Home De 5 beste boeken over levenskunst volgens Ad Verbrugge
Levenskunst

De 5 beste boeken over levenskunst volgens Ad Verbrugge

Door Femke Heijmans op 16 april 2019

De 5 beste boeken over levenskunst volgens Ad Verbrugge

Toen filosoof Ad Verbrugge (1967) Hegel las, realiseerde hij zich dat het kopen van een treinkaartje een uitdrukking van zijn vrijheid is. ‘Als ik zwart reis, ontken ik de ander – en daarmee ook mezelf – als persoon.’ Zijn eigen boek Het goede leven en de vrije markt is de winnaar van de Socratesbeker 2019. Dit zijn de vijf favoriete boeken van Verbrugge over levenskunst.

1. Aristoteles, Ethica Nicomachea (ca. 350 v. Chr.)

‘De eerste keer dat ik dit boek las, vond ik het niks. Ik zat in mijn propedeusejaar en las de Engelse vertaling. Toen ik er zes jaar later mee aan de slag ging, het Grieks machtig was en het zelf ging vertalen, begon het pas echt te leven. Volgens Aristoteles is eudaimonia of geluk het hoogste goed in het menselijk leven. Dit wordt door hem begrepen als: de verwerkelijking van de ziel krachtens een volkomen deugd. Kort gezegd gaat het boek dus over de vraag: wanneer deugt de ziel? Dit is niet ouderwets. Ook tegenwoordig kan een term als ‘de ziel’ ons nog iets zeggen. Hoe wil je anders iemands innerlijke belevingswereld aanduiden?

De kerngedachte bij Aristoteles is dat dit hoogste goed niet iets is wat je verwerkelijkt als een technisch product. Als jij bijvoorbeeld een vriend bezoekt die een zwaar jaar achter de rug heeft en voor hem een boek koopt als cadeau, dan is dat boek en jouw bezoek de uitdrukking van dat wat er al is: de vriendschap. In jouw handeling wordt de vriendschap bewaard en bestendigd, maar ook getransformeerd, want de vriendschap is niet meer hetzelfde als voorheen. Het doel, of het telos, is dus niet iets dat je voortbrengt of tot stand brengt, maar iets waaruit je handelt en wat je door jouw handelen in stand houdt en vormgeeft. Denkend in die lijn kun je je afvragen: wat zijn de waardevolle dingen in mijn leven die ik in stand wil houden?’

2. Wolfram von Eschenbach, Parzival (begin 13e eeuw)

‘Dit boek beschrijft de weg van de jonge Parzival, die opgroeit bij zijn moeder in het woud. Zij is daarheen getrokken na de dood van haar man, de ridder Garumet. Vanuit dat woud maakt Parzival de reis naar het ridderschap en tijdens die zoektocht maakt hij kennis met het mysterie van de graal. Net als Parzival heeft ieder mens in zijn leven een pad af te leggen waarin hij op de proef wordt gesteld. Je moet daarin individuele afwegingen maken en in staat zijn te luisteren naar je hart. Eigenlijk is het woord ‘ziel’ hier beter, zoals we dat ook bij Aristoteles tegenkwamen. Toch geeft dit boek een andere invulling aan de levensweg dan datgene wat je bij Aristoteles tegenkomt. Bij Aristoteles staan de deugden centraal die sterk maatschappelijk worden gedefinieerd, bijvoorbeeld de deugd van de rechtvaardigheid. In Parzival speelt de individuele weg veel meer een rol. Het boek gaat uit van een leerweg naar een bestemming waarin allerlei vergissingen plaatsvinden, die uiteindelijk ook noodzakelijk blijken te zijn omdat ze onderdeel zijn van je vorming.

Ik ben kort na mijn promotie met de bestudering van dit boek begonnen en ik kom er steeds weer op terug. Zo heb ik er net weer college over gegeven. Het boek blijft me uitnodigen, omdat ik geconfronteerd word met een hele andere manier van spreken en denken dan in de reguliere filosofie. En die thematiek van het symbolische is me steeds meer gaan fascineren.’

3. Fjodor Dostojevski, Misdaad en straf  (1866)

‘Net als Parzival beschrijft Misdaad en straf een leerweg. Dit keer van een student, Raskolnikov, die een diep verlangen heeft om zijn leven zin te geven door het verrichten van een grootse daad. Hij wil een grootheid zijn – iemand van dezelfde orde als Napoleon – en op die manier verheven zijn boven het gewone volk, dat hij typeert als ‘de luizen’. Raskolnikov pleegt daartoe met een bijl een moord op een oude woekeraarster. Die moord moet hem ervan overtuigen dat hij niet gebonden is aan de morele wet, net zoals Napoleon, die miljoenen de dood in kon jagen zonder dat hij daar scrupules over had. Alleen luizen zijn volgens Raskolnikov onderworpen aan de wet. Hier wordt het concept van de Übermensch, met zijn bovenmenselijke gaven, geïntroduceerd. Maar langzaam komt Raskolnikov tot de ontdekking dat hij iets heel wezenlijks over het hoofd heeft gezien tijdens die moord. Uiteindelijk bekent hij de daad en wordt hij verbannen naar Siberië.

Ik heb dit boek gelezen toen ik een jaar of negentien was. Het sloeg destijds in als een bom. Raskolnikov is een liefdevolle jongen, maar hij vecht met zijn demonische geestesgesteldheid. Hij wordt uiteengescheurd: dat is ook de betekenis van de naam ‘Raskolnikov’. Iets van die tweeslachtigheid herkende ik in mezelf; de worsteling van het adolescentenbestaan. In mijn studententijd heb ik allerlei conflicten gehad, ten dele veroorzaakt door een bepaald soort gedrevenheid dat ik had. Dit boek heeft mij geholpen om mijn weg hieruit te vinden. Misdaad en straf kan ons ook nu inzicht verschaffen in de moderne ervaringen van vervreemding en ontworteling die sommige jongeren hebben. Bijvoorbeeld bij de fenomenen terrorisme of zinloos geweld. Dit zijn allemaal vormen van desocialisatie, waarbij je loskomt van de werkelijkheid om je heen.’

4. Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Grundlinien der Philosophie des Rechts (1821)

‘Toen ik dit boek voor het eerst las, realiseerde ik mij dat het kopen van een kaartje voor de trein een uitdrukking van mijn vrijheid is. Vrijheid is volgens Hegel namelijk niet alleen keuzevrijheid, zoals wij het vaak begrijpen. In werkelijkheid bestaat die vrijheid binnen een orde die we niet aan onszelf te danken hebben. Met deze orde doelt Hegel op de hele zedelijke gemeenschap: de sittlichkeit. Wat Hegel daar precies mee bedoelt, is iets waar ik al jaren mee bezig ben.

Jij bent niet een individueel persoon die vanuit het niets keuzes kan maken. Om te beginnen ben je geboren als een kwetsbaar lichamelijk wezen met een moeder en een vader. Zij vormen een ‘institutie’ die je gezin kunt noemen. Lidmaatschap van een gezin is niet iets wat jij zelf doet, maar iets wat jou is gegeven en je leven – en de mogelijkheden van jouw vrijheid – bepaalt. Naast die familie als een elementair instituut is in de moderne wereld een tweede sfeer ontstaan, waarin je los van je ouders in staat wordt gesteld om je talenten uit te leven: de burgerlijke maatschappij. Die zorgt ervoor dat je bijvoorbeeld kok, timmerman of computerprogrammeur kunt worden. Hoewel we dat nu vaak anders ervaren, is ook die tweede sfeer nauw verbonden aan de plaats waarin je wordt geboren en opgroeit.

Voor Hegel verwerkelijkt vrijheid zich in een vorm van erkenning in deze sfeer. Erkenning zorgt ervoor dat ik niet een vreemde ben in de wereld maar dat ik er een plaats krijg: als kok, agent, leraar enzovoort. Zo is dat ook met het treinkaartje. Als ik een treinkaartje koop, word ik in die transactie door de ander erkend als persoon – hoe abstract die anderen soms ook zijn. Het kopen van een kaartje is een overeenkomst waarin twee personen wederzijds elkaars eigendom en vrijheid erkennen. Ik legde de lange treinrit van Zeeland wel eens zwart af, maar ik besefte uiteindelijk dat dit de ontkenning is van de sfeer die mijn vrijheid mede mogelijk maakt: ik ontken in dit geval de NS als rechtspersoon. Daarmee ontken ik ook wat ik zelf ten diepste ben.’

5. De Bijbel

‘Ik ben zelf in een christelijk milieu opgegroeid. Waarschijnlijk noem ik daarom Het Boek – omdat het vermoedelijk zo diep in me zit dat ik niet eens doorheb; we lazen bij ons thuis dagelijks de bijbel. Nog steeds gelden veel verhalen en uitspraken uit de bijbel voor mij als een wezenlijk inzicht in wat het leven is. Om één voorbeeld te noemen: het belangrijke idee van vergeving. Als iemand een misstap begaat, kan dat soms voortkomen uit het feit dat hij gekwetst is. Als jij kwaad bent, omdat iets waar je mee verbonden bent – je lichamelijke integriteit of je kinderen – geweld wordt aangedaan, dan kan jij uit die woede ook dingen doen die niet kloppen. Vergeving betekent dat we de ander niet volledig met ‘het kwaad’ identificeren. Het is in die zin een moment waarin het kwaad ‘opgeheven’ wordt.

Deze wijsheden las ik in mijn jeugd nog niet in de bijbel. In de loop van je leven krijgen die gedachten invulling en betekenis. Het is goed om kinderen van jongs af aan van alles mee te geven. Daar kunnen ze later in moeilijke momenten steun aan ontlenen. Dat is ook iets waar ik me zorgen om maak in de huidige cultuur. Als je kijkt naar de mate van woede die tegenwoordig op sociale media zichtbaar is, getuigt die ervan dat we met heel veel dingen moeilijk kunnen leven en dat op elkaar afreageren. We zijn in dat opzicht weinig geestelijk gevormd. Daarom is de bijbel ook voor mensen die niet in God geloven zonder enige twijfel een belangrijk boek.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.