Home Douwe Draaisma over de voordelen van een slecht geheugen

Douwe Draaisma over de voordelen van een slecht geheugen

Door Anton de Wit op 28 oktober 2008

09-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Je geheugen lijkt iets minder te worden? Maak je geen zorgen, zegt psycholoog Douwe Draaisma. We zijn onrealistische eisen gaan stellen aan ons geheugen. En: ‘Vergeten maakt het leven een stuk makkelijker.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


‘De bleekste inkt is beter dan het voortreffelijkste geheugen’, zei de Chinese wijsgeer Confucius. Douwe Draaisma citeert deze gedachte instemmend. Natuurlijk, het menselijke geheugen vindt hij imposant en fascinerend. De Groningse hoogleraar geschiedenis van de psychologie schreef er niet voor niets tal van bekroonde en bejubelde boeken over: De metaforenmachine, Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt en vrij recent nog De heimweefabriek.
Maar, zo meent Draaisma ook, veel mensen koesteren nogal overspannen verwachtingen van het geheugen. Ons brein zou werkelijk alles kunnen opslaan wat wij meemaken. Mensen gebruiken maar tien procent van hun hersencapaciteit, wordt regelmatig beweerd. Door de hersenen te trainen zouden we de rest ook kunnen gebruiken. Een hardnekkig fabeltje, reageert Draaisma. ‘Een romantisering van het absolute geheugen, en neurologisch volstrekt niet aannemelijk.’ We moeten niet denken dat onze hersenen alles kunnen, en we zouden ons ook niet al te bezorgd moeten maken wanneer we ervaren dat zij níet alles kunnen.

Brain-Age-hype
Aan die bezorgdheid worden miljoenen dollars verdiend. Computerspelletjes en boeken om je geheugen te trainen vinden gretig aftrek. Denk aan de razend populaire Brain Age-spelletjes van de Japanse wonderdokter Dr. Kawashima. ‘Dergelijke spelletjes bestaan altijd uit het doen van heel onbenullige dingen’, zegt Draaisma. ‘Bijvoorbeeld een serie postcodes of telefoonnummers uit je hoofd leren, of je boodschappenlijstje. Dat zijn nou net dingen die je net zo goed even kunt opschrijven.’ Dat wist Confucius dus al.
Blijkbaar is de ontwikkeling van ons brein een doel op zich geworden, in plaats van eenvoudigweg een middel om goed te functioneren. Dat je dingen kunt onthouden wordt belangrijker dan wat je precies onthoudt. Nu kun je deze trainingen afdoen als onbenullige, maar onschuldige hersengymnastiek, maar volgens Draaisma zit er wel degelijk een kwalijke kant aan de Brain Age-hype. ‘Wat me stoort aan dergelijke geheugentrainingen, is de bangmakerij waarmee ze aan de man worden gebracht. De producenten appelleren aan onze angsten. We zijn bang voor de vergeetachtigheid die hoort bij het ouder worden. Zou die het begin zijn van iets veel ergers – dementie?’
Het is, zo beklemtoont Draaisma, volkomen normaal wanneer je met het klimmen der jaren moeite krijgt om op woorden of namen te komen, of af en toe vergeet waar je je autosleutels hebt gelaten. ‘Dementie betekent niet dat je een beetje vergeetachtiger bent dan een ander, het is een andere vorm van vergeten, een pathologische vorm.’ Een voorbeeld uit zijn laatste boek dat het verschil illustreert: iemand wil niet vergeten om een vriend te bellen. Als hij gewoon vergeetachtig is, kan hij dat voorkomen door simpelweg op een memobriefje te schrijven: ‘Karel bellen’. Dat werkt niet voor iemand met Alzheimer: wanneer die het briefje terugleest, zal hij vergeten zijn wie Karel is. Daar kan zelfs Dr. Kawashima niets meer aan veranderen.

Je vergeet wat je vergeten bent
Waarom tuinen we er in? Waarom vinden we ons geheugen toch zo belangrijk? Draaisma: ‘Wij zijn geheugen – tot op zekere hoogte terecht, denk ik – gaan associëren met persoonlijkheid, identiteit, karakter. Onze herinneringen zijn uiteindelijk het verzamelde kapitaal van wat wij in ons leven hebben meegemaakt en geleerd. Dus als dat aangetast raakt, raakt ook onze persoonlijkheid aangetast.’
Het vergeten heeft echter ook positieve kanten, voegt hij daar aan toe. Het vergeten zélf verzacht de pijn van het vergeten. ‘Het zijn toch betrekkelijk uitzonderlijke omstandigheden waardoor je merkt dat je iets vergeten bent. Het meeste verdwijnt ongemerkt. Ik had vroeger stenen verzamelen als hobby. Ik kende alle geologische tijdperken in de juiste volgorde, tientallen marinefossielen, carbonfossielen. Die kennis is echt gekrompen tot een paar termen, en ik weet ook niet meer precies of Krijt nou voor Jura kwam en wat een trilobiet ook al weer was. Dat gaat dan nog over feitelijke informatie, daar blijft wel het een en ander van achter in ons geheugen. Maar voor herinneringen van ervaringen geldt ook nog eens dat ze bijna spoorloos verdwijnen. Je merkt niet eens dat veel weg is van wat je ooit hebt meegemaakt, je mist die herinneringen ook niet. Je vergeet dat je het vergeten bent. Als abstract idee klinkt dat misschien tragisch, maar het heeft ook het genadige effect dat je niet de hele tijd verbijsterd naar de achterlichtjes van verdwijnende herinneringen staat te kijken.’
De belangrijkste waarde van het vergeten wordt volgens Draaisma duidelijk geïllustreerd door de film Eternal Sunshine of the Spotless Mind uit 2004. Hierin laten twee ex-geliefden, na het verbreken van hun relatie, al hun herinneringen aan de ander uit hun geheugen wissen. Als ze elkaar weer tegen komen – ze zijn dus weer volmaakte vreemden voor elkaar – worden ze opnieuw verliefd op elkaar. Draaisma: ‘Vlak voordat de man zijn geheugen laat wissen, spreekt hij echter nog op een cassette in wat hij van de vrouw vond. Die band wordt aan het einde van de film nog eens afgedraaid, terwijl ze al lang en breed weer bij elkaar zijn. En hoewel hij benadrukt dat hij er nu anders over denkt, blijft dat z’n giftige werking doen, omdat het lijkt alsof hij dat nu vindt. Vergeten speelt kortom ook een rol in dingen vergeven, achter je kunnen laten, je over dingen heen kunnen zetten. In psychologisch opzicht is dat een heel belangrijke consequentie van vergeten: het maakt het mogelijk opnieuw te beginnen. Wat niet zou kunnen als een voorval tijden later nog net zo heftig in je herinnering is. Men zegt altijd: vergeven en vergeten. Maar het is ook vergeven dóór vergeten. Vergeten maakt het leven een heel stuk makkelijker.’

Nieuwe betekenissen
We moeten, vindt Draaisma, dus vooral niet te veel verwachten van herinneringen. ‘Wij hebben in de loop van de geschiedenis allemaal instrumenten uitgevonden die ook herinneringen kunnen bewaren: fotoalbums, archieven, schrift, geluidsopnamen enzovoort. Van lieverlee zijn wij ons eigen geheugen gaan evalueren aan de hand van wat die externe geheugens kunnen. Dan schiet ons geheugen soms tekort. Het is heel moeilijk om mij een beeld te vormen van hoe mijn zoon eruit zag toen hij tien jaar was. Als ik dat wil, is het simpelste fotoalbum effectiever dan mijn geheugen. Ook zou ik mij werkelijk niet meer te binnen kunnen brengen hoe zijn stem klonk toen hij zo oud was. Pas als ik een video bekijk of een geluidsopname hoor van zijn stem van toen, herinner ik mij die weer. Wij zijn allerlei onrealistische eisen aan het geheugen gaan stellen door de hulpmiddelen die we zelf hebben uitgevonden om dat geheugen te vervangen.’
Dat wordt ook duidelijk door onze manier van spreken. Neem nou de computermetaforen voor het brein. ‘We zeggen tegenwoordig: “Nou, dat staat niet meer op mijn harde schijf”. Maar het geheugen is geen harde schijf – allerminst. Wat er op een harde schijf staat, staat daar in principe onveranderlijk Je kunt het zo vaak ophalen als je wilt, maar daarmee verandert de informatie niet. En dat gebeurt wel als ik nu een herinnering ophaal van toen ik vijftien was. Door het ophalen van die herinnering, en door wat ik jou daar over vertel, verandert die herinnering. En als ik vanavond die ogenschijnlijk zelfde herinnering aan mijn vrouw vertel, dan is die herinnering weer veranderd en gekleurd doordat ik jou er net over verteld heb.’
‘Een van de belangrijkste dingen die ik heb geleerd, is dat herinneringen verwijzen naar iets wat in het verleden is gebeurd, maar dat het herinneren zelf in het heden gebeurt. Daardoor zit er iets van het heden in een herinnering en iets van het verleden. Dat betekent dat de persoon die je geworden bent, de situatie waarin je verkeert, het temperament dat je nu hebt, invloed hebben op hoe je je iets herinnert. Dat merk je bijvoorbeeld als je kinderen krijgt: dan ga je ook op een andere manier tegen je eigen opvoeding aankijken. Je kunt zeggen: als je een kind krijgt, krijg je ook andere ouders. Dat heeft niets met vergeetachtigheid te maken of met de onbetrouwbaarheid van het geheugen, maar alles met de vatbaarheid van herinneringen voor nieuwe betekenissen. Je moet je het geheugen niet voorstellen als een soort tegoed op een bank, of een dossiermap in een archief, of een autobiografie waarvan de tekst af is. Al die metaforen schieten tekort, omdat herinneringen uiteindelijk erg vloeibaar en kneedbaar blijken. Dat is een enorme relativering van het geheugen. En dat is maar goed ook. Het is belangrijk om je ervaringen van vroeger telkens weer te evalueren in het licht van wat er uiteindelijk van je geworden is.’