Home De haast voorbij

De haast voorbij

Door Daan Roovers op 26 mei 2020

De haast voorbij
Cover van 06-2020
06-2020 Filosofie Magazine Lees het magazine

Met de lockdown belandden we in een wereldwijd experiment. Denker des Vaderlands Daan Roovers vraagt zich af wat het vele thuisblijven betekent voor onze opvattingen over mobiliteit. ‘Vrijheid was ooit benzine, vrijheid wordt nabijheid.’

Het is inmiddels ver weggezakt in ons collectieve geheugen, maar nog geen halfjaar geleden vlogen politici elkaar in de haren over de maximumsnelheid. Omdat de uitstoot van stikstof (‘de ergste crisis in de negen jaar dat ik premier ben’ – Rutte zei het echt) drastisch naar beneden moest worden gebracht, besloot het kabinet tot een ‘rotmaatregel’: begrenzing van de maximumsnelheid tot 100 km/u. Het lijkt een eeuwigheid geleden.

Een korte terugblik: ‘Als we overal terug moeten naar 100, dan heb je de poppen aan het dansen. Daar word je gek van. Vroeger was 80 tot 100 kilometer per uur prachtig, maar met de huidige moderne auto’s zit je jezelf op te vreten als je niet harder mag,’ aldus verkeerspsycholoog Gerard Tertoolen in het AD over de verlaging van de maximumsnelheid op alle snelwegen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Dat bij uitstek de vroempartij VVD, die eenpaar jaar eerder met veel bombarie de maximumsnelheid verhoogd had naar 130 km/u, zich niet veel later met diepe weerzin genoodzaakt zag deze terug te schroeven naar 100 km/u is ironisch. Maar het toont ook dat beleid rondom snelheid en snelheidsbegrenzing niet alleen gaat over politieke en economische impact. Snel, sneller, snelst betekent veel meer dan toenemende tijdwinst. Snelheid en versnelling beïnvloeden direct onze bewegingsvrijheid en hebben daardoor ook een existentiële betekenis.

Snelheid en versnelling hebben ook een existentiële betekenis

Eerste vrouw met haast

Laten we een beetje afstand nemen en teruggaan naar het begin van die ervaring van ‘versnelling’. De eerste ‘verkeerspsycholoog’ uit de geschiedenis lijkt me zonder twijfel Marcel Proust. In zijn wereldberoemde À la recherche du temps perdu (1907-1922) reist hoofdpersoon Albertine met haar geliefde voor het eerst een dagje met een auto in plaats van met de vertrouwde koets met paarden. En dan blijkt dat ze op een dag niet één, maar wel twee verschillende dorpen kan bezoeken. ‘Dan gebeurt er iets onverwachts. Albertine, die nog maar enkele uren eerder niet wilde geloven dat je twee dorpen op een enkele dag kunt aandoen en dus een dag gewonnen heeft, krijgt plotseling haast. Op bezoek in het ene dorp werpt ze haar geliefde een blik toe om duidelijk te maken dat ze niet veel langer kunnen blijven. Ze moeten immers nog naar het tweede dorp. De reisgenoten sparen tijd uit door sneller te reizen dan met een koets, maar gebruiken die om een langere reis te maken en meer bestemmingen aan te doen.’

En zo wordt Albertine de eerste vrouw met haast, een moderne reiziger met nieuwe afwegingen en andere prioriteiten. Opvallend: de gewonnen tijd wordt niet besteed aan een langer bezoek of een extra wandeling. Nee, het bezoek wordt juist korter! De extra tijd besteden ze aan een langere reis: ‘De horizon komt niet dichterbij, maar schuift naar achteren.’ De snelheidswinst schept nieuwe mogelijkheden en verwachtingen.

Mobiliteit is meer dan alleen bewegingsvrijheid; het is synoniem voor vooruitgang, voor mogelijkheden en nieuwe horizonten, schrijft de Duitse filosoof Peter Sloterdijk in Eurotaoïsme. ‘Vooruitgang is voor ons slechts denkbaar als beweging die tot een groter bewegingsvermogen leidt, voor zover wij als moderne subjecten vrijheid a priori als bewegingsvrijheid opvatten.’

De beste verbeelding van vrijheid als bewegingsvrijheid is, volgens Sloterdijk, de auto. Niet alleen een sterke accelerator van het dagelijks leven, maar ook een die je zelf bestuurt en die uitnodigt om als een verlengstuk van jezelf beschouwd te worden: ‘Wie autorijdt (…) voelt hoe zijn kleine ik een groot zelf wordt dat van de hele wereld van de snelwegen ons vaderland maakt en ons ervan bewust doet worden dat wij tot meer voorbestemd zijn dan tot het halfdierlijke bestaan van voetganger.’ Eindelijk ontstijgen we het dierenrijk, via de automobiliteit. En we hebben, via het stuur van de auto, de richting van ons leven in eigen hand. Vrijheid is benzine – korter kunnen we de tweede helft van de twintigste eeuw niet samenvatten.

Als de de wet van behoud van reistijd en verplaatsingen – ook wel bekend als de Brever-wet – klopt, dan is investeren in (snel)wegen en spoor infeite een stimulans voor mensen om nog meer kilometers te maken. De Brever-wet luidt dat iemand altijd een vrijwel constante hoeveelheid van zijn tijd besteedt aan reizen (ook Albertine hield zich daar al aan). Al decennialang reizen mensen over de gehele wereld zo’n zeventig tot negentig minuten per dag. Doordat de snelheid van vervoermiddelen is toegenomen en de infrastructuur is verbeterd, leggen we de laatste jaren dus steeds meer kilometers af, in diezelfde tijd. En daar worden we – denk nog maar even terug aan Prousts Albertine – behoorlijk onrustig van.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Beeld: Studio Illurama

Andere oplossingen

Maar nu staan we er ineens heel anders voor. De invoering van de 100-km/u-maatregel is ongemerkt voorbijgegaan omdat een groot deel van de mensen vanwege de coronamaatregelen niet eens meer in de auto (of de trein of het vliegtuig) zit. Sinds ‘blijf thuis’ het devies is, is de maximering van de snelheid ineens een luxeprobleem geworden. We gaan amper nog de weg op. De verkeersdruk was eind maart afgenomen met 65 procent, files hebben er de laatste tijd nauwelijks gestaan, en de maatschappelijke vraag op dit moment is niet zozeer hoe hard je mag rijden, maar of het verantwoord is om je door het land te verplaatsen en de weg op te gaan.

Wat gaat deze periode betekenen voor het denken over mobiliteit? Belangrijk aan deze radicaal nieuwe ervaring is dat dit ‘experiment’ niet een individuele oefening is om het aantal kilometers terug te dringen, maar een maatschappelijke, wereldwijde. En dat we die al een heel aantal weken volhouden, en dus dat we noodgedwongen andere oplossingen vinden om afstanden te overbruggen.

Het lijkt een goed moment om op zoek te gaan naar een andere invulling van het ideaal van mobiliteit. Naarmate we meer en meer zijn aangewezen op onze lokale omgeving en ons wordt gevraagd het aantal reisbewegingen drastisch terug te brengen om het coronavirus te bestrijden, wordt het tijd voor een alternatief voor ‘vrijheid is benzine’.

Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving Daan Zandbelt formuleerde het eerder (nog in het fossiele tijdperk) zo: laten we in plaats van naar een grotere mobiliteit streven naar meer ‘nabijheid’. Mobiliteit is geen doel; het is een middel om andere mensen, andere voorzieningen te bereiken. Maar als we de bebouwde leefomgeving zo inrichten dat zo veel mogelijk voorzieningen in de nabije omgeving zijn, is er veel minder mobiliteit nodig. In de gigantische moderne Chinese (!) steden wordt al zo gedacht, en hoewel de uitvoering die zij kiezen misschien niet past bij ons Europese idee van wonen (die kolossale woontorens, om maar wat te noemen), is het inspirerend om te onderzoeken hoe je via stedenbouw en stadsplanning het aantal fossiele kilometers kunt reduceren. Als bewegingsvrijheid betekent dat alle voorzieningen die je regelmatig nodig hebt binnen pakweg 45 reisminuten te bereiken zijn, kun je ook compacter bouwen en leven ambiëren. Vrijheid was ooit benzine, vrijheid wordt dan nabijheid.

Meer fietsen

Het is maar een voorbeeld. Nederland, als klein, overzichtelijk en goed ontwikkeld land, is een geschikte bodem om verschillende idealen over mobiliteit opnieuw te doordenken. Mobiliteit kan in het teken van nabijheid staan, of van landschappelijke en ruimtelijke schoonheid, of juist in het teken van gezondheid. Nederlanders wonen gemiddeld 22 kilometer van hun werk. Fietsen zal niet voor iedereen een optie zijn. Maar uitbreiding van (snel)wegen en spoor heeft er in de afgelopen decennia vooral toe geleid dat mensen steeds verder van hun werk zijn gaan wonen – zie de eerdergenoemde Brever-wet. Terwijl elke kilometer die op de fiets wordt afgelegd niet alleen goed is voor de CO2-uitstoot, maar ook voor het fysieke en mentale welzijn. Nog één keer Peter Sloterdijk: ‘Op de fiets wordt een mens optimistisch. Dan ervaar je dat willen, kunnen en uitvoeren één kunnen zijn (…). Dan wil je wel juichen: Es geht, es geht, es geht!

Laten we, in al die reistijd die nu vrijkomt, daar eens over discussiëren. Wat vinden we in het kader van mobiliteit belangrijk in dit land? Niet alleen voor nu, maar ook over tien jaar. Wat wordt het geluid van de toekomst: wordt dat vroemmm! of: Es geht!?