Home De letter ruilen voor de geest

De letter ruilen voor de geest

Door Patrick van IJzendoorn op 22 januari 2013

05-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

Dat de waarheid in de rechtszaal is verworden tot een fabel van metafysische proporties, bewijst de aanklacht tegen politici en journalisten wegens het aanzetten van haat tegen Pim Fortuyn. Het gaat in het strafrecht niet meer om de waarheid, maar om scoren. Hoe af te rekenen met vertragende advocaten en straatvechtende aanklagers? Rechters moeten de regie weer in eigen handen nemen. Ook al is dat soms in strijd met de letterlijke wet. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Strafrecht is mediageniek. Sexy zelfs. Het wakkert weliswaar onveiligheidsgevoelens aan, maar tegelijkertijd bezit deze verschijning van het kwaad iets verleidelijks. De Hakkelaar, Charles Z. en Cor van Hout zijn Bekende Nederlanders, mede dankzij een fanatiek vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie, dat onder groeiende druk staat van politici, die weer verslaafd zijn aan verontrustende enquête-uitkomsten. Daarmee is meteen het probleem van het hedendaagse strafrecht blootgelegd. De verleidelijkheden, de behoefte tot scoren, de schijnwerpers van de media, hebben ervoor gezorgd dat datgene waar het in de rechtbank om draaide – waarheidsvinding – op de achtergrond is geraakt. Het gevolg: openbare aanklagers die zich ontpoppen tot straatvechters en advocaten die vertragingstactieken toepassen, aan de haal gaan met vormfouten en soms een geheime politieke agenda lijken te bezitten. Tel daarbij op de vele deskundigen die zittingen in gespecialiseerde hoorcolleges veranderen, evenwel vaak zonder helderheid te geven, en rechtbankjournalisten die hun onafhankelijkheid te grabbel gooien.

Om de rechtbank weer het bastion van de waarheid te laten worden, moet de rol van rechters en slachtoffers in de procesgang veranderen. Het is aan de rechters om een actievere rol te spelen en de aandacht weer te verleggen naar waar het om gaat: de misdaad zelf. De slachtoffers kunnen daarbij helpen. Maar alvorens daar op in te gaan, loont het de moeite de werdegang van de waarheid in de rechtszaal onder de loep te nemen. Hoe de waarheid een fabel werd.
 
Het uit de Verenigde Staten overgewaaide fenomeen crime fighting  heeft school gemaakt, met Fred Teeven als boegbeeld. De Leefbaar Nederland-voorman stond als officier van justitie niet bepaald bekend om zijn een magistratelijke optreden, maar kon straatvechten als geen ander. Hii deed dat met verve in een “slechte b-film”, zoals strafrechtgeleerde Hendrik Kaptein het Hakkelaar-proces omschreef. De methode-Teeven werkte volgens advocaten als volgt: men zoeke eerst een verdachte, en dan pas een aanklacht. Voorlopig hoogtepunt van het misdaadvechten was de IRT-affaire, waar Teeven een deal sloot met wapen- en drugshandelaar Mink K. in de hoop de open einden van de IRT-affaire te kunnen oplossen. Het belooft wat als het openbaar ministerie wordt geprivatiseerd, iets waar de econoom Sweder van Wijnbergen voor heeft gepleit.
 

Vechtadvocatuur

Met een politieke mentaliteit vond crime fighting zijn antwoord in een vechtadvocatuur, waar Bram Moszkowicz en Gerard Spong bekende vertegenwoordigers van zijn. Soms trekken de welbespraakte strafpleiters samen ten strijde, zoals in de Hakkelaar-zaak, dan weer bestrijden ze elkaar in mediazaken omtrent de voetballers Patrick Kluivert en Edgar Davids. De Don Quichots van het strafrecht spotten met hun geloofwaardigheid door op te duiken in reclamespotjes en praatprogramma’s. Bij het bekende advocatenduo Gerard Spong en Oscar Hammerstein – wier kantoor in de wandelgangen ook wel The Dark Room wordt genoemd – krijgt een aangifte al snel het karakter van een persbericht of een politiek statement, zoals de aangifte tegen politici en journalisten wegens het aanzetten tot haat jegens wijlen Pim Fortuyn. “De beide advocaten lijker ernaar te streven een strikt juridisch bewijsbare schuld uit te willen laten dijen tot een schuldvraag van abstracte, bijna metafysische proporties die zó alomvattend en ongrijpbaar tegelijk is dat het nauwelijks nog is vast te stellen wie er in dat geval wél en niét moet worden vervolgd,” stelde Joost Zwagerman. Met recht heeft het weinig te maken.

De straftrechtadvocaat is in de loop der jaren van juridisch stiefkindje veranderd in een prestigeobject. Burgers dragen t-shirts met teksten als ‘You don’t want to know who my lawyer is’. Een rechter die Moszkowicz met zijn cliënt zag binnenkomen, fluisterde eens tegen de griffier: “Daar heb je de verdachte met zijn schuldbekentenis”. Moszkowicz bemoeit zich zelden met het vooronderzoek en laat zich liever zien in de rechtszaal, waar de journalisten schrijven en de camera’s draaien. Hij behoort tot de advocaten die hun cliënt niet vragen wat er eigenlijk heeft plaatsgevonden. Die wetenschap zou de verdediging slechts hinderen. En een advocaat die, zoals recentelijk in een ernstige verkeerszaak in Amsterdam, wel interesse toont in de ware toedracht, krijgt van de rechter te horen dat zijn aanwezigheid de belangen van zijn cliënt betreft, en niet de waarheidsvinding.

Die belangen zijn doorgaans strijdig met het werkelijke verhaal. De rechtszaal is geen toneel meer van boetedoening, katharsis of heroïsche gebaren. Het openbaar ministerie zal na voortschrijdend inzicht zelden eens een vrijspraak eisen, zoals achteraf gezien had gekund bij de Zaanse paskamermoord en de Puttense moordzaak. Aan de andere kant zijn er weinig verdachten die handelen zoals Raskolnikov dat deed, de hoofdpersoon uit Dostojevski’s Schuld en Boete, die een woekeraarster en haar dochter vermoordde en uiteindelijk tot een bekentenis kwam. Als de calculerende verdachte per ongeluk over de beschuldigingen gaat praten, krijgt zijn advocaat het Spaans benauwd: een mondige cliënt is zijn grootste vijand. En de beste vriend van de rechter. “Och, had u ook nog wat te melden”, placht een inmiddels gepensioneerde Amsterdamse politierechter te zeggen als een advocaat ging staan voor zijn pleidooi.

De verdediging tracht de aandacht van de misdaad af te leiden door zich bijvoorbeeld te richten op de (niet) gevolgde procedures in het vooronderzoek. Op advocatenkantoren vloeide champagne nadat een Amerikaanse rechter had bepaald dat vingerafdrukken via pseudowetenschappelijke weg tot stand komen. Door de verdediging opgeroepen als getuigen, brengen rechercheurs, douaniers of andere rijksdienaren dagen door in de rechtszaal, of in de belendende wachtkamers. Bij een grote belastingfraudezaak zat eens het halve belastingkantoor van Hoorn bij het gerechtshof. Uiteindelijk kregen de fraudeurs geen straf omdat het proces te lang had geduurd. Van de procedures werd door verlichte juristen verwacht dat bij goede naleving ervan de waarheid zelf aan het licht zou komen. In de loop der jaren is gebleken dat ze, net als in de politiek, een eigen leven gaan leiden.
 

Volksuniversiteit

Een andere vertragingstactiek van de advocatuur is het optrommelen van deskundigen. Vooral zaken in hoger beroep krijgen soms een hoog ‘onder professoren-gehalte’. Rechters durven niet te weigeren, uit angst om door de Hoge Raad op de vingers getikt te worden. Een lector in het belastingrecht komt beweren dat steekpenningen onbelast zijn, een gynaecoloog liegt het hof onbewust voor tijdens de Puttense moordzaak (de beruchte ‘sleeptheorie’), een Turkoloog bespreekt de vrije wil in een eerwraakkwestie (na de schietpartij op een ROC in Veghel), een landbouwprofessor pleit eigenwijze veeboeren vrij, een econoom geeft een college beursfraude, een longchirurg wijdt tijdens het Picornie-proces uit over klaplongen, ethici zetten hun academische discussies over euthanasie voort en een bewegingsdeskundige analyseert atletische bewegingen van een overvaller. Het Paleis van Justitie als volksuniversiteit. In een zaak tegen een man die zijn vrouw had gedood door het huis in brand te steken, werden branddeskundigen vanuit de Verenigde Staten overgevlogen. Volledig geïnformeerd liet het Bossche hof alle tegenstrijdige deskundigenverklaringen uiteindelijk links liggen.
Meer informatie betekent namelijk niet automatisch meer helderheid. Ook niet als het gaat om  ‘harde’ wetenschap. DNA moest een einde maken aan veel onzekerheid, maar inmiddels is wel gebleken dat men zonder morsiaans speurwerk weinig aan de genetische vingerafdrukken heeft. DNA-onderzoekers behoren inmiddels tot het meubilair van de zittingszalen. Tijdens een proces tegen twee mannen die met een shovel een geldloper hadden overvallen is een dag lang gedelibereerd over een haar die was aangetroffen in een bivakmuts. Niemand werd iets wijzer, maar de verwarring was groot geworden. De volgende procesdag ging geheel op aan de betwijfelde kwaliteit van de reukorganen van een speurhond. Ook een hond kan een mindere dag hebben, was de conclusie.
 
Hoe nobel hun bedoelingen ook zijn, de journalisten vormen een extra complicatie bij de waarheidsvinding. Wat de advocatuur betreft kunnen er dan ook niet genoeg journalisten present zijn. De een vindt dat het openbaar ministerie meer dossierstukken moet openbaren, de ander gebruikt het strafdossier als pr-instrument door het op internet te zetten. Het dossier uit de zaak omtrent het ‘Meisje van Nulde’ stond al voor het proces in de krant. De advocaat vond namelijk dat zijn cliënt, de moeder, al was veroordeeld en wilde een ander beeld geven van de situatie. Buitengewoon amicaal was de omgang tussen de journalisten en de advocatuur in de grote bankfraudezaak. Op papier stonden vier van fraude beschuldigde kantoorklerken terecht, maar dankzij de verdedigingsstrategie vormde de bankdirectie een jaar lang het publicitaire middelpunt. Alvorens over te gaan tot de orde van de dag, reageerden zowel de aanklager als de rechters eerst op de krantenartikelen. De journalist is een actieve deelnemer geworden van het strafrechtelijke theater.

Een enkele keer wordt hij zelfs gegijzeld, hetgeen Spits-reporter Koen Voskuil als getuige overkwam in de Mink K.-zaak. Uiteindelijk kwam hij vrij nadat het hof had overwogen dat zijn nieuwsverhaal waardeloos was. Sceptisch zijn rechters wel vaker over getuigen, wier aanwezigheid op de terechtzitting zelf de laatste decennia meer regel dan uitzondering is geworden. Advocaten willen dat rechters belastende getuigen met eigen ogen aanschouwen, zodat Vrouwe Justitia haar blinddoek wel moet afdoen. Soms mogen getuigen video-opnamen van beveiligingscamera’s becommentariëren. De beeldcultuur is ook hier niet onopgemerkt gebleven.
Zekerheidshalve gaan rechters, voorgelicht door rechtspsychologen, er vanuit dat getuigen onwaarheid spreken, niet zozeer uit moedwil, al valt dat nooit uit te sluiten, maar omdat het geheugen nu eenmaal feilbaar is. Een krantenkop als “Stroom getuigenissen heldert zaak Mink K. niet op” typeert tal van processen. Een man uit Baarn die dronken een stilstaande auto had geramd, nam ooit een ‘ontlastende’ getuige mee naar de politierechter. De automobilist toog naar huis met een boete en een rij-ontzegging terwijl de getuige á decharge wegens meineed drie maanden de cel in moest. De twee appelleerden. In het hoger beroep van de meineedpleger trad de verdachte op als getuige. Ook hij kreeg een meineed aan zijn broek. Het leverde een aardig Droste-effect op. En het gaat hier nog niets eens over kroongetuigen die voor 1.6 miljoen gulden door het openbaar ministerie worden gekocht, zoals in het Hakkelaar-proces, of om het groeiend aantal anonieme getuigen, die met helm en al de rechters tegemoet treden.
 

Karakterneurotisch

Mocht een strafrechtelijk onderzoek onverhoopt conform de regelen der kunst zijn verlopen, dan is er nog altijd een zenuwarts die kan verklaren dat de aangeklaagde gebukt gaat onder anti-sociale persoonlijkheidsstoornissen, paranoïde trekken, ongestructureerd narcisme, karakterneurotisch gedrag, een “ik-arme”-identiteit of soortgelijke problemen met zijn toerekeningsvatbaarheid. Meestal zijn er evenveel deskundigen als verschillende rapportages. Zo nu en dan verschijnt de auteur van zo’n psychoanalytisch rapport ter terechtzitting. Michel Foucault kijkt over z’n schouder mee, de Franse filosoof die zich tijdens een hoorcollege ooit vrolijk maakte om een analyse waarin een moordenaar alcibiadisme, erostratisme, donjuanisme en bovarysime werd toegedicht. Het beklaagdenbankje doet soms dienst als sofa. 

Zodoende kunnen rechtszaken dagen, weken, maanden en jaren duren zonder dat de misdaad zelf de aandacht krijgt die het verdient. Het nieuwe Wetboek van Strafvordering waar de strafrechtgeleerden Geert Knigge (Groningen) en Marc Groenhuijsen (Tilburg) aan werken, en dat dit jaar wordt afgerond,  moet daar verandering in brengen. Ze willen een rechtspraak ontwikkelen die minder formeel omgaat met fouten in de tenlastelegging. In tegenstelling tot hun Duitse collega’s, wier dagvaardingen lezen als een samenvatting van een Derrick-aflevering in de televisiegids, hebben de Nederlandse aanklagers letterlijk te maken met de tirannie van de tenlastelegging, waardoor ze telkens weer de grenzen van de onleesbaarheid moeten verleggen. Eén verkeerd geplaatste komma kan leiden tot het einde van de zaak. Als het aan genoemde onderzoekers ligt, mag de rechter fouten en onduidelijkheden in de dagvaarding meteen aan de orde stellen, waarna de officier van justitie het een en ander kan wijzigen.
 
Een andere manier om het misdrijf en de gevolgen daarvan weer centraal te stellen, is het verlenen van spreekrecht aan de slachtoffers of nabestaanden, hetgeen nu al mondjesmaat gebeurt. Dat gebeurt door een Victim Impact Statement, een rede die de emancipatie van het slachtoffer voltooit en het startsein vormt van de leedverwerking bovendien. Strafpleiters vrezen dat de door Richard Rorty als cruciale filosofische vraag bestempelde “Are you suffering?” rechters beïnvloedt. Televisiebeelden van een rechter die tijdens het voorlezen van een vonnis in tranen schiet, versterken deze angst.

De voorstellen van Knigge en Groenhuijsen zijn een goede remedie de dichtgeslibde aderen van het recht weer open te krijgen. Maar hoe up-to-date het nieuwe wetboek ook wordt, het zal niets veranderen als de rechter niet fundamenteel anders tegen zijn rol aankijkt. Net als de onderwijzer, de spelbepalende voetballer, de politicus en andere autoriteiten, heeft de rechter de laatste decennia een wat teruggetrokken leven geleid. Hij heeft de regie uit handen gegeven. Maar nu blijkt dat het debat tussen aanklager en verdediging tot van alles leidt, behalve de waarheid, zal de rechter een actievere rol moeten gaan spelen, ook als dat betekent dat er tijdens de zitting actiever onderzoek wordt gedaan, en zaken minder voorgekookt worden aangeleverd. Hij zou bijvoorbeeld vaker zelf getuigen moeten oproepen. De taak van de rechters – waarvan de jongste generatie volgens een enquête van het Nederlands Juristenblad bij tijd en wijle een kroket uit de muur trekt – is niet benijdenswaardig nu waarden als zekerheid en voorspelbaarheid niet alleen buiten maar ook binnen de zittingszalen eroderen. Van oudsher wordt rechtszekerheid geassocieerd met exacte en uniforme kennis van de wet, maar in ons chaotisch tijdvak biedt dit rechtspositivisme schijnzekerheden. Rechters zouden weer recht moeten scheppen, in de plaats van, in de traditie van het Romeinse recht, het slechts te spreken, waarbij er meer aandacht is voor de geest dan de letter van de wet. Tot slot verdient het de aanbeveling dat de rechter het uiteindelijke vonnis zelf formuleert en op papier zet, en dit dus niet overlaat aan een hulpje. Dit kan ervoor zorgen dat de rechter nauwer bij de zaak zelf betrokken raakt en hem al schrijvende beter kan analyseren. Het ambt van rechter is geen routineuze kantoorbaan.

Jozef K.

De Hoge Raad blijkt bepaald niet wars te zijn van een flexibele opstelling door een rechter. Een paar jaar geleden moest in Zwolle een man voorkomen wegens het bezit van iets te veel soft drugs. Hij was in het gerechtsgebouw aanwezig, maar de bode vergat hem de zaal binnen te roepen. De man, die geen advocaat had, werd bij verstek veroordeeld. Nadat de nalatigheid was opgemerkt, vertelde de politierechter de verdachte dat de fout inmiddels onherstelbaar was. Wat restte was hoger beroep voor het blowende achterneefje van Jozef K. Het hof veroordeelde de man vervolgens ook, nadat deze zijn zegje had kunnen doen. Een jaar later legde de Hoge Raad de hele zaak weer neer op het bordje van de politierechter. De gedachte achter deze terugverwijzing was: de politierechter had destijds, al dan niet na een snelle blik op de griffier en de officier van justitie, kunnen doen alsof er nog geen behandeling was geweest en er geen uitspraak was gedaan. Het is in strijd met de wet, maar maakt de rechtspraak beter verteerbaar.