Home ‘Durf te denken over een beter leven’

‘Durf te denken over een beter leven’

29 oktober 2012

Cover van 11-2012
11-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Als het aan Pauline Terreehorst en Lara Simons lag, hielden we niet zo vast aan de scheiding tussen werk en privéleven. ‘Zelfs de kwaliteit van je leven is beter wanneer je alles soepeler in elkaar laat overlopen.’ Een gesprek met moeder en dochter.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Voor alle duidelijkheid: ze wonen zelf niet op een boerderij. Nooit gedaan ook. Pauline Terreehorst was lange tijd freelancejournalist en -adviseur en is nu onder meer directeur van een film- en debatcentrum. Haar dochter Lara Simons is sociaal geograaf en freelanceprojectcoördinator. Beiden stadsmensen in hart en nieren.
Toch kleeft die boerderij hun een beetje aan. Dat begon toen het gezin in de vroege jaren negentig van Amsterdam naar Zuid-Limburg verhuisde. ‘Veel mensen vonden dat onbegrijpelijk; wat hadden we nu op het platteland te zoeken?’ vertelt Terreehorst. ‘Terwijl we nota bene naar hartje Maastricht gingen.’ ‘En toen we een paar jaar later weer naar Haarlem verhuisden, zong het op mijn nieuwe school rond dat er een boerentrien in de klas zou komen’, vult Simons haar aan. ‘Terwijl Maastricht toch een stuk kosmopolitischer is dan Haarlem.’

Het beeld van de boerderij bleef echter hangen, en bleek bovendien een bruikbare metafoor voor hoe het gezin functioneerde. Terreehorst werkte veel vanuit huis, deed interviews telefonisch, stuurde haar stukken per e-mail naar de krant – destijds een noviteit. Ook haar man, de filosoof Gerard de Vries, kon veel van zijn werk vanuit huis doen. Werk en privéleven kwamen dicht bij elkaar te liggen in het gezin, net zoals in een boerengezin het geval is, en dat beviel bijzonder goed. In 1994 publiceerde Terreehorst een boek over de mogelijkheden van ‘telewerken’ dat de titel Het boerderijmodel droeg.

De metafoor verloor met de jaren niet aan kracht – integendeel. Moeder en haar inmiddels volwassen dochter schrijven nu samen aan een opvolger van het boek – werktitel Boerderijmodel 2.0 –, dat naar verwachting volgend jaar verschijnt. ‘Juist omdat wij het beleefd hebben met elkaar, hebben we er echt iets over te zeggen’, zegt Terreehorst. ‘We hebben gemerkt dat het niet alleen de productiviteit bevordert, maar zelfs de kwaliteit van je leven wanneer je werk en privé wat soepeler in elkaar kunt laten overlopen.’

‘Een boerderij’, zo gaat Simons verder, ‘is een plek waar verscheidene mensen aan verschillende dingen werken, maar toch een gemeenschappelijk doel hebben en samen redelijk zelfvoorzienend kunnen leven. Dat is een model dat beter bij onze moderne samenleving past dan je zou denken. We gaan steeds meer in kleine netwerkjes leven van gezin, familie en vrienden. Ik ben freelancer, en mijn man ook., We hebben onze eigen opdrachten, maar doen soms ook dingen samen. Het onderscheid tussen werk en privé vervaagt daardoor, net als op een boerderij. Kijk naar een programma als Boer Zoekt Vrouw, waarin zo’n boer dan uitlegt: “Tussen 7 en 9 ben ik druk met koeien melken, daarna ga ik op m’n gemak koffiedrinken.” Die relaxte houding zie ik bij steeds meer mensen. Niet alleen bij freelancers, maar ook bij mensen in loondienst.’
 

Papadag

Flexwerken, het ‘nieuwe werken’ – Nederland loopt erin voorop, aldus Terreehorst. Steeds meer mensen werken parttime – ook mannen. De ‘papadag’ heeft de laatste jaren breed ingang gevonden; thuiswerken is bespreekbaar geworden. En waarom ook niet? Waarom zouden we massaal aanschuiven in de file om elders werk te verrichten dat we, zeker met moderne technieken, ook makkelijk thuis kunnen doen?

Eeuwenlang was thuiswerken bovendien de normaalste zaak van de wereld. Het huis was – niet alleen voor boeren, maar voor praktisch alle beroepsgroepen – de plek waar je woonde én werkte, waar zo’n beetje het hele leven zich afspeelde. Dat wil niet zeggen dat mensen vroeger helemaal geen onderscheid kenden tussen werk en privéleven. ‘Kijk maar naar de koopmanshuizen van de zeventiende eeuw’, zegt Terreehorst. ‘Die hadden openbare ruimtes, waar de koopman bijvoorbeeld zijn waar kon verkopen, maar die ruimten waren door allerlei gangetjes en deurtjes toch altijd gescheiden van de kamers die niet voor iedereen toegankelijk waren. Dus het onderscheid tussen werk en privé was zeker al in de Gouden Eeuw in de architectuur terug te zien. Die scheiding is in de laatste eeuwen alleen veel extremer geworden.’

Dat had zowel een geestelijke als een materiële oorzaak. Wat volgens Terreehorst allereerst een rol heeft gespeeld, is de victoriaanse preutsheid van de negentiende eeuw. ‘De noties over seksualiteit veranderden, de slaapkamer moest een absoluut privédomein zijn, en daarnaast raakten allerlei ideeën over hygiëne in zwang.’ Op ongeveer hetzelfde moment was er een sterke economische impuls die de scheiding tussen werk en privé radicaliseerde: de Industriële Revolutie. ‘Daardoor trokken mensen naar de stad, om te werken in grote fabriekshallen’, vertelt Terreehorst. ‘Thuiswerken werd toen wat lastig, met die grote machines’, voegt Simons daar droogjes aan toe.

Seksisme

Maar gek genoeg bleef het fabrieksmodel ook in zwang toen de kantoorbanen de zware industrieën grotendeels vervingen. Terreehorst: ‘Terwijl je tegenwoordig alles zelf in huis kunt hebben, tot aan een 3D-printer en een elektriciteitscentrale aan toe. Dus wat let je nog om autarkisch te leven?’ Terreehorst weet wel wat ons let: een diepgeworteld seksisme, op de eerste plaats. ‘Toen ik in Het boerderijmodel pleitte voor thuiswerken, werd daar behoorlijk agressief op gereageerd, met name door jonge mannen. “Ik leef als een nomade, ik ga werken waar ik wil, ik ga toch zeker niet thuiszitten?” Dat werd als een nederlaag ervaren, het werd kleinburgerlijk gevonden. Ook vanuit het aloude beeld dat het huis het domein van de vrouw is.’

Simons: ‘Wat je ook vaak hoort: ‘Thuis werk ik helemaal niet prettig.’ Nee, nogal logisch – omdat de huizen daar ook helemaal niet meer op ingericht zijn. Natuurlijk kun je je niet concentreren in je huiskamer waar je kinderen rondlopen, of op de zolder waar de wasmachine staat te draaien. Je zult dus een ruimte moeten creëren waar je rustig kunt werken, en met elkaar tijden moeten afspreken dat je dat kunt doen. Zo ging het vroeger bij ons thuis ook. Als de deur van mijn moeders werkkamer dicht was wist ik dat ik even niet zomaar moest storen. Tegelijkertijd was ze er wel altijd voor ons. Het beeld van de huismoeder die om drie uur klaarzit met de thee – zo was het bij ons echt. Met dat verschil dat mijn moeder wel gewoon werkte.’

Samen lunchen

Toch zijn er steviger bezwaren in te brengen tegen dit boerderijmodel. Zo zei filosoof Marli Huijer eerder in Filosofie Magazine (nov. 2011): ‘Ik weet niet of we zo blij moeten zijn met de flexibilisering van werktijden, openingstijden van winkels, schooltijden, crêchetijden. Het wegvallen van sociale structuren leidt tot onzekerheid, tot verlies aan houvast. Ik merk het zelf ook op mijn werk: er is geen sociale structuur om samen te lunchen; er is geen vast moment om vergaderingen te houden. Soms ben ik een halve dag bezig om een vergadering te plannen – die kan dan niet omdat hij dan thuis werkt, weer een ander moet dan de kinderen halen enzovoort. Dat dat zogenoemde flexwerken tot tijdbesparing zou leiden durf ik te betwijfelen.’

Terreehorst en Simons wijzen die zienswijze stellig van de hand. Simons: ‘Ik heb een vriend die ’s middags om twaalf uur wakker wordt. Die doet dan zijn telefoongesprekken en meetings met mensen, en ’s nachts werkt hij het allemaal uit. Dit is weliswaar een extreem voorbeeld, maar voor hem werkt het goed, en zijn opdrachtgevers weten en accepteren het. Je hebt natuurlijk overlappende uren nodig, maar waarom moeten we allemaal hetzelfde dagritme hebben?’

Terreehorst: ‘Vroeger hoorde je vaak: “Ja, maar een winkel moet toch open zijn om 9 uur ’s ochtends?” Dat is niet meer zo. We winkelen 24/7 over de hele wereld via internet. “Dan is er helemaal geen houvast meer, dan moet een winkelier altijd open zijn.” Onzin, je geeft gewoon aan wanneer je beschikbaar bent, en via de online agenda kunnen klanten zelf hun afspraak inplannen. Tal van garages en kappers werken al zo. Al die argumenten waarom het niet zou kunnen zijn door de technologie achterhaald. Het is een kwestie van emancipatie; kunstenaars sporen mensen al een eeuw lang aan om op een andere manier naar zichzelf en naar de wereld te kijken, om eens op het andere been te gaan staan en naar eigen inzicht je leven vorm te geven. Nu is dat werkelijkheid aan het worden. We staan bewuster in het leven, we hebben talloze mogelijkheden en vrijheden. Achter het verzet daartegen steekt volgens mij de klassieke intellectuele arrogantie van “de mensen kunnen de vrijheid niet aan”. Maar de 24-uurseconomie is toch langzamerhand echt een feit aan het worden.’

Mission accomplished? Nee, dat ook weer niet; anders werkten Pauline Terreehorst en Lara Simons nu niet aan een opvolger van het pleidooi voor flexwerken uit ’94. Het boerderijmodel blijft een ideaalbeeld. Zij willen bovenal ‘het utopisch verlangen aanwakkeren’, het verlangen naar min of min of meer autarkisch levende kleine netwerken van familie en vrienden, die de taken eerlijk verdelen en werk en privéleven niet te strikt willen scheiden.

‘We moeten onszelf toestaan om na te denken over hoe wij een beter leven kunnen leiden’, zegt Terreehorst. ‘De toekomst is geen eiland waar je zomaar aanspoelt. Je hebt er in redelijke mate zelf invloed op. Met alle mitsen en maren die daar natuurlijk bij horen, dat wil ik er meteen aan toevoegen. Het leven is niet alleen maar een paradijs. Maar je kunt beter de dader dan het slachtoffer van je eigen leven zijn, om met Peter Sloterdijk te spreken. We moeten utopisch zijn om niet dystopisch te worden; een glimp van een betere wereld hebben wij nodig om überhaupt aan de slag te blijven.’