nadruk op de chronologie van falen en succes. Het ging Nietzsche niet per se om een chronologisch verloop waarbij het een leidt tot het ander, maar om de balans tussen vreugde en pijn die kan leiden tot persoonlijke groei.

Tekst loopt door onder afbeelding

Illustratie: Munir de Vries​​​​​​​

Succesformules

Ook de thought leaders van Silicon Valley laten zich voorstaan op een wereldvisie die op het eerste gezicht sterk overeenkomt met die van Nietzsche. Steve Jobs zag zichzelf als een van Nietzsches oersterke bomen die het vergif van het falen met hun wortels opslurpen en weigeren om het vergif te noemen: ‘There is no such thing as failure – failure is just life trying to move us in another direction.’

In het zakelijk evangelie van Silicon Valley wordt mensen voorgehouden dat ze door veel te falen ook de status van een Jobs kunnen bereiken. Als de weg naar succes voor beroemde creatieve innovators met falen geplaveid was, moet je dus zelf ook vaak op je bek gaan. Daarmee vergroot je je creativiteit en evenredig ook je succeskansen.

Alsof falen een Louteringsberg is die je eerst moet beklimmen, voordat je je gerechte plaats kunt innemen in het Paradijs, naast Übermenschen als Jobs, Elon Musk en Bill Gates. In zekere zin hebben deze ondernemers de plaats ingenomen van idolen als David Bowie – al is het maar omdat de verhalen die ze over zichzelf vertellen in hun autobiografieën zoveel mensen inspireren.

De balans tussen pijn en vreugde, tussen falen en succes, doet in het Silicon Valley-evangelie nauwelijks nog ter zake. Persoonlijke groei is hier immers niet het doel. Falen is slechts een voorstadium van succes, een noodzakelijk onderdeel van de succesformule, iets waar je later goede sier mee kunt maken op feestjes en prijsuitreikingen.

Het kenmerk van succesformules is dat ze altijd achteraf als een sjabloon over succesvolle personen worden gelegd. Mensen die in een vergelijkbaar sjabloon pasten en door allerlei omstandigheden toch geen succes behaalden, worden weggeschreven uit de geschiedenis.

Stressed out

In ‘CV der Mislukkingen’ observeert Stine Jensen dat falen vaak terecht wordt gezien als instrumenteel op de weg naar succes, ‘maar omgaan met echt falen zonder succes, met alle schaamte en vernedering die daarbij hoort, leren we niet’.
Falen mag uit de taboesfeer worden gehaald – graag zelfs –, maar er wordt dan wel direct een nieuw taboe omheen geschapen: het taboe op falen als eindpunt, als iets waar je je – misschien wel badend in de warmte van Schopenhauers veilige haardvuur – definitief bij neerlegt.

Hoe erg is het dat we falen niet als op zichzelf staand fenomeen kunnen verkroppen? Misschien is dat wel de verkeerde vraag. Volgens de nietzscheaanse logica kan falen immers niet bestaan zonder succes te smaken.

Dan is er dus een andere bril nodig waarmee je naar falen en succes kunt kijken. Nu rust alle druk op de schouders van het individu, dat zich bij elke stap aan de prestatiemaatschappij moet verantwoorden. De schoolgang wordt meetbaar gemaakt in een Cito-toets, elke ontmoeting is een potentiële elevator pitch, een gat in het cv wordt beschouwd als een onuitwisbare schandvlek – of toch in elk geval als iets waar je een goed excuus voor moet hebben.

Tekst loopt door onder afbeelding

​​​​​​​Illustratie: Munir de Vries

Popmuziek gaat niet meer zo vaak over jezelf vormgeven als Homo Superior of je ouders tot waanzin drijven. Voor elk ‘I Wanna Be A Billionaire’ is er een lied dat fungeert als een ventiel voor prestatiedruk. In ‘Stressed Out’ van Twenty One Pilots mijmert Tyler Joseph (30): ‘Wish we could turn back time, to the good old days / When our momma sang us to sleep, but now we’re stressed out.

Hieruit spreekt een zucht naar de moederborst die de geijkte weemoed overstijgt. Hier klinkt een verlangen naar de kinderjaren als laatste periode van je leven waarin je onbelemmerd mag stuntelen, waarin een maand luieren niet meteen om een alibi vraagt. Het toont hoezeer de marge om te stuntelen, ofwel resultaatvrij te falen, is verkleind.

Hoe goedbedoeld ook, een ‘CV der Mislukkingen’ slaat de plank mis om falen bespreekbaar te maken door de gekozen vorm van een schuldbekentenis. Die vorm zou Nietzsche te veel doen denken aan het protestantse arbeidsethos. Door je falen te bekennen denk je jezelf te bevrijden van de drukkende schuld, maar je identificeert jezelf er juist mee. Hiermee bevestig je de maatschappelijke rol van falen als deel van later succes.

Normen

Door het buitengewone van hun persoonlijke succes bepalen ondernemers als Steve Jobs, Elon Musk en Bill Gates deels de maatschappelijke normen ervoor. Falen wordt in een prestatiemaatschappij dan ook vaak ervaren als we er niet in slagen aan deze normen te voldoen – en zei Nietzsche niet dat we juist maatschappelijke normen van ons af moesten werpen voordat we onszelf waarachtig kunnen ontplooien? Dat is de paradox van de Übermensch: als aansprekend voorbeeld schept hij of zij maatschappelijke normen, die we vervolgens moeten verwerpen om er zelf eentje te worden.

Verbrugge, Buijs en Van Baardewijk wijzen erop dat Übermenschen in de nietzscheaanse betekenis uitermate schaars zijn. Het gros van de mensen is helemaal niet bij machte om zo’n eigengereid leven te leiden.

En uit het geval van Tesla-CEO Elon Musk blijkt dat ook veronderstelde Übermenschen niet zo vrij zijn als je misschien zou denken. Vorig jaar zomer bekende Musk aan The New York Times dat hij ernstig gebukt ging onder de druk van het leidinggeven aan zijn bedrijf. Af en toe werkte hij drie of vier dagen non-stop; het was zeventien jaar geleden dat hij voor het laatst langer dan een week vrij had kunnen nemen – en toen kwam het doordat hij malaria onder de leden had.

Stressed out, Mr. Musk? De Übermensch schiet Tesla’s naar Mars, maar is tegelijkertijd een slaaf van zijn succes geworden. Is dit dan de prijs waar we naar moeten verlangen?

Het is tijd om deze maatschappelijke normen te verwerpen en het individu te bevrijden van de last op zijn schouders. Om succes niet meer gelijk te stellen aan geluk. Om te benadrukken dat niemand als selfmade man/woman volledig verantwoordelijk kan zijn voor zijn eigen succes en falen.

Een andere oplossing dan een collectieve lijkt er niet te zijn, anders spreek je het overvraagde individu alsnog aan op iets wat anders moet, béter moet. Zoals de Nijmeegse filosoof Jeroen Linssen schrijft in zijn nieuwste boek Hebzucht, is het echter niet makkelijk om als gemeenschap los te komen van het ‘ijzeren waarheidsregime’ van de vrije markt, waarin succes gelijkstaat aan ‘waar’ en falen aan ‘onwaar’, en waarin ieder individu een start-up is die met anderen concurreert. Je kunt over aristotelische deugdethiek en het goede leven schrijven tot je een ons weegt, maar we zijn zo van deze logica doordrongen dat we nauwelijks nog op een andere manier kunnen denken. Linssen haalt daarom Michel Foucault aan, die zijn eigen draai aan Nietzsche geeft: ‘Misschien is onze taak van vandaag niet te ontdekken wie we zijn, maar te weigeren wie we zijn.’

Weigeren te slagen, weigeren te falen. Is het een haalbaar alternatief, of is zo’n krankzinnige oproep tot zelfverloochening… gedoemd om te falen?