Home Een sprookje waar we in zijn gaan geloven

Een sprookje waar we in zijn gaan geloven

Door Anne Havik op 19 juni 2009

06-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

Ook al is ware liefde een illusie, toch levert het veel op om erin te blijven geloven. ‘De wens om die liefde te verwezenlijken’, zegt de Duitse filosoof Richard David Precht, ‘kan ons motiveren om net zo lang aan onszelf te sleutelen tot we bijna de ideale partner zijn. Dat liefde een fictie is, doet er weinig toe.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Over weinig onderwerpen is zoveel geschreven als over de liefde. Boeken vol met tips over hoe we vurige minnaars kunnen worden, hoe je de liefde jong houdt of je relatie kunt redden, boeken met biologische verklaringen voor typisch mannelijk of vrouwelijk gedrag, en ga zo maar verder. Hebben we iets aan die boeken? Niet echt, volgens de Duitse schrijver en filosoof Richard David Precht. Want liefde is vooral een ‘chaotisch gevoel waar je niet veel orde in kunt aanbrengen. Er zijn geen regeltjes voor, je wordt geen betere minnaar door tips, of goede gesprekken met een psycholoog. Dat tóch willen, berust op een van de grootste misverstanden die er over de liefde bestaat: dat de behoefte aan romantiek een aangeboren menselijke behoefte is. Een verlangen dat je kunt vervullen als je maar de juiste handelingen verricht, zoals je een boterham eet als je honger hebt, of slaapt als je moe bent.’

In zijn nieuwste boek Liebe. Ein unordentliches Gefühl stelt Precht dat onze behoefte aan romantische liefde niet voortkomt uit ons lichaam, maar uit onze verbeelding. ‘Het beeld van romantische liefde is ontstaan in de fictie, driehonderd jaar geleden ongeveer, in liefdesromans voor vrouwen. Vroeger trouwden mensen helemaal niet uit liefde met elkaar. Vrouwen werden uitgehuwelijkt, zaten vervolgens thuis, en terwijl de man een eigen leven buitenshuis leidde, droomden zij van iets anders. Literatuur was een middel om die droom te bevredigen, op dezelfde manier als kunst dat bij het verlangen naar schoonheid doet.’
Het beeld dat in die liefdesromans werd neergezet, dat van die ene, grote, ware liefde waarin we alles vinden wat we nodig hebben, en de belofte aan een leven lang geluk met z’n tweeën, is in stand gehouden door latere schrijvers van boeken, soaps, reclames en liefdesliedjes, en filmmakers in Hollywood. Dat beeld bepaalt volgens Precht hoe wij nu over de liefde denken. ‘We geloven wat we zien, liefde wordt ons voorgesteld als een sprookje, en dat sprookje zien we nu voor de werkelijkheid aan. We zijn door de eeuwen heen de films gaan naspelen. Het beeld bepaalt ons handelen en de fictie is onze werkelijkheid geworden. Maar het is een werkelijkheid van de geest, niet van het lichaam.’
Is dat onderscheid belangrijk? Voor Precht wel. In zijn boek verzet hij zich hevig tegen iedere vorm van evolutionaire psychologie, die de liefde verklaart als een biologische noodzaak. Liefde zou ontstaan zijn in de prehistorie, als overlevingsstrategie van vrouwtjes die sterke mannetjes aan zich wilden binden om hen en hun jongen te beschermen. Als we Darwin moeten geloven, zou de liefde zijn voortgekomen uit de zoektocht naar een partner met de beste genen voor het nageslacht. Onzin, volgens Precht, want er bestaat geen enkele aanwijzing voor de gedachte dat mensen in de oertijd monogaam waren, en in de praktijk zetten we onze zinnen tegenwoordig niet op een partner met de beste genen, maar op een partner die het best bij ons past. ‘We kennen alleen een monogame mensaap, de gibbon. Alle andere aapachtigen leefden vroeger in polygame groepen. De mens ook. En wat Darwin betreft: als we verliefd worden op iemand, die we uit liefde trouw blijven, spreekt dat de belangen van de natuur tegen, omdat we dan onze genen niet meer zo veel mogelijk verspreiden. Door liefde biologisch te verklaren, begrijpen we er alleen maar steeds minder van.’

Rode rozen
Maar wat kun je van de liefde begrijpen als die een sprookjesachtig ideaal blijkt te zijn? Hoe werkt liefde in de praktijk, en heeft het nog wel zin om in de ware te geloven? De antwoorden op die vragen liggen volgens Precht in eerste instantie in de psychologie. ‘Mensen doen elkaar na, net als apen, en dat geldt in de liefde ook. Ik geef mijn vrouw bijvoorbeeld ieder jaar op onze huwelijksdag rode rozen. Waarom eigenlijk? Het is niet origineel, het wordt door iedereen gedaan en het verrast mijn vrouw niet eens meer, want ik doe het ieder jaar. Toch denk ik dat ze raar zou staan te kijken als ik ineens met een rododendron aan zou komen. Het beeld dat we van de liefde hebben, schept nu eenmaal verwachtingen en die bepalen ons gedrag.’
Behalve door boeken, films en liefdesliedjes, waarin aan de lopende band mannen vrouwen kussen bij maanlicht, hen op hun knieën ten huwelijk vragen en hun rode rozen geven, worden de verwachtingen ook bepaald door de ervaringen die ieder mens zelf in de loop der tijd opdoet. Precht: ‘De eerste liefdeservaring waar je mee te maken krijgt, ligt in je jeugd: in de relatie die je als kind met je ouders hebt. De liefde tussen moeder en kind zien we in de natuur ook. In zekere zin is die liefde onvoorwaardelijk en heeft die een doel, want het kwetsbare kind wordt beschermd tegen de gevaren in de grote buitenwereld. Op het moment dat je je in de puberteit losmaakt van je ouders, zoek je onbewust naar iets wat de geborgenheid die je bij je ouders vond – of niet vond, maar waar je naar verlangde – kan vervangen. Daarbij ontwikkel je op die leeftijd het gevoel voor seksualiteit. Het fictieve aan het beeld dat we nu van de romantische liefde hebben, is de gedachte dat zowel onze seksuele behoefte als die aan geborgenheid vervuld kan worden door één persoon. Dat is een modern misverstand.’
Die twee behoeften spreken elkaar tegen, volgens Precht. Want de ene zoekt naar opwinding en de andere juist naar rust. ‘Het gebeurt maar heel zelden dat twee mensen bij elkaar alles vinden wat ze zoeken. Maar dat is genoeg om andere mensen hoop te geven.’

Beperkingen leren kennen
De liefde heeft, meent de filosoof, in zekere zin de plaats ingenomen van de religie. Net zoals rituelen worden uitgevoerd om een God te eren, staat in de liefde alles in dienst van het geloof in die ene ware. ‘Tegenwoordig trouwen we uit liefde met elkaar. Vroeger gaf het huwelijk vooral sociale zekerheid. In tegenstelling tot een halve eeuw geleden scheiden mensen nu als ze het idee hebben dat die liefde in hun huwelijk ontbreekt.’
Trouwen uit liefde noemt Precht vooral ‘een luxe’. De welvaart in onze maatschappij heeft ervoor gezorgd dat we vrij zijn in onze keuze om te trouwen of niet. We zijn onafhankelijk geworden, in financieel opzicht, en bepalen nu zelf of en met wie we willen samenleven. Die vrijheid maakt ons gelukkig, omdat we tijd overhouden om onszelf en onze idealen te verwerkelijken. Maar aan de andere kant heeft die vrijheid ook een keerzijde. ‘Wie alleen maar handelt naar zijn idealen, loopt het risico dat hij de realiteit uit het oog verliest. Als je geobsedeerd bent door die ene allesomvattende, grote, ware liefde, loop je het risico dat je die je hele leven blijft najagen en geen genoegen meer neemt met wat het gewone leven je biedt.’

Maar als de romantische liefde een fictief ideaal is, hoe voorkom je dan dat je de realiteit uit het oog verliest? Wat is de realiteit van de liefde? ‘Die wordt bepaald door de positie die je er zelf in inneemt’, luidt het antwoord van Precht. ‘Door na te gaan in hoeverre jouw handelingen worden bepaald door je eigen ideaal en door te begrijpen welke rol je opvoeding daarbij heeft gespeeld, krijg je een reëler beeld van hoe de liefde in je eigen leven vorm heeft gekregen. Met die kennis kun je opnieuw naar jezelf kijken en misschien je houding in de liefde veranderen.’
Behalve door het beeld waar we in de samenleving voortdurend mee worden geconfronteerd, speelt ook de relatie van onze ouders met elkaar bijvoorbeeld een grote rol in hoe we ons zelf in de liefde gedragen, zegt Precht. ‘Zij doen ons in de praktijk immers de liefde voor – zelden zo ideaal als ons in films wordt voorgespiegeld. Bij de keuze voor een partner kiezen we onbewust vaak voor iemand die precies op een van de ouders lijkt, of helemaal tegenovergesteld is als het voorbeeld teleurstelde. En zelf stellen we ons, zonder dat we het willen, vaak net zo op als de andere ouder. Door je ook met de beperkingen bezig te houden die je van je ouders hebt meegekregen, leer je iets over jezelf en over wat het betekent om mens te zijn. Door daarnaar te kijken, door aan je eigen gedrag en houding in de liefde te werken, geeft de romantische liefde je leven een missie: zelf de ideale partner worden. Zo’n missie geeft het leven zin.’

Patchworkgezin
Precht zelf scheidde van zijn vrouw, met wie hij een zoontje heeft. Hij hertrouwde met de Luxemburgse presentatrice Caroline Mart, moeder van drie kinderen. Samen zijn ze nu de ouders van een ‘patchworkgezin’. Denkt Precht dat zijn zoon daardoor een ander beeld zal krijgen van de romantische liefde? Wat betekent al dat scheiden, meer in het algemeen, voor ons beeld van de liefde in de toekomst? Precht: ‘Dat weet ik niet. Zelf heb ik niet het idee dat mijn zoon last heeft van het feit dat zijn ouders gescheiden zijn en dat zijn vader getrouwd is met een andere vrouw met kinderen. Maar pas als hij volwassen is, zal blijken of ik me vergist heb of niet.’ Ook de kinderen van zijn vrouw lijden volgens hem niet onder de omstandigheden. ‘Ze zien mij als een vaderachtig figuur, en ik kan het heel goed met ze vinden.’

Precht vermoedt wel dat de traditionele waarden aan kracht zullen inboeten: het beeld van het ideale gezin is immers net zo fictief als het beeld van de romantische liefde. ‘Veel gezinnen vallen tegenwoordig uit elkaar omdat de ouders het sprookje missen: als een van beide partners vreemd gaat, of zich niet als de ideale vader, moeder of geliefde gedraagt, wordt de relatie verbroken. Over het algemeen is een scheiding beter voor de kinderen dan de strijd om het ideaal, omdat de ouders er zelf gelukkiger van worden en de kinderen niet langer lijden onder de spanningen in huis. Wat dat betekent voor het beeld dat zij van de liefde hebben betekent, zullen de jaren uitwijzen.’
Het ideaal van de romantische liefde zet ons in beweging, bepaalt ons handelen en moedigt ons aan om onze dromen waar te maken. We willen allemaal de ideale partner worden, tegelijk opwindend en begripvol zijn. We vragen ons allemaal van tijd tot tijd af of we wel de ideale vader of moeder zijn. En zolang we daarbij de realiteit niet uit het oog verliezen, maakt dat ons, volgens Precht, tot gelukkige mensen. ‘De wens om het ideaal te verwezenlijken kan ons motiveren om net zo lang aan onszelf te sleutelen tot we bijna de ideale partner zíjn. Dat dat beeld een fictie is, doet er eigenlijk weinig toe. Het kan ons veel leren over wie we zelf zijn. Dat geeft ons het gevoel dat ons leven zin heeft. Misschien zal het beeld van de romantische liefde uiteindelijk weer verbannen worden naar het domein van de fictie, als onze welvaart minder wordt, bijvoorbeeld en we weer moeten trouwen om financiële zekerheid te krijgen, maar helemaal verdwijnen zal het nooit. Mensen zullen blijven dromen, en dat maakt het leven mooi. Liefde is niet alles in het leven, maar zonder liefde is alles niets.’

In het Nederlands verscheen van Precht Wie ben ik en zo ja, hoeveel? (uitg. Nieuw Amsterdam, 2008)