Home En dan eindelijk De Tao van de Tao zelf

En dan eindelijk De Tao van de Tao zelf

Door Michel Dijkstra op 27 april 2010

Cover van 04-2010
04-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

De Tao van leiderschap, De Tao van fysica, De Tao van de Nieuwetijdskinderen… Terwijl de ene na de andere verre verwant opdook, ontbrak nog altijd een goede vertaling van Lao Zi’s klassieker Het boek van de Tao en de innerlijke kracht. Tot Kristofer Schipper deze leemte vulde.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Betrouwbare woorden zijn niet fraai.
Fraaie woorden zijn onbetrouwbaar.

Een verstandig mens is niet geleerd.
Een geleerd mens is niet verstandig.

Goede mensen praten niet veel.
Wie veel praat is niet goed.

De wijze pot niet op.
Als hij wat hij heeft aan anderen geeft,
dan heeft hij zelf nog meer.

Met deze paradoxale aforismen eindigt Het boek van de Tao en de innerlijke kracht, een klassieker uit de Chinese filosofie. Hoewel dit boek als de meest vertaalde tekst na de Bijbel bekendstaat, ontbrak er voor het Nederlandstalige publiek een standaardvertaling uit het Chinees. Kristofer Schipper heeft deze leemte definitief opgevuld. Zijn vertaling munt uit door eenvoud en poëtische zeggingskracht.
In zijn kernachtige inleiding bespreekt Schipper de hoofdlijnen van deze filosofische dichtbundel, die uit de vierde eeuw voor Christus stamt en toegeschreven wordt aan de obscure Lao Zi (‘Oude Meester’). Centraal staat het nagenoeg onvertaalbare begrip ‘Tao’, vaak omschreven als ‘methode’, ‘techniek’ of ‘weg’. Tao is volgens Schipper echter geen weg die de mens bewust moet volgen om gelukkig te worden, noch een dwingende norm voor een zinvol leven. In plaats daarvan duidt het woord de natuurlijke, chaotische toestand van de kosmos aan, voordat de dingen ontstonden. De eerste versregels van deze – ook wel Daodejing genoemde – tekst benadrukken dat deze toestand volstrekt mysterieus is en daardoor het menselijk kenvermogen overstijgt: ‘De eeuwige Tao kan niet in woorden worden uitgedrukt.’ Zo kan de mens nooit begrijpen hoe het universum is ontstaan.

Terugkeren
De consequentie van deze opvatting is dat de mens bescheiden moet blijven in zijn filosofische speculaties. In plaats van zich over te geven aan metafysische haarkloverijen over het ontstaan van het universum of het bestaan van de ziel, kan hij zich beter richten op het hier en nu. Volgens de taoïsten komt het erop aan in dit leven het contact met de mysterieuze Tao terug te vinden: ‘Teruggaan: dat is de dynamiek van Tao!’ Uit Tao komen alle dingen namelijk op spontane wijze voort, maar deze oorsprong blijft ook in de dingen aanwezig als hun innerlijke kracht (de). Wie zijn levenskracht aanboort, keert terug naar Tao.
Volgens Schipper is deze kracht het sterkst als de mens net geboren is: ‘Dan doen we alles nog spontaan, zonder te vragen waarom en hoe.’ Gaandeweg raakt de mens zijn spontaniteit echter kwijt. Hij wordt berekenend en jaagt achter zijn gefixeerde verlangens en dromen aan. Een manier om de oorspronkelijke spontaniteit te hervinden, is het beoefenen van wuwei, dat Schipper als ‘niets doen’ vertaalt. Anders dan deze term suggereert, gaat het hier niet om passiviteit, maar om een natuurlijke, open manier van handelen. De mens moet afleren alles volgens een vooropgezet plan te willen doen. Wie de wereld geheel ongekunsteld tegemoet treedt en in die zin ‘niets doet’, kan juist overal een helpende hand bieden: ‘Wie studeert vermeerdert dag bij dag./ Wie over de Tao hoort vermindert dag bij dag./ Minder en minder,/ net zo lang totdat het nietsdoen bereikt is./ En door niets te doen blijft niets ongedaan.’
Schipper merkt op dat het ‘niets doen’ in de Daodejing vele vormen aanneemt. Zo stelt het achtste gedicht dat de mens een voorbeeld kan nemen aan het water, want: ‘Water doet alle dingen goed, zonder te wedijveren.’ Andere vormen van het niets doen zijn relativering, tevreden zijn met wat je hebt en leren ontspannen. Heel praktisch is de raadgeving je niet op te offeren, omdat niemand daar wat aan heeft. Schipper vat al deze modi van het ‘niets doen’ samen in een elegante formulering: ‘Uit liefde en respect voor het leven in jezelf zoeken naar de bron van de innerlijke kracht.’Hierbij moet de mens er wel voor waken dit bereiken van de bron als een vastgelegd doel te zien. Wie spontaan wil zijn, wordt het juist niet.

De Wijze
De man of vrouw die erin slaagt zijn innerlijke kracht te hervinden en de Tao te volgen, wordt een Wijze genoemd. Deze persoon is ‘sereen als een nog ongeboren kind’. Omdat hij niet met zichzelf te koop loopt of haantje-de-voorste wil zijn, maakt hij in de ogen van de grote massa een klunzige indruk. Ondertussen doet hij echter op volstrekt onopvallende en spontane wijze goed aan alle mensen. Net als de Tao, die in alle dingen evenveel aanwezig is, maakt hij geen onderscheid tussen personen die hij wel en niet aardig vindt. Hij staat zo open in de wereld dat hij zelfs geen eigen hart heeft: ‘De Wijze, in de wereld/ neemt alles, ontvangt alles,/ om zo het hart te zijn waarin de hele wereld zich verzamelt./ Aan allen schenkt de Wijze zijn kinderlijke glimlach.’ Het is zijn grootste vreugde om al zijn goedheid belangeloos aan zijn medemens te schenken. Paradoxaal genoeg vergroot hij door dit geven zijn vrijheid en spontaniteit nog meer. Vanzelfsprekend is dit beeld van Wijze een ideaal, dat de mens slechts met veel vallen en opstaan kan realiseren.
In zijn commentaar bij het slotvers stelt Schipper dat Het boek van de Tao en de innerlijke kracht geen fraaie woorden bevat. Toch heeft zijn vertaling een grote literaire kwaliteit. Door Schippers eenvoudige, directe taalgebruik hebben Lao Zi’s verzen een optimale zeggingskracht. Daar komt bij dat de vertaler ieder gedicht belicht in een even kort als lucide commentaar. Deze helderheid maakt van zijn Daodejing een leesvriendelijke editie, die zich aangenaam onderscheidt van esoterische of dorre wetenschappelijke versies. Zijn grootste verdienste is dat hij de taoïstische filosofie zonder omwegen presenteert. In die zin is hij zelf ook een taoïst. Schipper grijpt niet in, maar brengt Lao Zi’s leer zo ongekunsteld mogelijk over.