Home De 5 beste filosofieboeken van 2017

De 5 beste filosofieboeken van 2017

Door Wout van Tongeren op 29 maart 2017

Cover van 04-2017
04-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

Jaarlijks wordt de Socratesbeker toegekend aan ‘het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende Nederlandstalige filosofieboek’. Wout van Tongeren werpt een licht op de shortlist.

Ik benijd de juryleden niet. Bij het samenstellen van de long- en shortlist laten zij onvermijdelijk titels vallen die volgens anderen de prijs verdienen. Eenstemmig moeten ze uiteindelijk een winnaar aanwijzen — en achteraf fluisteren dat je zelf een andere favoriet had, is not done. Mijn taak is gemakkelijker: in willekeurige volgorde bespreek ik hier de vijf boeken van de shortlist en op persoonlijke titel roep ik de winnaar uit. Of deze daadwerkelijk de beker krijgt, wordt duidelijk tijdens de Nacht van de Filosofie (21 april, Nijmegen).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Waar geen wil is, is een weg

In een filosofische autobiografie beschrijft Henk Oosterling hoe hij sinds zijn jongensjaren de Europese en Japanse (denk)tradities heeft verkend. Hij laat zien hoe deze culturen elkaar beïnvloed hebben en maakt ook zelf nieuwe verbindingen, met rekenschap van de wezenlijke verschillen.

Waar geen wil is, is een weg leest als een lange wandeltocht met een ervaren gids. Oosterling vertelt vrijelijk, met een globale richting voor ogen die voor de lezer moeilijker te ontwaren is. Al vind ik de taal soms wat stroef, de schrijfwijze getuigt van oprechte betrokkenheid bij de lezer: waar deze maar vragen zou kunnen hebben, houdt Oosterling even in voor een toelichting over specifieke termen, filosofische stromingen of de Japanse geschiedenis. 

Oosterling besluit met een pleidooi voor een ‘tweede Verlichting’. De eerste heeft ons westerlingen grote welvaart gebracht, maar ‘ingeweven in deze cocon van fysiek en sociaal comfort’ heeft de samenleving zichzelf en haar omgeving uitgeput. In een nieuwe verlichtingsbeweging zullen we ‘levensstijlen en consumptiepatronen moeten uitvinden waarin onze behoefte aan comfort ons niet catastrofaal om zeep helpt’. De wandeling met Oosterling blijkt wel degelijk een bestemming te hebben. 
 

De grote vlucht inwaarts

Vanuit een ander vertrekpunt zoekt Thijs Lijster eveneens een manier om onze comfortabele cocon te doorbreken. Hij stelt dat we, in reactie op de complexiteit van onze globale samenleving, de blik naar binnen hebben gericht: op onze directe omgeving en ons eigen geluk. De buitenwereld zijn we als onveranderbaar gaan beschouwen.

Intussen heeft de postmoderne filosofie, met haar verkondiging van ‘het einde van de grote verhalen’, zichzelf de positie ontnomen om de wereld vanuit radicaal andere perspectieven te bezien. Lijster pleit in navolging van René Boomkens voor ‘sterke verhalen’: wetend dat we nooit het definitieve verhaal over de wereld zullen kunnen vertellen, moeten we toch blijven zoeken naar grote verbanden. Lijster put voor zijn eigen verhaal uit de traditie van de neomarxistische cultuurkritiek, maar zijn pleidooi houdt ruimte open voor analyses vanuit andere ‘sterke’ perspectieven. 

‘De wereld is complexer en onoverzichtelijker geworden’ — de tekst bevat wel veel van dit soort gemeenplaatsen. Maar misschien rechtvaardigt Lijsters ambitie zulke versimpelende formuleringen: ze lijken het ‘er was eens’ te zijn dat een sterk verhaal nu eenmaal nodig heeft om een aanvang te kunnen nemen. Met een boeiende cultuurkritiek bevecht Lijster een plaats voor filosofie, kunst en politiek om de vanzelfsprekendheid van de samenleving in twijfel te trekken en de mogelijkheid van alternatieve wereldordeningen open te houden. 
 

Rusteloosheid

Hoe komt het, vraagt Ignaas Devisch, dat mensen vaak zeggen dat ze te druk zijn, terwijl ze zelfs hun vrije tijd nog volplannen met activiteiten? Devisch laat zien dat het gevoel van rusteloosheid al vanaf de vroege moderniteit een onderwerp is in het Europese denken. Hij zoekt vervolgens een verklaring voor dat gevoel, waarbij hij drie relevante ontwikkelingen bespreekt: versnelling (onze technologie laat ons sneller werken, maar vervolgens willen we ook meer gedaan krijgen), individualisering (sinds we onze individualiteit als ons eigen werk zijn gaan beschouwen, hebben we onszelf voortdurend te ontwikkelen) en secularisatie (als ons aardse leven niet meer in het teken staat van het hiernamaals, rest ons maar weinig tijd om het uiterste uit het bestaan te halen).

In de laatste hoofdstukken zoekt Devisch naar een nieuwe omgang met onze rusteloosheid: we moeten die niet zien als een kwaad, maar als een fundamentele drijfveer van de cultuur. Dat maakt nieuwsgierig naar een vervolg: hoe zou een rusteloze ethiek vorm kunnen krijgen?
 

Dierentalen

Het boek van Eva Meijer is een vreemde eend in de bijt, niet zozeer omdat het over dieren gaat, maar vooral omdat het eerder stellend dan vragend is. Niettemin prikkelt Dierentalen tot denken. Meijer behandelt een ontzagwekkend aantal empirische studies die tonen dat dieren niet zomaar communiceren, maar werkelijk talig zijn. Bovendien blijken ze, in tegenstelling tot wat filosofen vroeger vaak veronderstelden, wel degelijk te beschikken over vormen van (zelf)bewustzijn. 

Met name Meijers concluderende hoofdstuk, over taal en politiek, roept interessante vragen op. Hoe zou de dierenstem politiek vertegenwoordigd kunnen worden? Hoe gaan we om met het gegeven dat dieren hun belangen niet kunnen formuleren in de taal waarin onze wetten zijn opgesteld? En als we het politieke stelsel toch tegen het licht houden: zijn onze eigen volksraadplegingen, zoals het correctieve referendum, eigenlijk wel talig genoeg om waarlijk politiek te zijn? Of een vraag uit heel andere hoek: moeten we binnenkort niet ook rekening gaan houden met de heel eigen taligheid van de intelligente machines die we aan het ontwikkelen zijn?

Maar in haar tekst stelt Meijer zelf nauwelijks vragen. Ze lijkt de lezer er vooral van te willen overtuigen dat dierentalen ‘even uniek’ zijn als mensentalen. Voor de ontwikkeling van een diervriendelijke politieke praktijk lijkt het me belangrijk om dieper in het probleem te duiken: wat geven de kwalitatieve verschillen tussen dieren- en mensentalen ons te denken? 
 

Hersenbeest

Om uit de genomineerden mijn winnaar te kiezen, voeg ik een eigen criterium toe: ‘denkende naïviteit.’ Wie waarlijk filosofisch schrijft, voltrekt elke denkstap zelf in zijn tekst, neemt de lezer daarin mee, en stuurt hem niet het bos in met termen die een hele denkbeweging samenvatten of met vluchtige verwijzingen naar filosofen die het allemaal al eens zouden hebben uitgewerkt. De geschiedenis van het denken biedt geen fundamenten waarop kan worden voortgebouwd; op haar best reikt ze een wankele ladder. En van elke trede zul je zelf, naïef, moeten onderzoeken of en hoe ze je houvast kan bieden. De meeste boeken op de shortlist voldoen aan mijn criterium, maar Hersenbeest van Marjan Slob blinkt uit.

Slob noemt haar tekst een essay, en dat is het werkelijk: een denkend onderzoek in een persoonlijke stijl. Hoewel ze niet systematisch alle relevante theorieën afhandelt, zet Slob zich wel degelijk uiteen met andere denkers: terwijl ze haar onderwerp verkent, dienen zich diverse verschillende wetenschappers en filosofen aan die de ontplooiing van haar gedachten verder helpen. 

De verkennende stijl van Hersenbeest geeft nergens het gevoel van richtingloosheid of vrijblijvendheid. Van meet af aan is Slobs drijfveer duidelijk: de claim bestrijden dat de biowetenschappen (en met name de hersenwetenschap) de mens beter doorgronden dan de geesteswetenschappen dat doen. Bio- en geesteswetenschappen spreken op verschillende manieren over de mens, erkent Slob, maar beide talen zijn waardevol. Ze probeert niet met argumentatief geweld de claims van de biowetenschap te ridiculiseren, maar laat met sprekende voorbeelden en heldere redeneringen de mogelijkheden en de beperkingen van de empirische menswetenschap zien. Het is bewonderenswaardig hoe ze de lezer in haar onderzoek betrekt; de tekst leest zo gemakkelijk dat je bijna niet zou opmerken hoe rijk en genuanceerd Slobs betoog is. 

Verschillend als ze zijn, verdienen de genomineerde boeken een hopeloos verdeelde jury. Intussen roep ik unaniem Hersenbeest tot winnaar uit.