Tijdens een postume expeditie raakt Descartes’ schedel gescheiden van de rest van zijn lichaam. Een ironisch lot voor de denker die beroemd werd doordat hij een strikte scheiding tussen lichaam en geest aanbracht.
De beroemdste filosofische uitspraak aller tijden komt op conto van René Descartes. ‘Ik denk, dus ik besta’ kan in bekendheid wedijveren met ‘E = E=mc²’, maar is gelukkig eenvoudiger te begrijpen. ‘Als jongeman twijfelde Descartes aan alles wat hij geleerd had, zoals wel vaker voorkomt bij jonge mensen. Hij begon alle overgeleverde opvattingen over de werkelijkheid tegen het licht te houden, bevond ze allemaal onjuist, en hield uiteindelijk maar één stelling over die niet ontkend kan worden: waar gedachten plaatsvinden, daar is een geest die nadenkt. Toen Descartes dit fundament eenmaal gelegd had, kon hij het gebouw van de kennis opnieuw optrekken, waarbij hij uitsluitend van de menselijke rede uitging.’
Aan het woord is Russell Shorto, Amerikaans journalist en auteur van De botten van Descartes. In de ontvangstkamer van het in Amsterdam gevestigde John Adams Institute voor Amerikaanse cultuur in Nederland, waarvan hij directeur is, legt hij uit dat het moderne denken begon met Descartes. In de zeventiende eeuw leefde er bij wetenschappers al langer de neiging om zelf na te denken en te experimenteren, in plaats van klakkeloos de denkbeelden van Aristoteles over te nemen, maar een methode ontbrak nog. Descartes schiep wiskundige orde in het denken, en zijn tijdgenoten volgden dat na. Behalve zijn redeneermethode bracht het rationalisme van Descartes ook moderne maatschappelijke denkbeelden voort. Shorto: ‘Door zich te baseren op de menselijke rede, en niet op kerkelijke of wereldlijke autoriteit, verleende hij status aan het individu. Dat leidde er al snel toe dat mensen zich gingen afvragen waarom vrouwen minder recht op onderwijs zouden hebben dan mannen. En mensen gingen praten over vormen van volksvertegenwoordiging, waarin de rechten van het individu tellen.’
Aderlating
Descartes (1596-1650) woonde twintig jaar in de Nederlandse Republiek, waar de intellectuele vrijheid relatief groot was. Hier kreeg de buitensporig ambitieuze filosoof zijn eerste vurige bewonderaars – en even felle tegenstanders, die voorzagen hoe de radicale twijfel van Descartes de maatschappelijke orde op zijn kop zou zetten en zelfs tot atheïsme zou leiden. De filosoof vertrok naar Zweden op uitnodiging van koningin Christina. Het koude noorden bekwam hem echter slecht; hij kreeg longontsteking en een arts stelde een aderlating voor, waarop Descartes met exemplarische woede reageerde. ‘De behandeling van het aderlaten was gebaseerd op de klassieke geneeskundige theorie dat mensen ziek werden door een hoeveelheid onzuiver bloed’, zegt Shorto, ‘dit in weerwil van de praktische observatie dat een patiënt door het aderlaten juist verzwakte. En vertrouwen op de traditie in plaats van de eigen waarneming – dat was nou juist waar Descartes zich altijd tegen verzet had.’ Hij kreeg die aderlating trouwens wel, en stierf vlak daarna. De ongedurige denker, die alleen in Nederland al minstens twintig keer was verhuisd, kreeg ook na zijn overlijden weinig rust. Na in de buurt van Stockholm te zijn begraven, werd zijn stoffelijk overschot na zestien jaar opgegraven, om aan een omzwerving te beginnen waarvan Russell Shorto in zijn boek verslag doet. Het verhaal over de botten van Descartes dient om zijn gedachtegoed en de nasleep ervan te veraanschouwelijken. Zo is het bijzonder toepasselijk dat de schedel van de filosoof tijdens zijn postume expeditie gescheiden raakte van zijn lichaam. Descartes is immers bekend om zijn dualisme. Shorto: ‘We leven volgens Descartes in twee werelden tegelijk. We leven in de schijnbaar eeuwige wereld van gedachten en ideeën, en zitten ondertussen vast aan lichamen die in verval raken, pijn lijden en sterven.’
Muur tussen geloof & rede
‘Hoe daarmee om te gaan, dat is de grote kwestie… Dat is de reden waarom we kunst maken en filosoferen. Descartes verwierp de heersende visie dat lichaam en geest één zijn en bracht er een strikte scheiding tussen aan. Dit dualisme werd meteen bekritiseerd – zoals iedereen kan constateren bestaat er tussen lichaam en geest een voortdurende wisselwerking –, maar ondertussen was het wel een zeer nuttige theorie, want die maakte het wetenschappers mogelijk de fysieke werkelijkheid te bestuderen zonder zich druk te maken om de metafysische consequenties. En zo heeft Descartes, die een oprecht katholiek was, het ook bedoeld: door het geestelijke en het stoffelijke te scheiden bouwde hij een muur tussen geloof en rede, opdat het geloof de wetenschap niet belemmerde en de wetenschap het geloof niet aantastte.’
Toch slaagde die opzet niet, precies zoals zijn tegenstanders al vreesden. In het moderne denken zijn geloof en rede inderdaad verschillende categorieën, maar dat heeft de rede er niet van weerhouden het geloof grotendeels weg te vagen; in het seculiere Westen wordt de rede als het licht van de mensheid gezien, religie als de duisternis. Shorto heeft zijn boek mede bedoeld om een bijdrage te leveren aan het debat dat zich op deze breuklijn van de moderniteit afspeelt. Hij behoort duidelijk niet tot de religieuze vleugel, maar evenmin tot die van de ‘radicale Verlichting’, waartoe hij bijvoorbeeld Ayaan Hirsi Ali rekent. Shorto behoort tot de gematigden, die de twee vleugels willen samenbrengen in het midden: ‘De rede proberen te volgen is niet hetzelfde als gelijk hebben. Het radicale secularisme heeft een te hoge dunk van de rede, of van het vermogen van mensen er gebruik van te maken. Bovendien is de wereld te groot en te complex om te bevatten. De rede is daartoe slechts één strategie. We moeten ook het irrationele een plaats geven, en erkennen dat dat een deel van de menselijke ervaring, van de menselijke werkelijkheid is. Religie – spiritualiteit in het algemeen – en de rede zouden verenigd moeten worden in onze pogingen de wereld te begrijpen en de mensheid vooruit te helpen.’