In vrijwel elke eerste les filosofie wordt uitgelegd wat filosofische vragen zijn. Op filosofische vragen zijn meerdere antwoorden mogelijk (Wat is rechtvaardigheid?) en op niet-filosofische vragen is maar één goed antwoord (Wat is de hoofdstad van Frankrijk?). Alleen ben je er dan nog niet. Op de vraag ‘Wat is je lievelingseten?’ zijn ook verschillende antwoorden mogelijk, toch is het geen filosofische vraag.
Nog lastiger is dat niet alle antwoorden op een filosofische vraag even goed zijn. Anders krijg je algauw zoiets als: ‘Jij vindt dat rechtvaardigheid is dat iedereen evenveel geld verdient, ik vind het rechtvaardig als ik meer krijg dan jij omdat ik harder werk.’ Met als tegenreactie bijvoorbeeld: ‘Nou prima, dan vind jij dat lekker.’ Met zo’n relativistische houding houdt het filosoferen meteen op. Praten over meningen is nog geen filosofisch gesprek (al denken mensen dat vaak wel). Dat wordt het pas als je gaat onderzoeken waarom je iets vindt. Waarom denk je dat het rechtvaardig is als iedereen evenveel krijgt? Welke argumenten zijn daarvoor te bedenken? Wat bedoel je eigenlijk met ‘rechtvaardigheid’?
Meningen kunnen pas filosofisch worden als je je meningen even opzijzet. Met die houding kun je onderzoeken waarom je denkt wat je denkt. En de mogelijkheid openhouden dat dat weleens niet zou kunnen kloppen.