Home De corrector van… Reistaferelen

De corrector van… Reistaferelen

Door Martijn Meijer op 13 maart 2013

07-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Heinrich Heine wordt in zijn Reistaferelen bezocht door een spook dat Kant citeert.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In ‘De Harzreis’ (1824), een reisverhaal van Heinrich Heine, wordt de schrijver ’s nachts bezocht door het spook van een kantiaanse filosoof. ‘Weest u niet bevreesd’, zegt het spook, ‘u moet niet denken dat ik een spook ben. Kunt u de voorwaarden afleiden voor het mogelijk bestaan van spoken?.’ Het spook citeert dan de Kritik der Reinen Vernunft, vertelt Heine, en ‘construeerde toen het problematische geloof in spoken, stapelde het ene syllogisme op het andere en eindigde met het logische bewijs dat spoken absoluut niet bestaan. Mij liep intussen het koude zweet over de rug.’

Zulke satirische passages wekken misschien de indruk dat Heine (1797-1856) een romanticus pur sang was, afkerig van aan de rede verknochte Verlichtingsdenkers. Theo Kramer, docent Duitse literatuur aan de universiteit van Amsterdam, denkt daar anders over. Kramer, die als Heine-kenner de eerste integrale vertaling van Heine’s Reistaferelen corrigeerde, zegt dat Heine met één been in de Duitse Romantiek stond, en met het andere been in de Verlichting.
 
Welke filosoof heeft de grootste invloed op Heine gehad?
‘Dat is zeker Hegel geweest, in het begin van de jaren twintig heeft Heine in Berlijn colleges bij hem gelopen. In ‘De Harzreis’, het eerste deel van de Reistaferelen, kun je zien dat Hegels gedachte dat de geschiedenis een einddoel heeft, voor hem belangrijk was. Tegelijkertijd merk je ook dat hij, in de Restauratie-periode vanaf 1815, oog heeft voor het cyclische geschiedsdenken: het ancien régime wordt hersteld. Dat blijft ambivalent bij Heine. In Het Boek Le Grand (1826) gaat het tweede boek over Le Grand en Napoleon; de tamboer Le Grand is een beeld van Heine zelf, al trommelend verkondigt hij de ideeën van 1789: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Daar zie je Hegels vooruitgangsdenken terug. Terwijl het in het derde boek neerwaarts gaat, daar zitten we in de Restauratie: in de cyclus van de geschiedenis komt al het oude weer terug.’
 
Was de politieke praktijk niet veel belangrijker voor Heine dan de filosofie?
‘In Zur Geschichte der Religion und Philosophie in Deutschland brengt hij Duitse filosofen in verband met concrete politieke toestanden in Frankrijk. Hij probeert Europa ‘zusammen zu denken’. Daarin loopt hij, als links-Hegeliaan, vooruit op mensen als Marx en Feuerbach: hij wil Hegels idealistische gedachtegoed in praktijk brengen. Niet zo extreem als Marx dat zal doen, maar hij vertaalt in zijn werk wel dat hoogst abstracte naar de dagelijkse werkelijkheid. Bijvoorbeeld in een klein gedicht als “Das Fräulein stand am Meere”. Daarin wordt de moeilijke verhouding tussen Romantiek en Verlichting belichaamd door de spanning tussen een vrouw, de Romantiek, en een man, de Verlichting. Uiteindelijk is Heine veel sceptischer en pessimistischer dan Hegel; in zijn poëzie spreekt hij ook Hegels dictum van het einde van de kunst tegen. Hegel meende dat alleen de filosofie de totaliteit van het leven kan weergeven, terwijl Heine eigenlijk demonstreerde dat juist in de kunst de verschillende kanten van het leven geïntegreerd kunnen worden.’
 
Marx en Heine hebben elkaar toch ontmoet?

‘In de jaren veertig, toen Heine in ballingschap in Parijs leefde, heeft hij de jongere Marx een aantal malen ontmoet. In Zur Geschichte… zegt hij dat het hoogste niet God is maar de mens. Marx verdedigt later een soortgelijk standpunt in zijn Zur Kritik der Hegelschen Rechtsphilosophie; daarin valt ook het begrip ‘opium van het volk’, en dat heeft hij aan Heine ontleend. Ook Nietzsche heeft Heine met plezier gelezen; zeker Heines sensualistische programma, de rehabilitatie van het lichamelijke, moet hem aangesproken hebben. En de gedichten natuurlijk. Nietzsche schreef daarover: “Ich suche umsonst in alle Reichen der Jahrtausende nach ein gleichen süßen und leidenschaftlichen Musik”.’
 
Reistaferelen, door Heinrich Heine, vert. Wilfred Oranje, uitg. Atlas, Amsterdam/ Antwerpen 2003, 731 blz., € 39,90