De docent die rekent op het enthousiasme van zijn leerlingen krijgt het vaak moeilijk. Eerste les voor een filosofiedocent is dan ook: verwacht geen applaus. Een veelgehoorde opmerking in de klas (en daar buiten) van mensen die niets moeten hebben van filosofie is ‘dat je dan moet gaan nadenken of de tafel die je ziet wel echt bestaat’. Rollende ogen: natuurlijk bestaat die, doe niet zo moeilijk, moet ik ’m even omgooien anders?
Over het vanzelfsprekende denk je niet vaak na. Een leerling gaat echt niet opeens twijfelen aan het bestaan van een tafel als de docent vertelt over de filosoof René Descartes (1596-1650), die beroemd werd door aan alles te twijfelen.
Je kunt beter vragen: hoe zou een vlieg deze tafel zien? Hoe een hond? Hoe een vleermuis? Met een beetje geluk gaat een leerling dan het probleem voelen. Zo’n vlieg met die rare facetogen ziet deze tafel heel anders, een hond kan de kleur groen niet zien en een vleermuis neemt waar door ultrasone geluiden uit te zenden. Wij hebben dan toevallig onze ogen, maar ja: wie van de drie ziet nu de tafel zoals die echt is?
Volgens Johan Cruijff ga je het pas zien als je het doorhebt. Maar om aan het denken gezet te worden moet je het juist even helemaal niet doorhebben. Het begin van een probleem.