Zou je je voorgoed willen laten aansluiten op een machine die een volmaakt geluksgevoel teweegbrengt, zodat je gelukkig bent in een virtuele wereld? Het antwoord op dit gedachte-experiment zegt veel over onze opvatting van geluk.
Natuurlijk heb je hooggespannen verwachtingen van een hoorcollege over geluk, dat is menselijk. De universiteit van Groningen heeft Martin van Hees niet voor niets hoogleraar filosofie gemaakt; die weet waarover hij spreekt – zoiets denk je terwijl je je op de bank uitstrekt en de afstandsbediening op de stereo richt. Eindelijk heb je het geluk binnen handbereik. De stem van de filosoof wekt echter twijfel: Van Hees articuleert haastig en wat onduidelijk. Het is niet de dictie van een alwetende leidsman, maar sympathiek klinkt zijn geluid wel, en dat is ook wat waard.
Het lijkt vanzelfsprekend, zo begint Van Hees zijn voordracht, dat we gelukkig willen zijn. Een gebrek aan geluk ervaren we als een probleem dat we proberen te verhelpen. Hij onderscheidt daarom twee algemene veronderstellingen: geluk is een essentieel onderdeel van een geslaagd leven en we hebben dat geluk min of meer zelf in de hand. Dat laatste is een tamelijk recent idee; lange tijd werd geluk gezien als iets wat mensen op last van de goden werd toebedeeld. Bij de eerste veronderstelling plaatst Van Hees geen kanttekeningen, terwijl hij bijvoorbeeld met Schopenhauer zou kunnen opperen dat lijden de regel is. Gelukkig doet hij dat niet, anders zou zijn virtuele collegezaal wel eens snel leeg kunnen lopen.
Geluk is de hoogste waarde in ons leven. Waarden zijn algemeen geformuleerde aspecten van het leven die we belangrijk en nastrevenswaardig vinden, zoals schoonheid, liefde, vriendschap, rechtvaardigheid en vrijheid. Als we zeggen dat geluk de hoogste waarde in ons leven is, dan betekent dat dat andere waarden er ondergeschikt aan zijn. Waarom vinden we vriendschap belangrijk? Omdat vriendschap bijdraagt aan ons geluk.
Als geluk een waarde is, om wiens geluk gaat het dan?. Van Hees: ‘Als ik tegen jullie vertel dat de hoogste waarde in jullie leven míjn geluk is, is dat niet overtuigend.’ Volgens de gangbare opvatting draagt het geluk van de een bij aan dat van de ander. Dat is de optimistische visie, gesteld tegenover de pessimistische visie dat iedereen bezig is zijn of haar eigen geluk na te streven. Het is duidelijk dat de optimistische visie niet altijd realistisch is, maar in Van Hees’ betoog gaat het dus ‘over jouw geluk en mijn geluk’.
Maar waar hebben we het eigenlijk over? Wat is geluk? De ‘voorkeurentheorie’ houdt in dat hoe meer voorkeuren een mens kan realisern, des te gelukkiger hij of zij is,. Van Hees: ‘Wil je niets liever dan succes hebben in je werk, dan ben je gelukkig als je succes in je werk hebt.’ Een van de argumenten tegen deze theorie is dat het streven vaak aangenamer is dan de vervulling; de voorpret bij het boeken van een vakantie is vaak groter dan de pret achteraf. Als een verzamelaar het laatste ontbrekende stukje aan zijn collectie heeft toegevoegd, slaat de verveling toe. Het hebben van een voorkeur kan zelfs gelukkig maken, terwijl je weet dat die voorkeur nooit volledig gerealiseerd kan worden. ‘Meer in het algemeen kunnen we zeggen dat volgens sommige psychologen mensen al snel gewend raken aan zaken waar ze eerder fanatiek naar streefden.’ Dat geldt voor materiële, maar zeker ook voor immateriële zaken.
Laat je voorkeuren juist los
Haaks op de voorkeurentheorie staat de bewering van bepaalde filosofen dat geluk er nu juist in bestaat je níet te laten leiden door je voorkeuren: je wordt vrij wanneer je deze voorkeuren kunt loslaten. Kennelijk gaat Van Hees ervan uit dat de door de stoïcijnen gepropageerde onthechting te veel gevraagd is voor zijn publiek, want op deze zienswijze gaat hij verder niet in. Hij constateert dat er tegen beide theorieën – over het realiseren dan wel loslaten van voorkeuren – argumenten aan te voeren zijn, en dat brengt hem op een andere geluksdefinitie: geluk als gevoel, als mentale toestand. Deze definitie schijnt hem zeer te bevredigen, hij ondervraagt haar in ieder geval niet verder.
Het college gaat vooral over individueel geluk, maar ook over het streven naar maximalisering van het geluk – geluk voor zoveel mogelijk mensen – komt aan de orde, en de onmogelijke ethische keuzes die hiermee samenhangen (moet je één man opofferen om er tien te redden?) De ethische dilemma’s brengen Van Hees weer terug bij andere waarden, zoals eerlijkheid en de rechten van het individu, die je – zo maakt hij duidelijk – niet buiten een beschouwing over geluk kunt laten. Dat blijkt ook uit een befaamd gedachte-experiment uit 1974 van de Amerikaanse filosoof Robert Nozick. Stel dat het mogelijk zou zijn je voorgoed te laten aansluiten op een ‘ervaringsmachine’, waardoor je volmaakt gelukkig zou zijn in een virtuele wereld zonder te beseffen dat je in feite een willoos, gemanipuleerd schepsel bent (denk aan films als The Matrix en Vanilla Sky). Zou je daar dan voor kiezen? Nozick moet er niet aan denken. Bijna niemand zou dat willen. Daaruit volgt dat geluk, gedefinieerd als een aangename mentale toestand, niet de hoogste waarde is. We willen geen geluk zonder echt contact met de wereld buiten onszelf, zonder vrijheid, zonder verantwoordelijkheid en zonder eigen persoonlijkheid; dat zijn blijkbaar juist deze factoren – die met elkaar samenhangen – die uitmaken of een ervaren geluk waardevol genoemd kan worden.
Van Hees besluit zijn college met de vaststelling dat het streven naar geluk contraproductief kan zijn, zoals iemand die aan slapeloosheid lijdt vooral niet moet denken: ik wil in slaap vallen. Het is verstandiger je te laten leiden door andere waarden dan geluk zelf: liefde, vriendschap, vrijheid. Misschien is geluk de hoogste waarde, maar het geluk manifesteert zich pas wanneer we andere waarden nastreven.