Home De jaren ’30: Menno ter Braak

De jaren ’30: Menno ter Braak

Door Frank Mulder op 15 februari 2011

Cover van 02-2011
02-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

In de jaren dertig waarschuwde Menno ter Braak voor het ressentiment van de NSB. Een vergelijking met de PVV van nu gaat niet op, vindt zijn biograaf Léon Hanssen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Er is een beweging, schreef Menno ter Braak in 1937, die niets anders doet dan ressentiment exploiteren. Deze beweging stimuleert de boosheid, is niet werkelijk geïnteresseerd in oplossingen en heeft geen ideeën. Tegelijk beschouwt deze beweging zichzelf als het eeuwige slachtoffer van ‘links’ of ‘de elite’, en koestert ze een diepe weerzin jegens intellectuelen, kosmopolieten en iedereen die ‘anders’ is.
CDA-Kamerlid Jack Biskop herkent deze gedachten, zei hij op 26 november in de Volkskrant. Hij dacht: ‘Jeetje, dat kun je vandaag de dag ook gebruiken.’ Hij verwees ook naar het nieuwe boekje van Rob Riemen: De eeuwige terugkeer van het fascisme.
Riemen, directeur van het Nexus-instituut, windt er minder doekjes om. ‘Geert Wilders en zijn beweging zijn het prototype van hedendaags fascisme’, schrijft Riemen, en we zouden volgens hem de waarschuwingen van Ter Braak wel wat meer ter harte mogen nemen.
Mogen we Ter Braak (1902-1940) inderdaad op die manier lezen, en kunnen we die parallel tussen de PVV en de jaren dertig wel trekken? We vroegen het Léon Hanssen, historicus aan de Universiteit van Tilburg en de enige Ter Braak-biograaf die we hebben.

Wat is er zo bijzonder aan Menno ter Braak?
‘Ter Braak groeide op als telg van het liberale Bildungsbürgertum, in een gezin van idealistische wereldverbeteraars. In de loop der tijd werd hij geconfronteerd met de schaduwkant van de cultuur. Als een van de weinigen heeft hij daar kond van gedaan in zijn geschriften; hij heeft zijn worstelingen beschreven. Hij was in de wieg gelegd om hoogleraar te worden, maar hij zette zijn voorrechten op het spel en ging midden in de cultuur staan. Hij was bijzonder productief. Als cultuurredacteur van Het Vaderland besprak hij de hele West-Europese cultuur van voor de oorlog. Hij was daarnaast betrokken bij de oprichting van verschillende initiatieven: de Filmliga, het literatuurtijdschrift Forum en natuurlijk het Comité van Waakzaamheid, tegen het nationaalsocialisme.’

Kunt u zijn denken samenvatten?
‘Ter Braak had niet de pretentie een filosoof te zijn met een consistent wereldbeeld. Hij schreef bovendien over alles wat hem voor de voeten kwam. In de latere jaren draaide zijn denken echter voornamelijk om het probleem van democratie. Hoe om te gaan met de schaduwkant van de cultuur in een massademocratie, waar absolute waarden hebben afgedaan. Zijn leidsman hierbij was Friedrich Nietzsche, die aan het einde van de negentiende eeuw al had ontdekt dat de moderne christelijke cultuur, ondanks de schone schijn van de oppervlakte, wordt gedreven door rancune, of ressentiment. Dat is een gevoel van onbehagen over eigen onmacht, dat gepaard gaat met de gewaarwording dat een ander wel macht bezit.
Ter Braak zag dat die rancune nauwelijks kans krijgt in een traditionele, hiërarchische wereld, waarin de rollen vastliggen en een knecht er niet eens over nadenkt ooit een heer te worden. Maar door het christendom is het gelijkheidsideaal de hele samenleving gaan doortrekken – en daarmee de rancune. Dat leidt tot de “democratische paradox”. Iedereen is in theorie gelijk, maar in werkelijkheid zijn er steeds groepen die menen dat anderen meer macht hebben dan zij. Sterker nog: in een democratie leren mensen zich per definitie níét te schikken. Er is kennelijk altijd iets wat nóg gelijker kan, en als die volledige gelijkheid zich dan lijkt te ontwikkelen, raken mensen ook daar weer ontevreden over. Ter Braak ontdekte, met andere woorden, dat het ressentiment de motor van de democratie is.
Dat ressentiment hoeft niet verkeerd te zijn, als we het maar “stileren”, in de woorden van Ter Braak. Dat wil zeggen, onderkennen en creatief maken. Dan wordt het van een blind instinct dat tot conflict leidt iets productiefs waar de angel uit is. Dat kun je doen door zelfrelativering, door humor, door rationeel na te denken over je irrationele angsten, zodat de haat verdwijnt. Een voorbeeld: je kunt de draak te steken met je eigen onvrede door jezelf in een carnavalsoptocht te verkleden als een gezagsdrager die je haat. Dan reageer je je haat af in een vorm die ruimte schept.
Ressentiment kan echter ook een eigen leven gaan leiden. Dat zag Ter Braak vooral bij het nationaalsocialisme. De NSB stileerde het onbehagen niet, maar wakkerde het aan, waarbij de massa niets meer is dan de marionet van zijn eigen haat. Dat leidt tot de uitschakeling van de democratische gedachte.’

Zou Menno ter Braak dat hebben herkend in het populisme van de eenentwintigste eeuw? Is de PVV een rancunepartij?
‘Eerlijk gezegd vind ik die vergelijking volledig mank gaan. Het populisme van nu is niet zomaar terug te projecteren. De NSB werd volgens Ter Braak gedreven door wrok om de wrok. Het ging ze niet om programmapunten, maar om het ventileren van haat. Terwijl Wilders met het gedoogakkoord bewijst dat het hem om resultaat te doen is. Waar het pure ressentiment eeuwig onbevredigbaar is, toont hij zich tevreden met punten die hij kan binnenhalen. Hij stelt concrete politieke doelen. Ik kan daar werkelijk niets ondemocratisch aan ontdekken. Het fascisme verwijst naar Mussolini, die dweepte met militarisme. Het lijkt me sterk dat Wilders daar enige bewondering voor heeft. Het kan leerzaam zijn om historische vergelijkingen te trekken, maar dit is volstrekt een slag in de lucht.
Of de achterban van de PVV wel uit verkeerd ressentiment handelt, is pure speculatie. Ik kom oorspronkelijk uit Zuid-Limburg, thans een PVV-bastion, en je herkent de onvrede daar heel goed. Maar is dat de PVV aan te rekenen? Dat reken ik de partijen aan die alleen maar hebben bestuurd om het besturen, die het contact met de werkvloer zijn kwijtgeraakt en te weinig hebben gedaan aan werkloosheid, criminaliteit en problemen in de ouderenzorg. Het gaat in wezen niet om moslims; ik proef niet dat de PVV hun de schuld van die problemen geeft. Mensen kiezen voor Wilders omdat ze hopen dat hij de gevestigde orde gaat opschudden. Net als destijds bij Fortuyn.’

Ook Rob Riemen heeft kritiek op de gevestigde orde met zijn ‘geestelijke leegte’. Dat zijn volgens hem journalisten, politici, zakenlui, maar ook intellectuelen die gemakzuchtig voor nihilisme kiezen. Zou Ter Braak het daar wel mee eens zijn geweest?
‘Nee, dat is toch wel erg pathetisch. De situatie in de jaren dertig was veel ernstiger; daarbij vergeleken leven wij in een gelukzalige toestand. De nihilistische elites van Riemen, ik ken ze niet. Ik vind het nogal demagogisch aandoen. Dat denken in sjablonen, vanuit de hoogte, dat kende Ter Braak niet. Dat is overigens iets wat je de PVV wél kunt verwijten: dat ze net als Riemen blijven steken in termen van zwart en wit. Wat Ter Braak ons te bieden heeft, is een andere, veel meer gedifferentieerde en open manier van denken. Er is geen elite meer die het recht heeft zich op basis van afkomst of traditie te verheffen boven de menigte. We kunnen ons alleen nog maar onderscheiden in een horizontaal kader, door ons voorzichtig uit te spreken over bepaalde thema’s. De waarheid zit in de nuance, niet in de sjablonen. Democratie is een spel, zei Ter Braak. Maar je moet het ernstig spelen.’

Hoe kan dat ons concreet helpen om te gaan met de maatschappelijke onvrede?
‘Ik kan daar geen beleidsrecept voor geven. Dan zou ik niet dicht bij de jaren dertig van Ter Braak blijven. Ter Braak zou in elk geval het ongenoegen willen begrijpen en rationeel maken, om de discussie daarmee op gang te brengen. Dat zie ik terug bij mensen als Bas Heijne en Paul Scheffer. Bovendien vond hij humor belangrijk. Humorloosheid is een kenmerk van het pure ressentiment. Daar kun je Wilders in elk geval niet van betichten, al is is zijn humor soms een beetje steil. Kijk naar hoe hij onlangs Job Cohen tot Nationale Ombudsman wilde promoveren. Bij die gebeurtenis zag je dat juist de PvdA-leider geen humor wist te gebruiken. De oude partijen weten niet hoe ze met deze nieuwe acteurs op het politieke toneel moeten omgaan. Er is een vooropgezette afkeuring, die je bij Ter Braak niet tegenkwam. Hij plaatste mensen niet in een hokje, maar bleef zoeken naar wat hij van iemand kon opsteken.
Als we de democratie meer als spel gaan zien, kunnen we maatschappelijke problemen ook wat meer relativeren. Neem het rookverbod; daar zijn we heel absoluut in geworden. In de tijd van Ter Braak gaven mensen zich een houding door roken, het was een distinctiemiddel. Nu is het een taboe geworden. Als ondernemers dan op een creatieve manier dat verbod weten te omzeilen, spelen ze het spel slim en moeten we ons daarbij neerleggen. Er is geen goed en fout. Het gaat erom de negatieve gevoelens in de maatschappij in goede banen te leiden. Zo schipperen we voort, zou Ter Braak zeggen.’

Is dit niet precies dat gemakzuchtige nihilisme waar intellectuelen van worden beschuldigd?
‘Dat zij dan zo, maar we kunnen niet meer terug naar vroeger. Je moet accepteren dat de wereld continu verandert. De samenleving blijkt niet maakbaar en dingen kunnen verkeerd lopen; dat wist Ter Braak als geen ander. We moeten proberen de chaos controleerbaar te houden. Maar hij zou er ook op wijzen dat het juist zo vaak níét misgaat. Is het niet merkwaardig, schreef hij, dat mensen uit de arbeidersbuurten niet naar de voorname villawijken komen om alles kort en klein te slaan? En omgekeerd: dat die voorname mensen de politie niet laten uitrukken om de arbeiders de nek om te draaien? Blijkbaar functioneert onze democratie. Maar inderdaad, zoals Ter Braak al meende: we balanceren op de rand van de vulkaan.’

Menno Ter Braak
Menno ter Braak (1902-1940) was de meest vooraanstaande criticus van zijn tijd. De historicus richtte onder meer het literaire tijdschrift Forum op en werkte jarenlang als literair redacteur voor de krant Het Vaderland. Samen met Eduard du Perron en Jan Romein nam hij in 1936 het initiatief tot oprichting van het Comité van Waakzaamheid van Anti-nationaalsocialistische Intellectueelen. Toen Nederland capituleerde voor de Duitsers, op 14 mei 1940, pleegde hij zelfmoord, zoals hij jaren tevoren al in kleine kring had aangekondigd. Hij wilde niet leven onder het nazisme. Hij was getrouwd met Ant Faber, dochter van een rode dominee.
Ter Braaks leven is uitgebreid beschreven in een tweedelige biografie, geschreven door Léon Hanssen: Want alle verlies is winst: Menno ter Braak 1902-1930 (2000) en Sterven als een polemist: Menno ter Braak 1930-1940 (2001). Hanssen is historicus aan de Universiteit van Tilburg en is op dit moment bezig aan een biografie van Mondriaan.

Lees hier meer over Menno ter Braak (website van Léon Hansen)