De lockdown trekt een grote wissel op jongeren, met name die uit arme milieus, zeggen sociologen Femke Kaulingfreks en René Veenstra. En de politiek heeft hen weinig te bieden. De breed gevoelde onvrede ontspoorde deze week in de avondklok-rellen.
Afgelopen week werd Nederland opgeschrikt door rellen. Er waren ongeregeldheden in Urk en Stein, en daarna sloeg het over naar andere steden. Waar kwam die uitbarsting van woede vandaan, en wie zijn de relschoppers?
‘Dit zijn jongeren uit een lagere sociaal-economische klasse’, zegt filosoof en antropoloog Femke Kaulingfreks. Ze is auteur van Straatpolitiek. Op zoek naar een nieuw engagement (2017) en lector jeugd en samenleving aan de Hogeschool Inholland. ‘Het zijn vaak jongeren uit grote gezinnen in kleine huizen. De school is dicht, ze zijn hun baantje kwijt. Er zijn vaak spanningen in het gezin. Ouders die werkloos zijn geraakt of juist keihard werken in vitale beroepen en weinig thuis zijn. Deze jongeren halen hun plezier en zingeving uit hun sociale netwerk. Ze zoeken steun op school, bij jongerenwerkers uit de buurt of op de sportclub. Al deze belangrijke contacten zijn weggevallen.’
Dinsdagavond was Kaulingfreks op straat tijdens de rellen in de Amsterdamse wijk Osdorp. Ze zag veel jongeren buiten. ‘Het overgrote deel was niet bezig met plunderen of auto’s in de fik steken, ze renden mee met de meute en keken toe. Een kleine groep ging over tot geweld. Het is vaak the heat of the moment. Als je op alle mogelijke manieren in je leven bekneld wordt en je ziet een kans om grenzeloos je gang te gaan, is het voor sommige jongeren aantrekkelijk om die grens over te gaan.’
Uitzichtloosheid
Premier Mark Rutte noemde de relschoppers criminelen en zei geen zin te hebben naar sociologische verklaringen voor het gedrag te zoeken. Dat het om crimineel gedrag ging, daar heeft hij gelijk in, zegt Kaulingfreks. ‘Het plunderen van winkels, het ingooien van ruiten, het gooien van stenen naar de politie is crimineel geweld.’
Maar juist daarom moeten we de onderliggende oorzaken van het gedrag duiden, vindt Kaulingreks. ‘Wie weet waar het vandaan komt, kan het een volgende keer misschien voorkomen.’
De filosoof denkt dat de hevige reactie te maken heeft met de intensiteit van hun levensfase en de uitzonderlijke situatie. ‘Deze jongeren hebben een gevoel van uitzichtloosheid’, zegt Kaulingfreks. ‘Ze vragen zich af hoelang dit nog gaat duren. Voor jongeren is het extra moeilijk omdat zij sterk in het nu leven. Het jaar waarin je 16 of 20 wordt, komt nooit meer terug. Het zijn belangrijke jaren waarin je je razendsnel ontwikkelt. De boodschap van “ach dat haal je later wel weer in” geldt niet voor hen.’
Kortste eind
Het is niet de eerste keer dat er rellen zijn, zegt René Veenstra, hoogleraar sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In de stad Groningen waren er in 1997 de Oosterparkrellen, en in 2012 de Project X-rellen in het nabijgelegen Haren. Afgelopen weekend liepen demonstraties in Amsterdam en Eindhoven van corona-demonstranten nog uit op ongeregeldheden.
Volgens Veenstra gaat het om een bonte mengeling van mensen die merken dat de ongelijkheid in de samenleving groot is en zij aan het kortste eind trekken. ‘Zij merken dat de belangstelling van het kabinet de laatste jaren meer uitging naar de grote bedrijven en hun aandeelhouders dan naar de onderkant van de samenleving.’
De coronarellen, net als bijvoorbeeld de boerenprotesten van een half jaar geleden, zijn deels ook economisch gedreven, zegt Veenstra. ‘Veel jonge mensen maken zich zorgen om hun toekomst. Ze hebben flexbanen en hebben geen enkele zekerheid. Ze maken zich zorgen over hun financiën, of ze wel een huis kunnen vinden, of pensioen krijgen later.’
Veenstra: ‘De coronacrisis heeft tevens duidelijk gemaakt dat veel sectoren er slechte arbeidsvoorwaarden op na houden. Oost-Europese werknemers in de vleesindustrie zitten opgehokt op vakantieparken. Werknemers van Bol.com en maaltijdbezorgers hebben vaak abominabele arbeidsvoorwaarden. Bedrijven die vooral bezig zijn met de eigen winstmarge en veel minder met het idee dat ze ook een verantwoordelijkheid hebben voor de samenleving.’
‘Als je vroeger bij Philips ging werken als gezinshoofd, dan wist je dat de rest van het gezin daar profijt van had,’ zegt Veenstra. ‘Philips zorgde voor goede huisvesting, winkels en sportverenigingen. Dat bestaat niet meer. Aandeelhouders en moordende concurrentie dicteren de bedrijven.’
Volwaardig onderdeel
In haar boek Straatpolitiek, over de politieke betekenis van rellen en openbare ordeverstoringen, maakt Kaulingfreks onderscheid tussen ‘politiek’, de georganiseerde vorm van bestuur zoals de gemeenteraad, en ‘het politieke’. Het politieke speelt zich af in sociale interacties en raakt aan publieke waarden, een fundamenteel gevoel over hoe de samenleving ingericht zou moeten worden.
Kaulingfreks: ‘De Franse denker Jacques Rancière vindt dat er politiek plaatsvindt op het moment dat een groep die over het hoofd wordt gezien, zichzelf opeens publiekelijk zichtbaar maakt op een confronterende manier. Deze mensen voelen zich niet erkend als volwaardig lid van de samenleving. Onbewust ontstaat er een situatie waarin ze denken: de enige manier waarop ik mij gezien en gehoord kan voelen is door de boel te verstoren.’
De rellen van afgelopen week hebben een politieke betekenis op een niet-intentionele manier, zegt Kaulingfreks. Rancière heeft het over een verlangen naar een politiek die er voor iedereen is in de samenleving, en niet alleen voor een selecte groep die het goed doet en zich al goed vertegenwoordigd voelt.
Kaulingfreks: ‘Het is een verlangen naar inclusie. Gemarginaliseerde groepen willen ook volwaardige onderdeel worden van de samenleving. Ze willen dat er ook met hun belangen rekening wordt gehouden. Ik ben tijdens de rellen niemand tegengekomen die vertelde: “ik doe dit omdat ik politiek gemotiveerd ben”. Maar ze zeiden wél dat de politiek de jongeren te weinig ziet. Ze willen stemmen op een partij die er voor iedereen is.’
Ongelijkheid
De rellen zijn afgenomen maar dat betekent niet dat de politiek nu achterover kan leunen, zegt Veenstra, die een parallel trekt met de vele ontevreden Trump-stemmers in de Verenigde Staten.
Veenstra: ‘De ongelijkheid tussen arm en rijk wordt steeds groter. In de Verenigde Staten wonen miljoenen mensen die met twee inkomens hun hoofd niet boven water kunnen houden. Het is ook in Nederland tijd dat de politieke partijen de belangen van die mensen weer echt gaan behartigen. De overheid en organisaties moeten ook zorgen dat werk weer betekenisvol wordt en bijdraagt aan het bij elkaar houden van onze samenleving.’