Home David Hamers: ‘In Niemandsland sta je met lege handen, zonder bagage’

David Hamers: ‘In Niemandsland sta je met lege handen, zonder bagage’

Door Anton de Wit op 04 december 2006

10-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

David Hamers is gefascineerd door de lelijke rafelranden van de stad: ‘Het ziet er niet uit, en er lopen louche types rond, maar we kunnen niet zonder.’

‘Als ik zoiets zie, is gelijk mijn hele dag goed’, zegt David Hamers. Hij laat een foto zien die hij in Kopenhagen heeft genomen, van een verkeersbord dat een doodlopende weg markeert. ‘Maar daar dachten sommige buurtbewoners anders over’, lacht Hamers. Boven het rode dwarsbalkje heeft iemand de witte weg doorgetrokken.

Deze foto is een van de vele tientallen zelfgeschoten plaatjes die zijn boek Niemandsland illustreren. In dit boek verkent hij wat hij de ‘rafelranden’ van de stad noemt: gebieden in het schemergebied tussen stad en platteland, tussen legaal en illegaal, formeel en informeel, gebieden die zich onttrekken aan de invloed van beleidsmakers en planologen, die organisch opbloeien, veranderen en verdwijnen, en waar derhalve geen kaart, TomTom of verkeersbord je de weg kan wijzen.
 
‘De fascinatie voor dit soort gebieden heb ik al jaren’, vertelt Hamers. ‘Misschien heeft dat te maken met het feit dat ik uit een middenstandsgezin kom. Ik groeide op in het midden van de winkelstraat midden in ons dorp. Midden tussen de twee kappersstoelen van mijn ouders. Ik ben dus opgegroeid met het midden, in het midden, door het midden. Het midden is dan de norm. De rand lijkt van daaruit bezien onvoorspelbaar, ongeordend, vies, lelijk.’

Toch trok die rand: het geïmproviseerde voetbalveldje in de buurt, de jeugdsoos waar allerlei randfiguren rondhingen. En later zou hij van zijn fascinatie zijn werk maken. Als cultuurwetenschapper en econoom maakte hij deel uit van een onderzoeksteam dat namens het Ruimtelijk Planbureau in Den Haag de rafelranden van verstedelijkte gebieden in kaart moest brengen. Het leverde in 2004 de publicatie Tussenland op. ‘Het team bestond uit acht personen, met heel diverse professionele achtergronden: onder meer architecten, geografen en planologen. Daardoor was het een heel spannend onderzoeksproces. Het veldonderzoek heeft ons op de vreemdste plekken in Europa gebracht. Die plekken heb ik nog een keer bezocht – in mijn hoofd weliswaar – voor dit nieuwe boek. En op een heel andere manier: niet met een wetenschappelijke blik, maar meer een filosofische. Een verwondering voor wat we er aantroffen, een enthousiasme over dat niemandsland, en een passie voor de taal en de beelden die we nodig hebben om te begrijpen hoe dat daar functioneert.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


‘In de stad hebben we houvast genoeg: duizenden jaren geschiedenis, beschrijvingen van romanciers, kaarten van planologen. We weten hoe we ons in de stad moeten voortbewegen. Op het platteland en in de natuur ook. Dankzij het wandelen dat in de negentiende-eeuwse Romantiek populair werd, weten we precies hoe we ons moeten oriënteren, we weten waar we de mooiste vergezichten kunnen vinden. Ook de natuur is gedetailleerd in kaart gebracht, is terug te vinden op allerlei schilderijen en foto’s. In Niemandsland kunnen we ons niet op een vertrouwde wijze oriënteren. Er bestaan geen kaarten van, en als ze al bestaan lopen ze achter. Het informele gebruik laat zich niet in kaart brengen, het landschap verandert voortdurend, dingen verdwijnen en verschijnen ergens anders weer. Je staat dus met lege landen, zonder bagage. We hebben ons in dat jaar dat het onderzoek duurde een nieuwe taal eigen moeten maken om ons te kunnen verhouden tot dat tussenland. Voor dat talige aspect was in de studie Tussenland geen ruimte. Dus dat heb ik in dit nieuwe boek onderzocht. Niemandsland is deels een empirisch-filosofische, maar deels ook een literair-poëtische zoektocht.’
 
Hamers heeft geprobeerd in die zoektocht dicht bij de ervaring te blijven. Hij wilde zich nadrukkelijk verre houden van hoogdravende theoretische bespiegelingen of morele vergezichten. Toch waart de vraag wat dit allemaal te betekenen heeft als een spook door Hamers’ fraaie empirisch-poëtische volzinnen. Wat zegt de rand over het midden? Hamers: ‘Dat is inderdaad de centrale vraag. Ik stond in het midden en ging naar de rand. En keek terug naar het midden. En daar veranderde het midden door. Het midden maakt zijn eigen wereld, en houdt heel strikt en soms krampachtig zijn decor in stand. Als je het midden verlaat en aan de rand gaat staan, zie je de mechanismen waarmee het midden dat doet. Dat is de beweging die ik in het boek maak. Dat is best spannend en vaak erg confronterend, want ik onderzoek daarmee ook mijn eigen automatismen en vooringenomenheden.’

‘Je ziet het overal gebeuren: al die lelijke dingen die je het hardst nodig hebt – de pakhuizen, de caravanopslag, de industrie, noem maar op – worden letterlijk naar de rand van de stad gedwongen. Ze zijn allemaal noodzakelijk voor je dagelijks leven, maar ze mogen niet gezien worden. Maar we kunnen niet zonder. Onze maatschappij functioneert niet zonder een IKEA langs de snelweg, of zonder de industrie die al onze goederen maakt, of zonder de stalplaats voor de caravan die we maar twee weken per jaar gebruiken. Het ziet er niet uit, en er lopen allerlei louche types rond, maar we kunnen niet zonder. Het maakt integraal deel uit van ons leven. Het midden kan niet zonder de rand.’

‘Je kunt je ogen dus niet sluiten voor de rand. Ik probeer mensen te verleiden om even een stukje met me mee te lopen, iets verder dan ze normaal gesproken doen. En waarschuw ze dat het wel een bumpy ride kan worden. Het trottoir houdt er op, er liggen plassen op de weg, en modder, en je komt er rare types tegen. Maar houd toch vol, volg mij in mijn fascinatie om door te lopen waar je normaal rechtsomkeert maakt. Dat is de uitnodiging, het hart van het boek.’

Anton de Wit