Home De wijze antwoordt als een echo

De wijze antwoordt als een echo

Door Michel Dijkstra op 20 januari 2009

01-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

De Chinese klassieker Liezi stelt dat wijsheid begint bij het relativeren van kennis. ‘Hoe weet jij of je zoon wel abnormaal is?’ antwoordt een Chinese wijze aan een vader die om raad vraagt over zijn waanzinnige zoon.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Na negen jaar had mijn geest de totale vrijheid om wat dan ook te denken, en had mijn mond de totale vrijheid om wat dan ook te zeggen, zonder dat ik me er nog van bewust was of iets juist of fout, voordelig of nadelig was, voor mij of voor een ander. Met de wind mee dreef ik naar oost of west, als een blaadje van een boom of een verdroogd kafje. Was het nu eigenlijk de wind die mij meevoerde, of was ik het die de wind meevoerde? Ik wist het niet meer.’ Deze onthechte uitspraak komt uit de Liezi (spreek uit: Lie-ee-tsu), een van de belangrijkste boeken van het taoïsme.

Tot voor kort bestond er nog geen Nederlandse vertaling van deze verhalenbundel. Met de vertaling van de Vlaamse sinoloog Jan De Meyer wordt deze leemte opgevuld. De Meyer heeft zijn vertaling voorzien van de ondertitel De taoïstische kunst van het relativeren. Inderdaad heeft relativering een centrale plaats in de Liezi. Deze relativering wortelt echter niet in een negatieve en sceptische houding, maar in de overtuiging dat we de werkelijkheid niet kunnen kennen omdat die ons te boven gaat. Het mysterie van de werkelijkheid wordt door de taoïstische filosofen dao genoemd, dat De Meyer steeds als ‘de Weg’ vertaalt.
De wereld is één grote, veranderlijke stroom, stelt de Liezi, en daarom moet de mens niet hechten aan schijnzekerheden, zoals een persoonlijke identiteit of onfeilbare kennis. Het in vaste categorieën onderbrengen van de werkelijkheid is dan ook bij voorbaat tot mislukken gedoemd. In plaats van een zinloze jacht naar zekere kennis te ondernemen, moet de mens zich van zijn verstandelijke fixaties ontdoen. De Liezi geeft hiervoor het voorbeeld: in talloze verhalen en anekdotes worden gangbare tegenstellingen gerelativeerd.

De zwakte van een krachtpatser

Door deze thematiek neemt het boek een geheel eigen plaats in binnen de taoïstische canon. De Daodejing (Het boek van de Weg en de Deugd), een ander canoniek werk, staat namelijk bekend om zijn hoogst geconcentreerde, raadselachtige poëzie. En de verhalenbundel Zhuangzi wordt vooral gewaardeerd om de buitenissige anekdotes en burleske stijl. Overigens is de datering van al deze boeken op z’n zachtst gezegd problematisch. Zo is de huidige, uit de derde eeuw na Christus stammende tekst van de Liezi hoogstwaarschijnlijk een opzettelijke vervalsing of reconstructie van een oudere verhalenbundel met dezelfde naam.

Deze auteurs- en dateringproblemen doen echter niets af aan de grote zeggingskracht van de Liezi. Een karakteristiek relativerend verhaal gaat over een man die Confucius wil raadplegen om de waanzin van zijn zoon te genezen. Onderweg komt hij echter de taoïstische wijze Lao Zi tegen, die met hem in gesprek gaat: ‘“Hoe weet jij of je zoon wel abnormaal is?” sprak Lao Zi. “Stel je voor dat iemand ervoor zou zorgen dat alle mensen op de wereld denken zoals jouw zoon, dan zou jij degene zijn die voor waanzinnig doorgaat. Verdriet en vreugde, klanken en kleuren, geuren en smaken, juist en verkeerd, wie zou in staat zijn om daar de precieze betekenis van vast te stellen?”’Als toppunt van relativering merkt Lao Zi even later op dat zijn woorden misschien ook wel uitingen van waanzin zijn.
Behalve het onderscheid tussen waanzin en normaal gedrag worden in de Liezi veel andere tegenstellingen op de korrel genomen, zoals die van kracht en zwakte. In een kort verhaal merkt een alom gerespecteerde krachtpatser bijvoorbeeld op dat hij zichzelf net sterk genoeg vindt om een pootje van een sprinkhaan af te breken. Jan De Meyer is er uitstekend in geslaagd om de geestige inslag van zulke stukjes in zijn vertaling te behouden. Bovendien gebruikt hij een buitengewoon soepel en levendig Nederlands, waardoor je de verrassende indruk krijgt dat de Liezi gisteren werd geschreven in plaats van eeuwen geleden.

Rondwaaiend boomblaadje
Ondanks het humoristische karakter van sommige verhalen, is de taoïstische relativering meer dan een taalspelletje. Degene die erin slaagt om de gangbare vormen van kennis los te laten, stelt zich open voor ‘de Weg’. Hierdoor bereikt de mens de ultieme vrijheid. Meester Lie, de misschien fictieve kluizenaar-filosoof naar wiede verhalenbundel vernoemd is, merkt op dat hij er negen jaar over deed om deze toestand te bereiken. Hij vergelijkt zichzelf met een rondwaaiend boomblaadje en weet zelfs niet meer of hij door de wind wordt meegevoerd of andersom.
In de praktijk van het dagelijks leven manifesteert de vrijheid van de taoïstische wijze zich als een totale openheid tegenover alles en iedereen. De wijze laat dan ook alles in zijn waarde, hij ‘beweegt als water, is stil als een spiegel, antwoordt als een echo’. In plaats van zelf in te grijpen laat hij iedere situatie op zich afkomen en handelt hij spontaan. Op die manier stelt de taoïstische wijze niet zichzelf, maar zijn omgeving voorop. Daardoor laat hij alles en iedereen in zijn waarde. De voorwaarde tot zijn vloeiende vorm van handelen is de relativering, want wie te veel aan zichzelf en zijn vooroordelen hecht, kan nooit voor de wereld openstaan.

De Meyer duidt de taoïstische relativering dan ook treffend als een ‘aanvaarding van de uniciteit van alles wat bestaat’ en als ‘een oproep tot respect en tolerantie’. Omdat alle wezens door de Weg zijn voortgebracht, delen ze uiteindelijk dezelfde aard: ‘Allemaal zijn ze geboren als complete wezens, allemaal hebben ze toebedeeld gekregen wat ze nodig hebben.’