Home De minnaar als erbarmelijke kunstenaar

De minnaar als erbarmelijke kunstenaar

Door Martijn Meijer op 19 maart 2013

02-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

In zijn bespiegelingen over liefde en erotiek gaat Finkielkraut te rade bij zijn leermeester Levinas. Het gelaat van de geliefde blijft altijd vreemd en onvertrouwd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Het is merkwaardig dat een man die in een bordeel komt nauwelijks op het gezicht van een meisje let, maar in hoofdzaak op haar lichaam gefixeerd is’, schrijft Xaviera Hollander in haar autobiografie De Happy Hooker. Is dat echt zo merkwaardig? Verliefdheid begint bij het gezicht: de minnaar zoekt in de gelaatsuitdrukking van de geliefde naar een teken van genegenheid. Het gezicht, toegangspoort tot het gevoel, moet echter bij de prostituee gesloten blijven; teveel gevoel leidt in dit geval alleen maar af. Wil je bij een prostituee kunnen presteren, dan dien je je op haar lichaam te concentreren. (Romantische mannen zullen daarom zich niet snel tot hoerenloper ontwikkelen.)

Alain Finkielkraut neemt het gezicht als uitgangspunt voor zijn mooie essay, De wijsheid van de liefde. De Franse filosoof gaat daarvoor te rade bij zijn leermeester Emmanuel Levinas, voor wie het gelaat van Ander een ethisch appèl aan ons richt. Finkielkraut wijst op de rol die liefde en erotiek spelen in het denken van Levinas, speciaal in de passages die hij schrijft over de confrontatie met het gezicht van de Ander. Dat gezicht kan niet in een beeld vastgelegd worden, kan niet gedefinieerd worden, het is zelfs moeilijk om het in de herinnering op te roepen. ‘Wie verliefd is bespiedt, onderzoekt, inspecteert, en alles in het geliefde gezicht eist zijn aandacht op: een vluchtige neerslachtigheid, een onmerkbare verkramping (…) Het gelaat van de geliefde is een wirwar van tekens die de minnaar niet meer uit elkaar kan houden. Kunst daarentegen kan niet buiten het vermogen om het bijkomstige aan de kant te schuiven en het zinvolle te behouden’. De minnaar is dus, aldus Finkielkraut, ‘een erbarmelijke kunstenaar’.

Is dat echt waar? Nee. Elke uitspraak over de liefde is eenzijdig, het tegenovergestelde kan met evenveel recht beweerd worden. Op dat gebied zijn er geen waarheden, alleen standpunten. Zo kan Stendhal in Over de liefde het proces van ‘kristallisatie’ introduceren: de geliefde wordt in gedachten bekleed met alle schoonheid, alle volmaakte eigenschappen. Dit is de verbijzondering van de Ander tot de Ene, die plaatsvindt in het voorstellingsvermogen van de minnaar. Met evenveel overtuigingskracht kan Finkielkraut beweren dat het gelaat van de geliefde ‘onvoorstelbaar’ is. Bij hem werkt de hartstocht niet als ‘kristallisatie’ maar als ‘aftreksom’, die de geliefde ‘uitkleedt’ tot ze zich ‘uitlevert als Ander, als wat zich niet toont en niet kan worden gethematiseerd’. Geen verbijzondering dus, maar abstractie. Zo blijkt dat de ideeën over de liefde even tegenstrijdig zijn als de gevoelens waaruit ze bestaat.

De wijsheid van de liefde, door Alain Finkielkraut, vert. Maarten van Buuren, uitg. Contact, Amsterdam, 2004, 192 blz., € 14,90