Uit angst je geweer leegschieten in de jungle. Het is een scène uit Conrads Hart der duisternis die tegenwoordig – een eeuw later – nog steeds tekenend is voor onze interventies in de ‘ontwikkelingswereld’.
‘Jullie weten nog hoe ik jullie vertelde dat me van verre zekere pogingen tot versiering waren opgevallen’, vraagt de zeeman Marlow aan zijn gezelschap. Ze zitten op de Nellie; een kleine tweemaster op de Theems. Het sombere wolkenfloers in het westen, in Joseph Conrads Hart der Duisternis (1902), wordt met de minuut donkerder.
Marlow vertelt over zijn tocht op een stoomboot over de rivier de Kongo. Een rivier die lijkt op een reusachtige ontrolde slang; de kop in de zee, de staart verloren in de diepten van het land. Daar, ‘in de verdomde bush’, jaagt de mysterieuze handelsagent Kurtz op ivoor. Ze moeten hem terughalen. Conrad (1857 – 1924) maakt zelf de reis in zijn zeemanstijd. In Kongo ziet hij de roofzucht, de wreedheid en het cynisme. Het verandert zijn kijk op het leven voorgoed, zo staat te lezen in de onlangs in het Nederlands vertaalde biografie De vele levens van Joseph Conrad van John Stape (uitgeverij Atlas).
‘Nu kreeg ik alles plotseling van dichtbij te zien’, zegt Marlow, als hij met zijn verhaal belandt bij Kurtz’ handelspost, diep in de jungle. ‘Ik ging van paal naar paal met mijn kijker, en ik zag de vergissing die ik had gemaakt. Deze ronde bollen dienden niet ter versiering maar als symbool (…) zwart, uitgedroogd, voorovergezakt, met gesloten oogleden – een hoofd dat leek te slapen, daar boven aan die paal, en doordat de ineengeschrompelde droge lippen een dunne witte streep tanden lieten zien, glimlachte het ook, het glimlachte aanhoudend.’
Hart der Duisternis is een van de belangrijkste werken van het literaire modernisme; een klassieker over het Europese imperialisme. Wellicht bekender dan het boek, is de film Apocalypse Now, met Marlon Brando als kapitein Kurtz; een film in de geest van het boek, tegen de achtergrond van de Vietnamoorlog.
Conrads mysterieuze Kurtz rooft ivoor, onder het mom ‘de wilden’ te beschaven. Wat van zijn ‘beschavingsmissie’ rest, is een rij met zwarte uitgedroogde hoofden op palen. De krabbel ‘Uitroeien die beesten!’ onderaan zijn rapport ‘Onderdrukking van Barbaarse Praktijken’. En de uitroep ‘Afgrijselijk! Zo afgrijselijk!’ als Kurtz in de afgrond van zijn eigen ziel kijkt.
De novelle is geen documentair verslag van zorgvuldig geselecteerde gebeurtenissen, schrijft de biograaf John Stape. Het is ook geen social-realistisch werk, maar het geeft ‘verbeeldingsvol een moment uit de geschiedenis weer, waarop de Dood, begeleid door de Zeven Doodzondes, opgewekt een dansje maakt voor de hele Kongo-Vrijstaat van Léopold II’; de koning van België. Hart der Duisternis plaatst een dodelijke voetnoot bij de idealen van de Verlichting, bij de beschaving, en de moraal.
Etnische oorlogen
‘Hart der Duisternis is verontrustend actueel’, schrijft de mensenrechtenfilosoof Michaël Ignatieff (1947) in zijn boek The Warrior’s Honor (1997). Het werk is een reflectief verslag van de reizen die de filosoof tussen 1993 en 1997 maakte: Servië, Kroatië, Bosnië, Rwanda, Burundi, Angola, Afghanistan; de landschappen van de etnische oorlogen.
Ignatieff vliegt met de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, destijds Boutros-Ghali, over diezelfde donkere jungles waar Conrad over schreef. Ze hebben er een tête-à-tête met de dictator Mobutu over de Hutuvluchtelingen uit Rwanda. De dictator doet wat beloftes, zijn ministers zijn de getuigen, die hij altijd nog kan neerschieten, grapt hij, om er met een brede grijns op te laten volgen: ‘Maar dan gaat u zeker moeilijk doen over de rechten van de mens.’
Hart der Duisternis is verontrustend, maar geschreven in een stijl die getuigt van ironie. Anders dan in zijn werk, kon Conrad in het dagelijks leven nauwelijks op een grapje worden betrapt. Hij was gereserveerd en verlegen, in gezelschap zo gespannen dat de auteur van Peter Pan, or The Boy Who Wouldn’t Grow Up, J. M. Barrie, met wie Conrad bevriend was, zijn Kapitein Haak op hem baseerde. Maar Marlow merkt over de symboliek van de hoofden op de palen op: ‘Ze waren vol van betekenis en raadselachtig, markant en verontrustend – voedsel voor de geest en ook voor eventuele aasgieren die vanuit de lucht naar beneden keken, maar in ieder geval voor de mieren die ondernemend genoeg waren om de paal te beklimmen’. Het boek is doorspekt met dergelijke humor. (Een voorbeeld: Waarom de bemanning, bestaand uit dertig kannibalen, Marlow en vier missionarissen die ook aan boord waren niet opat? Ze zagen er onappetijtelijk uit).
Ignatieff trekt Conrads ironie door naar het eind van de twintigste eeuw, door de signaleren dat het in de tijd van Conrad tenminste nog duidelijk was waarom de ‘ontwikkelde wereld’ zich bij de ‘ontwikkelingswereld’ betrokken voelde. Vanwege het ivoor. De diplomaten, missionarissen en imperiale gezagsvoerders van toen, hebben plaats gemaakt voor hulpverleners, ontwikkelingswerkers, mensenrechtenactivisten en verslaggevers nu. Ignatieff: ‘Ze werken allemaal in de naam van een moreel idee: dat de problemen van andere mensen, het maakt niet uit hoe ver weg, ons aangaan. (…) Maar niemand weet of ons engagement de zaken beter of slechter maakt.’
Want de filosoof signaleert dat de interventies van de Verenigde Naties worden achtervolgd door de conradiaanse ironie. Conrads beeld van de pelgrims op de stomer die ten prooi vallen aan een verachtelijke angst, en met hun winchesters domweg lood in de jungle pompen, symboliseert volgens Ignatieff de imperiale impotentie. Marlow vertelt over dat geweervuur: ‘Wat we achteraf een aanval noemden, was in werkelijkheid een afweerpoging. De aanval was in de verste verte niet agressief, hij was niet eens defensief in de gebruikelijke zin van het woord. Ze werden ertoe aangezet uit vertwijfeling en in wezen diende hij enkel en alleen ter zelfbescherming.’
Volgens Ignatieff zou Conrad zich nauwelijks een sprekender beeld van de imperiale nutteloosheid kunnen voorstellen dan de VN-soldaten in Somalië. Ze vermoordden de vrouwen en kinderen die ze hadden moeten beschermen. Of de VN-beschieting van een verlaten Servische schuilkelder. Het zijn slechts twee voorbeelden van de uit angst en vertwijfeling voortgekomen militaire missers. De twee Nederlandse soldaten die in Afghanistan, januari jongstleden, door eigen vuur omkwamen, vormen een recent voorbeeld van de conradiaanse ironie.
‘De sporen van een imperiale arrogantie zijn gebleven’, schrijft Ignatieff: ‘Voortdurend overwaarderen we ons morele prestige, en onderschatten we de oplossing van een etnische oorlog.’ Hij waarschuwt dat incapabele interventiemissies eenzelfde afkeer van de moraal, van het erfgoed van de Verlichting, opwekken als de restanten van Kurtz’ ‘beschavingsmissie’; die zekere pogingen tot versiering, de rij met hoofden op de palen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand.
Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Relevante berichten
Film
Boekenkast oktober 2024
De redactie signaleert elke maand de boeken die filosofisch het meest opvallen. Dit keer: van leren leven tot vervangbare vrouwen.
Filosofie en literatuur
Voor leden
In een whodunit heeft de schrijver het altijd gedaan
Moordverhalen gaan niet over moord maar over denken, ontdekte Thomas Velvis toen hij verslingerd raakte aan detectives.
Filosofie en literatuur
Voor leden
Moreel dilemma: kan een kunstwerk immoreel zijn?
Kunstenaars wordt regelmatig een gebrekkige moraal verweten. Maar kan een kunstwerk zélf ook fout zijn?
Filosofie en literatuur
Voor leden
Is de mens een verhaal?
Femke van Hout verbaast zich erover dat een persoonlijke ervaring zo gemakkelijk in een algemeen verhaal past.