Home De virtuele mens
Mens en techniek

De virtuele mens

Door Annemarie Soeteman op 23 november 2012

01-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Al voor de digitale revolutie was er een virtueel aspect aan ons leven’, stelt André Nusselder. In zijn proefschrift bespreekt hij de invloed van computers op het menselijk bestaan.

U zegt dat de werkelijkheid ook vóór de computer al virtueel was. Hoe zit dat?
‘Men zegt dat de computer ons toegang geeft tot een digitale wereld die een radicale breuk vormt met de fysieke werkelijkheid zoals wij die kenden. Maar al voor de digitale revolutie was er een virtueel aspect aan ons leven. Lacan, een filosoof en psychoanalyticus, stelt dat ons leven door het gebruik van taal het reële al ontstijgt. Zodra wij onszelf en de wereld benoemen of symboliseren, ontstaat er een niet-fysiek beeld van de werkelijkheid, een afgeleide. Ook in het verlangen, een centraal begrip bij Lacan, ontstaat er naast de brute, gegeven werkelijkheid, een gedroomde voorstelling.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Deze voorstelling bestaat in de fantasie. De fantasie is het medium tussen het reële en het fictieve. Het computerscherm functioneert ook als een dergelijk medium. Door de computer neemt de virtuele wereld een steeds grotere plek in ons bestaan in. Binnen deze wereld is het mogelijk om al je verlangens te realiseren, en dus geheel los te komen van je reële bestaan. Je kunt je op internet bijvoorbeeld voordoen als een vrouw, ook als je een man bent.’
 
Is deze volledige vrijheid goed voor de mens?
‘Nee. De mens is een wezen met excessieve verlangens. Wanneer al deze verlangens direct verwezenlijkt kunnen worden, komt dat de mens niet ten goede. Net als bij een verslaafde kunnen de ervaringen fysiek genotvol zijn, maar ze zijn tegelijkertijd niet echt bevredigend voor de “persoon”. In de virtuele wereld is iemand niet meer gebonden aan zijn eigen fysieke grenzen. Hij is volledig vrij, maar verliest tegelijk alle verbintenis met zichzelf. Dat komt ook omdat de mens in de grond van de zaak een sociaal wezen is: alleen in de ander vinden wij onszelf. In de excessieve zoektocht naar bevrediging is er echter bijna geen betekenisvolle interactie met de buitenwereld. In een puur reële wereld zou de mens zichzelf trouwens evengoed verliezen, aangezien betekenisgeving niet mogelijk zou zijn. Elke betekenis ontstijgt tenslotte de fysieke realiteit.’
 
Moet het gebruik van computers dan tegengegaan worden?
‘Nee, we moeten er alleen voor zorgen dat we niet geheel en al opgaan in de fantastische werelden van bijvoorbeeld het internet. Als we geen afstand meer kunnen nemen van de virtuele werkelijkheid, verdwijnt onze menselijke werkelijkheid ook. Want onze identiteit bestaat juist in de spanning tussen de virtuele wereld en de fysieke realiteit; in die spanning krijgt ons leven betekenis. Het belangrijkste is dat we een open houding aannemen ten aanzien van de toekomst. Er zullen nieuwe identiteits- en gemeenschapsvormen ontstaan. Dat is niet erg, zolang we maar in de gaten houden wat gezond is en wat niet.’
 
Interface Fantasy, A Lacanian Cyborg Ontology, door André Nusselder, die op 16 november 2006 promoveerde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.