‘In de oorlog lazen de mensen gretig Oorlog en vrede – als toetssteen voor zichzelf (niet ter toetsing van Tolstoj, aan wiens levensechtheid niemand twijfelde). De lezer zei bij zichzelf: kijk, dat voel ik goed dus. Zo is het dus. Wie tot lezen in staat was in belegerd Leningrad verslond Oorlog en vrede.’
Zo begint de novelle Omsingeld (1988) waarin de Russische schrijver Lidia Ginzburg de belegering van Leningrad door de Duitse troepen van 1941 tot 1943 beschrijft. De literaire verbeelding helpt ons om onszelf, onze wereld en onze tijd te leren kennen. Kan ze ook helpen om die te verbeteren? Toen ik zelf, lang geleden, Tolstojs Oorlog en vrede gelezen had, stelde ik me voor dat dat boek een einde aan alle oorlogen zou kunnen maken. Alle potentiële oorlogsvoerders zouden enkel dit boek moeten lezen om voorgoed van hun plannen af te zien. Heeft Poetin behalve over zijn heldin Catharina de Grote, ook dit boek van Tolstoj gelezen? Zou het hebben geholpen als zijn generaals en hun soldaten het boek hadden gelezen?
Eind vorig jaar werd ik gevraagd te spreken op een expositie van Nederlandse en Duitse beeldend kunstenaars onder de titel For_Ever? War. Het vraagteken was het enige stukje hoop in de tentoonstelling die niet alleen liet zien dat er steeds weer oorlog is en zal zijn, maar die vooral op allerlei manieren de dubbelzinnigheid van oorlog presenteerde. Kinderen werden uitgenodigd om te spelen in een kasteel dat bestond uit gefiguurzaagde geweren, bommen en raketten. Verbeelde oorlogsherinneringen aan familieleden van de kunstenaars lieten zien dat de Tweede Wereldoorlog ook voor de kunstenaars niet voorbij is, maar blijft voortduren. Wandtapijten op basis van foto’s van verwoestende bombardementen vormden een schitterend spel van licht en donker.
Uiteraard nemen wij kennis van de oorlog door beelden op tv en berichten in de krant. Maar eigenlijk vertekenen die de werkelijke werkelijkheid – alleen al door hun veelheid. Ten eerste verstrooit de veelheid van berichten, met ‘updates’ om het kwartier, onze aandacht. Er is steeds weer iets anders om kwaad of bezorgd over te worden; het nieuwe verdringt het oude. Ten tweede dreigen de berichten over de vele doden en verwoestingen ervoor te zorgen dat het getal in de plaats komt van het getelde. We raken gemakkelijker verontwaardigd over de aantallen dan ons te realiseren wat één enkele vermoorde zoon, één verkrachte moeder, één verwoeste toekomst betekenen. De roman daarentegen houdt ons dagenlang in zulke verschrikkingen vast.