Outsiders hebben meestal geen interesse in wetenschap. Om daar iets aan te doen, heeft Isabelle Stengers een nieuw literair genre uitgevonden: scientifiction.
Het enige eeuwig weerkerende in de geschiedenis zijn bepaalde abstracte vragen. Onder andere de vraag hoe objectief de waarheid van de wetenschap nu eigenlijk is. Eén van de jongste erupties van deze aloude vraag was het fake-artikel dat de Amerikaanse fysicus Alan Sokal publiceerde om postmoderne filosofen voor schut te zetten met hun volgens hem onzinnig gebruik van noties die ze ontlenen aan de 'harde' wetenschappen. Sokals cabareteske methode kreeg ook buiten de wetenschappelijke wereld veel belangstelling.
De Brusselse wetenschapsfilosofe en -historica èn scheikundige Isabelle Stengers is een uitgesproken pleitbezorgster van de democratische eis om het niet-wetenschappelijk publiek te betrekken bij het wetenschapsbedrijf. Met tal van maatschappelijke problemen is vooral de technoscience gemoeid. Daarmee wordt de burger onvermijdelijk belanghebbende partij in het wetenschappelijk bedrijf. Maar een methode zoals die van Sokal draagt volgens haar, net zomin als vulgarisatie van de wetenschap, hoegenaamd niets bij tot een harmonische omgang tussen in- en outsiders.
Om daar iets aan te doen, ontwikkelde Stengers in samenspraak met de postmoderne wetenschapsfilosofen Bruno Latour en Denis Guedj een heel nieuw literair genre, scientifiction. Het genre is bedoeld om het grootste obstakel te slechten dat de ingewijden en de buitenstaanders gescheiden houdt: gebrek aan belangstelling van de laatstgenoemden. De titel van Stengers eerste proeve van dat nieuwe genre verwijst precies naar datgene wat ze tegen heeft op Sokals inbreng die hoogstens een onwenselijk oorlogje tussen wetenschappers tot gevolg had.
La guerre des sciences aura-t-elle lieu?, het scenario van wat een televisiefilm had moeten worden, speelt zich af in de periode waarin Europa verscheurd werd door felle godsdienstoorlogen en daarmee verband houdende koninklijke opvolgingskwesties. In dat klimaat heeft men Newton en Leibniz tegen elkaar trachten op te zetten over de vraag wie als eerste op het idee gekomen was van de calculus, het differentiaalrekenen. En dat de Engelsen Leibniz die eer niet gunden, had mede te maken met de verdenking dat hij God buitenspel wilde zetten. 'Wie de mathematica van Leibniz volgt, neemt onvermijdelijk zijn denkwijze over,' laat Stengers een tegenstander zeggen, 'en daarin is geen plaats voor God'. Als uitgangspunt van haar docudrama nam Stengers de authentieke briefwisseling tussen de Engelse theoloog Clarke en Leibniz. Er wordt wel aangenomen dat deze Clarke eigenlijk debatteerde uit naam van Newton, van wie bekend is dat hij zich liever niet mengde in de schermutselingen tussen zijn voor- en tegenstanders.
Het feit dat Newton en Leibniz elkaar nooit ontmoet hebben, maakt Stengers onderwerp van een heel pak intriges, waarvan ze zegt dat ze thuishoren in het genre scientifiction. Het levert mooie dialogen op tussen de historische personages, inclusief een wijsgerige overpeinzing van Händel en Leibniz samen over de partituur van het leven.
Maar het hoogste scientifiction-gehalte zit in de bevindingen van de wetenschapshistorica Stengers, die in de Clarke-Leibniz correspondentie opmerkelijke afwijkingen aantrof in de stellingnames die Newton en Leibniz traditioneel worden toegedicht. In de laatste scène doorbreekt ze daarom het historisch perspectief. In een 'buitentijdsheid' ensceneert ze een ontmoeting waarin Newton en Leibniz overleggen hoe ze kunnen voorkomen wat ze vrezen. Namelijk dat het gekrakeel uit de godsdienst zal overslaan naar de wetenschap die ze hielpen ontwikkelen. 'Het begrip “rede” is al bijna zo'n krijgsterm geworden als het woord godsdienst,' merkt Leibniz mistroostig op. En verder wil hij dan ook geen uitspraken meer doen waarmee in latere generaties de oorlog tussen de wetenschappen gevoed kan worden. Daarmee bewijst Leibniz, besluit Stengers, dat hij erop vertrouwt dat die latere generaties het probleem op hun eigen manier aanpakken zonder te hoeven terugvallen op rolmodellen. En zonder bijvoorbeeld van Newton een prototype te maken van het soort natuurkundigen waartoe ook Alan Sokal behoort: natuurkundigen volgens wie de theorieën van de fysica de enige werkelijkheid vormen en die iedereen die daaraan durft te twijfelen naar de duistere krochten van de irrationaliteit verbannen. Nu is het niet Stengers bedoeling met haar scientifiction haar gram te halen op al te starre exacte wetenschappers. Maar wel om tot nadenken aan te zetten en vooral om het idee weg te nemen dat de geschiedenis van wetenschap en techniek in de eerste plaats een verhaal van ontwikkeling en vooruitgang zou zijn. De kluwen intriges die ze opvoert rond Newton en Leibniz staan voor alle misverstanden, het wederzijdse onbegrip en onkunde van elkaars werking waaraan het geheel van moderne wetenschappen ook mank gaat. En dat is voor de belanghebbende burger belangrijke wetenschap.
La guerre des sciences aura-t-elle lieu? Scientifiction. Les Empêcheurs de penser en rond, door Isabelle Stengers, uitg. Le Seuil, Parijs 2001, 183 blz., FF 95.