Home Echte religie zit diep in jezelf

Echte religie zit diep in jezelf

Ware religie is niet in de kerk te vinden, maar diep in jezelf, zei de Duitse theoloog en filosoof Friedrich Schleiermacher.

Door Maarten Meester op 31 maart 2008

Friedrich Schleiermacher filosoof theoloog theologie

Ware religie is niet in de kerk te vinden, maar diep in jezelf, zei de Duitse theoloog en filosoof Friedrich Schleiermacher.

03-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Religie mag dan terug zijn, zoals we tegenwoordig zo vaak horen, maar in welke vorm? Volgens het Kruispunt-onderzoek ‘God in Nederland’ blijft het kerkbezoek afnemen. Toch noemt nog altijd ruim zestig procent van de Nederlanders zichzelf gelovig. ‘Het religieuze landschap zal steeds onoverzichtelijker worden,’ schrijft theoloog Leen den Besten aan het eind van Van animisme tot ietsisme. De enorme hoeveelheid materiaal die hij heeft verzameld in zijn overzicht van ruim vijfentwintig eeuwen westers denken over religie, benut hij om het hedendaagse religieuze leven te duiden. ‘Religieuze elementen van heel verschillende herkomst zullen zich vermengen. (…) Niet het dogma maar de beleving zal erin centraal staan.’

Komt daarmee het ideaal van de Duitse theoloog en filosoof Friedrich Schleiermacher (1768-1834) dichterbij? Hij werd vaak ‘de vader van de moderne theologie’ genoemd; hij zag de ware kerk als ‘een vloeiende massa zonder omtrekken’. Hij stelde al dat wie de ware religie wil leren kennen, in zichzelf moet zoeken; ‘de moeitevolle weg naar het binnenste van het menselijke wezen niet [moet] schuwen teneinde de grond van zijn doen en denken te vinden.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Schleiermacher maakte van religiositeit een zaak tussen het individu en God. Daarbij zette hij zich niet alleen af tegen de gevestigde religies, maar ook tegen het verlichtingsdenken dat die kritische houding mogelijk had gemaakt. Hoewel hij net als Kant bevoogding verwierp, moest hij niet hebben van diens gebruik van religie als ‘een heilzame steunpilaar van de moraal’. Een gebruik overigens dat in een gepopulariseerde versie (‘de Bolkenstein-doctrine’) nog altijd opgang doet: hoewel ik zelf niet geloof, vind ik religie wel belangrijk om anderen op het rechte pad te houden. Volgens het al genoemde onderzoek van het televisieprogramma Kruispunt onderschrijft drie kwart van de Nederlanders deze visie.

Schleiermacher had ervan gegruwd: ‘Ik kan niemand tot een dergelijke handelswijze oproepen; ze bevat uiterst verderfelijke huichelarij jegens de wereld en jegens jullie zelf, en wie de religie op die manier wil aanprijzen, zal de minachting die ze toch al verduurt alleen nog maar vergroten.’ Hij wilde de religie totaal loszingen van maatschappelijk nut en rationele analyse.

Het wezen van religie ‘is denken noch handelen, maar schouwing en gevoel.’ Door ‘anschauen’ niet als ‘aanschouwen’ maar als ‘schouwen’ te vertalen, plaatst Willem Visser – die samen met theoloog Herman Westerink ook tekent voor de degelijke tekstbezorging van het ook grafisch zo voorbeeldig uitgegeven Over de religie – Schleiermacher in de mystieke traditie. De schouwing is een derde weg tussen zintuiglijke gewaarwording en het verstandelijk verwerken daarvan. Door in onszelf te schouwen kunnen we de oorspronkelijke eenheid van het universum herstellen. Niet door op basis van het geschouwde weer een theorie over het geheel op te bouwen, maar juist door de individualiteit ervan te koesteren, te beseffen dat we niet meer dan die schouwing hebben – een duidelijk voorbeeld van de spanning tussen individualiteit en geheel, die de hele tekst doordringt en zo fascinerend maakt. ‘En zo is het opvatten van al het afzonderlijke als een deel van het geheel, van al het begrensde als een manifestatie van het oneindige – religie.’

Iedereen heeft dus slechts zijn eigen individuele schouwing van het geheel, niemand heeft het geheel. Wie dat individuele vastlegt, doodt de ware religie. Zo laat ook de schouwing zelf zich niet in wetenschappelijke taal omschrijven en analyseren zonder dat haar wezen verloren gaat. Vandaar dat Schleiermacher haar benadert met poëtisch taalgebruik: ‘Vluchtig is het, doorzichtig als de eerste geurige nevel waarmee de dauw de ontwaakte bloemen bewasemt, schuchter en teder als de kus van een maagd, heilig en vruchtbaar als de omhelzing van een bruid; en ja, dat ogenblik is niet als dit alles, het is het zelf.’ Het is het ‘geboorte-uur van al het levende in de religie’.

Vanuit het besef dat elke religie een dode vorm van de oorspronkelijke schouwing is, lijkt Schleiermacher voor tolerantie te pleiten. ‘Iedereen moet zich ervan bewust zijn dat zijn eigen religie slechts een deel van het geheel is, en dat er over de objecten die hem in religieuze zin prikkelen, zienswijzen mogelijk zijn die net zo vroom zijn, en toch volkomen van de zijne verschillen, en dat er uit andere elementen van de religie schouwingen en gevoelens voortvloeien, waarvoor hij misschien het gevoel volkomen ontbeert.’
Kunnen hedendaagse spirituelen, ietsisten, soloreligieuzen met Over de religie in de hand tevreden achteroverleunen? Kunnen zij als individuen volstaan met schouwen, en dus voor altijd afscheid nemen van het instituut kerk, mét de bijbehorende intolerantie, machtswellust en andere kwalen?

Helaas niet, want Schleiermachers tolerantie blijkt toch weer niet zo groot te zijn: ‘In de religies moeten jullie de religie ontdekken.’ Van ‘oppervlakkige indifferentialisten’ moet hij dan ook niets hebben. Zo verwerpt hij ook ‘de ruwe en ongevormde religies van verre volkeren’. Dan is het in zijn speurtocht naar ‘de religie’ snel gedaan: ‘Eigenlijk hoef ik er één te behandelen, want het joodse geloof is al lang een dode religie, en wie nu nog zijn kleuren draagt, zit in feite weeklagend bij de onvergankelijke mummie, en weent om zijn overlijden en zijn treurige erfenis.’ Zo is Schleiermacher weer thuis bij zijn eigen christendom. Wat de vraag oproept hoe individueel een religie kan zijn.

Over de religie

Over de religie
Friedrich Schleiermacher
Boom
208 blz.

Van animisme tot ietsisme