Mag je genieten van een ramp? Volgens Karen Gover is vernietiging overal aanwezig en kan die zelfs productief zijn.
Het Groot Arsenaal van de Tower of London stond bekend als de grootste overdekte ruimte van Europa. Op 30 oktober 1841 brandde het volledig af. De vuurzee was zo immens dat zelfs de kroonjuwelen van het Verenigd Koninkrijk, die bewaard worden in de nabijgelegen Tower, in veiligheid moesten worden gebracht. De Engelse schilder William Turner (1775-1851) was getuige van de brand en maakte er een kleine waterverfschildering van in zijn schetsboek.
Filosoof Karen Gover, verbonden aan Bennington College in de Verenigde Staten, zag dit werk voor het eerst bij een bezoek aan Londen: ‘Ik was de vier musea van de Tate Gallery aan het verkennen. Nadat ik het Tate Modern had gezien, ging ik de oudere werken in het Tate Britain bekijken. Ik had niet verwacht dat dit werkje mij zo zou aangrijpen. Mijn eerste gedachte was: als ik één kunstwerk naar huis zou mogen meenemen, dan zou ik dit kiezen.’
Turner is vooral bekend van zijn spectaculaire olieverfdoeken. Wat is er zo bijzonder aan dit werk?
‘Die spectaculaire werken van Turner zijn belangrijk in de kunstgeschiedenis, zeker. Ze vormen het begin van abstractie in de kunst, de bevrijding van mimesis. En hoe Turner een atmosfeer en gevoel schept met schijnbaar chaotische vegen verf is virtuoos. Toch heeft geen ander schilderij van zijn hand mij zo gegrepen als deze intieme waterverfschets. Die bevat al het goede van Turners andere werk, maar heeft nog iets extra’s.
Alleen al de kleine afmeting maakt het speciaal. Wat ze in de Romantiek “het sublieme” noemen, weet Turner te vangen op een blad dat amper groter is dan een ansichtkaart. Zijn grotere werken, die op zich veel geschikter lijken voor het afbeelden van zo’n verschrikkelijke en overweldigende brand, zijn veel formeler en minder spontaan.
Ook het gebruik van waterverf spreekt me aan. Waterverf is een zeer moeilijk medium. Fouten zijn niet te corrigeren en je kunt ook geen lichte kleuren over donkere kleuren heen schilderen. Witte vlakken, zoals die dramatische plek in het midden, moet je onbeschilderd laten. Dat vereist veel controle over het snel vloeiende pigment in de verf.’
Wat valt u, buiten de technische aspecten, nog meer op aan de afbeelding?
‘Wat ik bewonder aan dit prachtige werkje is de grote hoeveelheid contrasten. Het vuur van het arsenaal wordt weerspiegeld in het water van de Theems. De maalstroom van lucht, rook, vuur en water wordt verankerd door de zuilen van het arsenaal, dat daardoor lijkt op een Griekse tempel. Het gebouw dreigt te worden overspoeld door het kolkende geweld van het vuur, maar houdt nog stand. Deze spanning tussen voor- en achtergrond, beschaving en vernieling doet me denken aan de productieve wisselwerking tussen apollinische en dionysische krachten in Nietzsches Geburt der Tragödie. Grote kunst ontstaat volgens Nietzsche als de orde en ratio van Apollo verstrengeld zijn met de wanorde en emotie van Dionysus. Dat zie ik terug in hoe de netjes opgestelde zuilen van het arsenaal worden omarmd door de wervelende vlammen.’
Er zijn bij deze brand ook mensen omgekomen. Is het gepast om een afbeelding van zo’n catastrofe te bewonderen?
‘Het is inderdaad ronduit smakeloos om esthetische bevrediging te halen uit afbeeldingen van menselijk lijden. Aan de andere kant moet ik denken aan een passage in Darwins Origin of Species, waarin hij zegt dat zelfs op een mooie zomerse dag – de zon schijnt, vogels fluiten in de bomen, bloemen bloeien – de dood overal om ons heen is. Bloemen concurreren met elkaar om de gunst van insecten. Die insecten worden weer verslonden door vogels. Het leven voedt zich voortdurend met ander leven, en je kunt daar onmogelijk bij stilstaan. Daarom is het geen probleem de voedselketen soms even te negeren en van het mooie uitzicht te genieten.’