Peter Sloterdijk omarmt de wereld, bevoelt en beklopt haar met instemming en vol genot. Zonder zijn optimisme te verliezen, zijn in zijn nieuwste boek voor het eerst de schaduwen zichtbaar van onze uittocht over de wereld.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De Duitse filosoof Peter Sloterdijk is een meesterverteller van grote verhalen. Anderhalf jaar geleden verschenen deel één en twee van zijn Sferen-trilogie in het Nederlands, in 950 bladzijden. In het eerste deel, Bellen, blies hij de esoterische traditie in de filosofie nieuw leven in: het boek handelde over de breekbaarheid van de liefde, de kwetsbaarheid van de ziel en de sferen waarin deze tot stand komen. Deel 2, Globes, ging over grotere ruimtes: Sloterdijk beschreef hoe de mens zich aanvankelijk in kleine groepen verschool om zich te weren tegen de buitenwereld en hoe hij zich daarna in steeds grotere groepen, steden en imperia thuis ging voelen. Globes eindigde in de tijd van de ontdekkingsreizen.
Vorig jaar kwam in Duitsland het derde deel uit van Sferen: Schäume (opnieuw 916 bladzijden). De Sferen-trilogie vindt hierin een wat rommelige afsluiting: het gaat over hoe de mens zich afscheidde van de dierenwereld, over moderne oorlogvoering, over de architectuur van stadions, over ruimtevaart, en nog veel meer. De metafoor van het schuim houdt het geheel bij elkaar. Tegenwoordig is er geen centraal punt meer van waaruit de mens alles kan overzien en beheersen. In plaats daarvan zijn er ontelbaar veel gezichtspunten: ieder is ontwerper van de eigen leefwereld en zit als een bel in het schuim tussen anderen. Voorheen waren grote delen van de mensheid overgeleverd aan de grillen van de natuur en de lokale machthebber. Tegenwoordig heeft – althans in het Westen – de technologie mensen bevrijd en hen van objecten in actieve subjecten omgevormd. Sombere predikers als Adorno en Heidegger zagen de techniek als bron van vervreemding en nieuwe slavernij. Sloterdijk, daarentegen, betoogt dat de techniek welvaart toegankelijk heeft gemaakt voor grote groepen.
Ontremd
Schäume kan gelezen worden als een lofzang op de ondernemende mens die met behulp van techniek en creativiteit de lichtheid van het bestaan viert. In het onlangs verschenen Im Weltinnenraum des Kapitals (450 bladzijden) komen de schaduwzijden van het ondernemerschap meer aan bod. Dit nieuwe boek is strakker gecomponeerd dan Schäume en stoomt sneller naar zijn conclusie. Hier heet de moderne mens agressief, eenzijdig en ontremd. De expansieve vorm van ondernemerschap zou behoren tot een voorbije fase in de geschiedenis. Techniek en creativiteit werden sinds de vijftiende eeuw voornamelijk gebruikt om te roven, te koloniseren en te onderdrukken. Onze tijd is daarvoor te druk en te snel geworden. Volgens Sloterdijk bevinden we ons inmiddels in de derde en afrondende fase van de globalisering. In Globen liet Sloterdijk zien hoe bij de Grieken lokale kosmologieën een globaal karakter kregen. De eerste fase van de globalisering begon daar in woord en gedachte. Pas veel later voegde men de daad erbij. Im Weltinnenraum des Kapitals vertelt over de tweede globaliseringsfase, die van de ontdekkingsreizen, en over de derde fase waarin de globalisering feitelijk afgerond is, en er een tijd van coöperatie volgt op de voorafgaande periode van eenzijdige operaties.
De ontdekkingsreizigers namen risico. Ze wisten niet wat er achter de horizon lag, maar gokten erop dat hun maandenlange zeetocht uiteindelijk voordeel zou opleveren. Volgens Sloterdijk liggen hier de wortels van het nieuwe menstype van de ondernemer, die risico’s neemt om ongewisse kansen te exploreren. Het volgt op de Middeleeuwse mens, die zich passief onder een patroon schikte.
Sinds die tijd, tot in de twintigste eeuw, het tijdperk van de ‘aardse globalisering’, werd de mens almaar mobieler: beweging en daardoor ontremming kregen een positieve betekenis. De Verlichting ziet Sloterdijk als een poging tot zelfbewapening tegen valse influisteringen: verlicht is degene die zijn actieve grensoverschrijdingen kan duiden als daad van de vrije wil. (Post)moderne raadgevers, zoals consulenten en managementgoeroes motiveren tot activiteit door beloftes van vernieuwing en pret. De moderne woonplaats heeft het karakter van een basiskamp gekregen. Vanuit die tijdelijke verblijfplaats surft men op de zeeën van internet en gaat men op expeditie naar markten en verre oorden om aankopen en ervaringen te verwerven.
Infospace
De westerse expansie is inmiddels op tegenstand gestuit en tot stilstand gekomen. Alle plaatsen op aarde zijn bekend en wie tegenwoordig op expeditie gaat moet niet verwachten de eerste te zijn of nog te kunnen domineren. De aarde is volledig in kaart gebracht. In plaats van een uittocht en expansie in één richting is het sleutelwoord van tegenwoordig tweerichtingsverkeer. Het verkeer is zo efficiënt geworden dat eenzijdige acties onvermijdelijk leiden tot ongelukken. Wie vroeger ongestoord kon roven en plunderen in verre oorden moet nu niet verbaasd opkijken wanneer van alle kanten wordt teruggeslagen. In onze tijd keert de daad terug naar de plaats waar de dader vandaan kwam. Op bommen die de ene dag op Fallujah vallen, volgen de dag erna onthoofdingsvideo’s op beeldschermen in Philadelphia of Frankfurt.
Terrorisme ziet Sloterdijk als een nabootsing van de Europese expansie, uitgevoerd in de verkeerde tijd door de verliezers van de globalisering. Anders dan ten tijde van Columbus is er geen land meer te veroveren met geweld, nu alle plaatsen op aarde reeds bewoond zijn. De enige plaats waar het terrorisme welig kan tieren is die van de infospace, de media. Daar is het terrorisme een belangrijke content provider geworden. Bij de rijke westerlingen die zich vervelen in hun rijkdom vinden hysterische boodschappen over een extern kwaad gretig aftrek. Deze situatie zal niet snel veranderen meent Sloterdijk: ‘Wie het terrorisme werkelijk zou willen bestrijden, zou haar wortels in de doodsfascinatie van de terreuracteurs en haar publiek moeten doorsnijden, maar dat zou tegen de wetten van het geglobaliseerde amusement ingaan.’
Een belangrijker probleem dan de aanval van fundamentalisten is het fundamentalisme van de aanval: het terrorisme, het neoliberalisme en het Amerikanisme hebben gemeen dat ze uit hetzelfde voorbije veroveringstijdperk stammen. Aanhangers menen met eenzijdige aanvallen op samenlevingen hun doel naderbij te brengen, of dat nu de mondiale umma (geloofsgemeenschap) is, de totale uitverkoop van de wereld, of olie voor enkelen onder het motto ‘democratie voor allen’. In Amerikanologie, het meest uitgesproken kritische hoofdstuk uit het boek, betoogt Sloterdijk dat de Verenigde Staten een schurkenstaat is die de uitzondering vormt op de coöperatieregel. Amerika met zijn geloof in eigen straffeloosheid en status van uitverkorene is het land van het ‘reëel bestaande escapisme’.
Ondertussen worden in het Westen de vroegere vanzelfsprekendheden van cultuur en identiteit vervangen door de mogelijkheden van het geld. Handelden mensen voorheen uit noodzaak en gebrek, nu doen ze dat op de wankele basis van grillen. Wezenskenmerk van onze tijd is een chronisch ambivalente stemming van ‘diffuse verveling’, en ‘ongespecificeerde stress’, waarin mediaboodschappen van kunstmatige alarmering en paniekbezwering elkaar opvolgen. Bij alle mobilisering, globalisering en versnelling lijkt de wereld ineen te krimpen en de mens zichzelf kwijt te raken. Is hier nog verzet tegen mogelijk? Volgens Sloterdijk wel, namelijk in de categorie van het ‘oncomprimeerbare’. Daarmee doelt hij op zaken die niet sneller of efficiënter uitgevoerd kunnen worden. Wie een taal leert, kan dat nog steeds niet door een leerboek onder het kussen te leggen. Wie een kind wil baren, kan dat niet uitbesteden. Voor leven en wonen is altijd ruimte nodig, al is het soms niet meer dan de schamele ruimte in een vliegtuig of een kartonnen doos aan de periferie van een wereldstad. Het lokale verzet zich tegen de opdringerigheid van het globale.
In deze derde fase van globalisering zitten we met de hele wereld in hetzelfde schuitje. Hoe houden we het spanningsveld tussen het lokale en het globale in toom? Dat wil zeggen: hoe kunnen zinnige nieuwe samenwerkingsverbanden worden gecreëerd nu de traditionele natiestaten steeds minder belangrijk worden? Hoe kan de enorme kloof tussen rijk en arm wereldwijd overbrugd worden? Hoe kan in een gefragmenteerd lokale wereld het globale probleem van de ecologie worden opgelost? Hoewel Sloterdijk uiteraard geen pasklare oplossingen hiervoor heeft, weet hij met concepten als ‘het oncomprimeerbare’ en ‘het lokale’ richting aan te duiden waar oplossingen gezocht zouden kunnen worden.
Hippie
De gelijktijdig verschenen interviewbundel De hartslag van de wereld is minder groots. De Franse filosoof Alain Finkielkraut neemt in gesprek met Sloterdijk de moderne tijd door. Beiden zijn van de generatie van 1968 maar hebben daar afstand van genomen. Als intellectuelen bemoeien ze zich alle twee met van alles en nog wat, maar daar houdt de vergelijking wel op. Sloterdijk blijft zoals altijd een wat zweverige provocerende hippie. Finkielkraut bewandelt de inmiddels platgetreden paden van de correctheid van het politiek incorrecte, met zijn bezwaren tegen het multiculturalisme en voorkeur voor traditionele normen en waarden. De denkers springen van de hak op de tak. Daardoor leiden tegenstellingen tussen hen niet tot een zinvol gesprek maar tot warrige mini-betogen. Ze blijven (te) hoffelijk, maar de wat zure toon van Finkielkraut bepaalt de sfeer.
Sloterdijks originele taal en denken komen in zijn eigen boeken veel beter tot zijn recht en blijken zelf oncomprimeerbaar te zijn. Als Gesamtkunstwerk verdraagt Weltinnenraum weinig tegenspraak. Het kan hoogstens heel algemeen vergeleken worden met werken van anderen over globalisering. Dan valt op dat Sloterdijk wars is van alle hysterie. Het idee dat we aan de rand van de afgrond staan, en dat ingrijpen onvermijdelijk zou zijn, daar houdt Sloterdijk niet van. Juist de reflex om overal ‘in te grijpen’ bekritiseert hij. In die zin lijkt zijn werk niet op dat van denkers uit de andersglobaliseringsbeweging die het tij van voortschrijdende technische ontwikkelingen en vercommercialisering willen keren. Evenmin heeft hij iets op met neoconservatieven wier geigertellers al alarm slaan als ze het woord islam horen. Sloterdijk citeert, nu de globalisering voltooid is, Francis Fukuyama met zijn afkondiging van het ‘einde van de geschiedenis’, zonder dat hij diens conclusie aangaande de overwinning van democratie en vrije markt overneemt. Het spannendst is Im Weltinnenraum des Kapitals wanneer hij onverwachte psychologische dwarsverbanden ziet in de geschiedenis. Zo ziet hij overeenkomsten in de voortvarendheid van de ontdekkingsreizigers en de bravoure van hedendaagse captains of industry. Door zijn concept van globalisering te koppelen aan een beschouwing van de manier waarop de menselijke geest zich het afgelopen halve millennium heeft ontwikkeld, gaat Sloterdijk verder dan veel andere denkers over globalisering.
Im Weltinnenraum des Kapitals. Für eine philosophische Theorie der Globalisierung, door Peter Sloterdijk, uitg. Suhrkamp, Frankfurt am Main 2005, 415 blz., € 24,80
De hartslag van de wereld, door Peter Sloterdijk en Alain Finkielkraut, vert. Walter van der Star, uitg. Boom, Amsterdam 2005, 208 blz., € 19,95