Home Schrijver Ann de Craemer: ‘Door de filosofie viel ik acuut van mijn geloof’

Schrijver Ann de Craemer: ‘Door de filosofie viel ik acuut van mijn geloof’

Ann De Craemer (41) is schrijver. In haar laatste boek, Hersenorkaan, doet ze op literaire wijze verslag van haar depressie.

Door Carolien van Welij op 25 februari 2022

Schrijver Ann de Craemer: ‘Door de filosofie viel ik acuut van mijn geloof’

Ann De Craemer (41) is schrijver. In haar laatste boek, Hersenorkaan, doet ze op literaire wijze verslag van haar depressie.

Cover van 03-2022
03-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Op de nonnenschool in Tielt moesten we met Pasen knielen voor het grote kruisbeeld en de voeten van Jezus kussen. In mijn laatste jaar van de streng katholieke lagere school maakte ik een kusgebaar in de lucht. Ik kreeg een tik op mijn schouder en de zuster fluisterde: “Ge moet Zijn voeten kussen, niet de lucht.”

Op mijn veertiende werd ik ongelovig. Ik had zoveel gebeden voor mijn grootmoeder, en ze stierf toch. Na haar dood stopte ik met bidden en ging ik niet meer naar de mis. Maar er was nog altijd een zweem van twijfel over het bestaan van God. Pas op mijn achttiende viel ik op acute wijze van mijn geloof door de Vlaamse filosoof Etienne Vermeersch (1934-2019).

Op de Universiteit Gent lazen we zijn inleiding in de filosofie. In een van de hoofdstukken legt Vermeersch met een reeks argumenten uit dat God niet kan bestaan. De argumenten ben ik vergeten, maar ik herinner me wel dat hij stelt: als God onschuldige kinderen laat lijden, is dat een zeer valse God, en in zo’n God kan ik niet geloven. Het lezen van dat hoofdstuk over de christelijke geloofsleer was een openbaring. Het was zonnig, ik keek naar buiten, zag de hemel en dacht: what the fuck. De hemel is leeg, het zijn alleen maar wolken.

Dat ik God niet meer nodig had om een goed mens te zijn was een opluchting. God kijkt niet meer mee als ik het goede doe. En als ik iemand kwets, hoef ik niet meer te bidden en te hopen op vergeving van God. De verantwoordelijkheid ligt bij mezelf – het is aan mij om het goed te maken. Als atheïst is het bestaan veel luchtiger.’