Home Mens en natuur Darwins tijdbom
Mens en natuur Mens en techniek

Darwins tijdbom

Door Erno Eskens op 09 november 1999

10-1999 Filosofie magazine Lees het magazine

Peter Sloterdijk vraagt zich af ‘of de mensheid wereldwijd een omschakeling zal kunnen maken van het geboortefatalisme naar de gekozen geboorte en naar prenatale selectie’. Zijn we al klaar voor de nieuwe mens?

‘Wij beschaafden doen ons uiterste best om eliminatie tegen te gaan; wij bouwen gestichten voor krankzinnigen, idioten, verminkten en zieken; wij maken armenwetten en onze geneeskundigen doen hun uiterste best om ieders leven zo lang mogelijk te rekken. Op die wijze worden de zwakke leden der beschaafde maatschappijen in staat gesteld hun soort voort te planten. Niemand die acht heeft geslagen op de voortteling onzer huisdieren zal betwijfelen, dat zulks hoogst nadelig op het mensenras moet inwerken.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Aan het woord is Charles Darwin. Het is 1871, en Darwin legt met zijn The descent of man een tijdbom onder de vreedzame solidariteit die democratieën eigen is. In deze cultuur met zijn vrijheid, gelijkheid en vooral broederschap worden zieken niet weggeselecteerd. Op termijn kan dat alleen maar tot verval van de soort leiden.

Het is 1999: door de genetische revolutie staat Darwins tijdbom op scherp: ‘Binnenkort moeten we diep in onszelf gaan kijken en besluiten wat we willen worden’, schrijft bioloog E.O. Wilson. ‘Onze kindertijd is ten einde en we zullen spoedig de ware stem van Mefistofeles horen.’ De Duitse denker Rüdiger Safranski, auteur van Het kwaad, geeft Mefistofeles een stem: ‘Onvermijdelijk zal de biologische revolutie die zich in onze tijd afspeelt, het uitzonderlijk gevaarlijke terrein van de biopolitiek bereiken. Dat terrein moeten we als gevaarlijk beschouwen omdat de geschiedenis van bewust gevoerde biopolitiek tot dusver voorziet in bijna uitsluitend gruwelijke voorbeelden.’

‘Mensonwaardig’

Safranski, die uiteraard doelt op Hitlers eugenetica-project, schetst in De Groene Amsterdammer wat ons te wachten staat: ‘Het hele griezelkabinet vol monsters is binnenkort leverbaar. Bij genenbanken zal men gepatenteerde eigenschappen kunnen aankopen. En in combinatie met prenatale diagnostiek zal de vernietiging van zogeheten “mensonwaardig leven” in de moederschoot of in de couveuses op grote schaal kunnen worden doorgevoerd. De selectie vindt vóór de geboorte plaats, maar het blijft een selectie. De eugenetica zal een hoogconjunctuur beleven, en er zal een nieuwe klassenmaatschappij kunnen ontstaan van mensen die eugenetisch gemodelleerd zijn en mensen die nog langs natuurlijke weg en dus minder “waardevol” ter wereld komen. De mens van de toekomst zal zichzelf misschien op een nieuwe manier als product van planning moeten gaan zien. Degenen die het lichaam leveren – vroeger waren dat de ouders, in de toekomst zijn dat zaaddonoren, moeders, draagmoeders, laboratoriumpersoneel en genenbanken – zullen een menselijk product op de wereld zetten dat zichzelf als een levende investering moet zien. Er ontstaat een nieuw soort lijfeigenschap. Wie zich in de toekomst in zijn identiteit wil kennen, zal zich moeten verdiepen in de catalogi aan de hand waarvan zijn eigenschappen zijn aangekocht.

Habermas constateert met recht ‘dat Sloterdijk de wereld indeelt in weinigen en velen’

Met zijn profetische woorden reageert Safranski op de commotie rondom de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, schrijver van de beroemde Kritiek van de cynische rede.

Deze Duitse cultuurcriticus heeft het vastgeroeste ontstekingsmechanisme van Darwins tijdbom schoongepoetst en de zaak laten ontploffen. In een nu al beruchte lezing die hij op 2 september in het Zuid-Duitse Slot Elmau hield, vroeg hij zich enigszins retorisch af ‘of de mensheid wereldwijd een omschakeling zal kunnen maken van het geboortefatalisme naar de gekozen geboorte en naar prenatale selectie’. Voor een select gezelschap van Duitse intellectuelen maakte hij duidelijk dat hij die omschakeling noodzakelijk vindt. Het heersende taboe op een actieve biopolitiek moet verdwijnen. Zijn lezing heeft hij de provocerende titel Regeln für den Menschenpark meegegeven en hij schroomt niet het op dit punt omstreden trio Plato, Nietzsche en Heidegger aan te halen om definitief af te rekenen met het ‘geboortefatalisme’. Voortaan moet de mens het lot in eigen hand nemen.

‘Wat behelst nu het voorstel van Sloterdijk?’, vraagt de Duitse filosoof Robert Spaemann zich af in Trouw, de krant die een uitgebreid dossier aan de zaak wijdde. ‘Ervan uitgaande dat mensen van oudsher invloed uitoefenen op de “tweede natuur” van het nageslacht, namelijk door opvoeding, regels voor partnerkeuze, en het verlenen van privileges aan individuen met bepaalde kwaliteiten, oppert hij deze invloeden te vervangen door manipulatie van het menselijke genenmateriaal, om op die manier de evolutie van de “eerste natuur” te beheersen.’ Het is een nogal polariserende samenvatting. Het venijn schuilt in het ‘vervangen’. Sloterdijk is natuurlijk niet zo dom dat hij opvoeding en cultuur (de tweede natuur) denkt te kunnen afschaffen.

Codex

Wat wil Sloterdijk dan wel? De neiging om de natuur van de mens te verbeteren is van alle tijden, zegt hij. Vanaf Plato heeft de westerse beschaving een spoor door de tijd getrokken. En geef toch toe ‘dat dit spoor vooral een discours van mensenhoeden en mensentucht blijkt’. Die term ‘mensentucht’ verraadt het elitaire karakter van Sloterdijks denken. In zijn ogen is de beschaving altijd in handen geweest van een paar slimme geesten. Die enkelingen schreven boeken waarmee de grote massa werd gestuurd. Dat de mensheid zich in de loop der eeuwen heeft geëmancipeerd uit de verstikkende autoriteit van kerk en koning, en in staat is gebleken zichzelf te sturen en bij te schaven, lijkt aan hem voorbijgegaan. In Sloterdijks ogen wordt beschaving nog altijd van bovenaf aan de massa opgelegd. Habermas constateert met recht ‘dat Sloterdijk de wereld indeelt in weinigen en velen’.

Sloterdijks biopolitiek begint met het opstellen, door een ‘elite’, van ‘een codex van antropotechnieken’ waarin wordt vastgelegd welke ingrepen in de menselijk natuur al dan niet toelaatbaar zijn. Over de inhoud van deze codex laat hij zich niet in detail uit. In de interviews die hij naar aanleiding van zijn lezing heeft gegeven, schetst hij alleen de contouren: het verbeteren van de genen van het individu is toelaatbaar; geknutsel met genen van rassen en groepen moet worden verboden – zeker gezien de recente geschiedenis in Duitsland.

Juist dat recente verleden zorgt ervoor dat heel Duitsland over Sloterdijk heen is gevallen. In Die Zeit en in Der Spiegel haalden Thomas Assheuer en Reinhard Mohr vernietigend uit. Reinhard Mohr laakt de ‘fascistische retoriek’ van de ‘modefilosoof Sloterdijk’. Thomas Assheuer spreekt van Sloterdijks ‘Zarathoestraproject’: het maken van de Übermensch.

Opvallend is dat er veel minder commotie in Amerika is rond de liberale filosoof Ronald Dworkin, eveneens voorstander van een actieve biopolitiek. In het blad Prospect waarschuwde hij voor ‘de onterechte angst God te spelen’. ‘Voor God spelen is inderdaad met vuur spelen’, stelt hij in dit inmiddels in Trouw gepubliceerde artikel. ‘Maar dat is wat wij stervelingen gedaan hebben sinds de dagen van Prometheus, de beschermheilige van gevaarlijke ontdekkingen. Wij spelen met vuur en aanvaarden de consequenties, want het enige alternatief is een onverantwoordelijke lafheid tegenover het onbekende.’

Ook in Nederland blijft de commotie uit. ‘De genen van de mensheid gaan achteruit. Daar moeten we waarschijnlijk door genetische manipulatie wat aan gaan doen’, zei de Nederlandse cultuurfilosoof Wim Rietdijk dit voorjaar in Filosofie Magazine.

Eerdere uitspraken van hem in de interviewbundel De holle diamant van Maurits Schmidt leidden weliswaar tot een officile aanklacht van de Gehandicaptenraad, maar de officier van Justitie laat de zaak versloffen. Nu, ruim een halfjaar later, is er nog steeds geen dagvaarding. Klaarblijkelijk wacht Justitie tot de storm is uitgewoed om de zaak vervolgens te seponeren.

Het dilemma: ‘een onverantwoordelijke lafheid tegenover het onbekende’ of ‘een griezelkabinet vol monsters’

Maar deze storm luwt niet. Daarvoor is het onderwerp te prangend en zijn Rietdijks uitspraken te heftig. ‘En als we dan toch al te veel mensen hebben’, zegt hij in De holle diamant, ‘heb ik geen enkele morele aarzeling deze (mongoloïde EE) kinderen via abortus of later via euthanasie toch te doen inslapen. (…) Ik kan mij zelfs niet vagelijk verplaatsen in de mentaliteit van mensen die hier bezwaar tegen hebben. Het is een kip-zonder-kopdogmatisering en een (schijn)heiligverklaring van het leven als zodanig, zonder naar de inherente deugden en waarden ervan te kijken.’

Terwijl Rietdijk in de wacht is gezet en Amerika de schouders ophaalt over Dworkins beter-dan-God-filosofie, staat Duitsland op zijn kop. ‘De paniekerige reacties op Sloterdijk in eigen land, waarin een luide historische echo doorklinkt, laten ook zien dat de meningsvorming over deze fundamentele kwestie elders wel erg lauw is’, schrijft Paul Scheffer in NRC.

In de gepolariseerde discussie worden wij burgers voor een dilemma geplaatst: we zijn ofwel voorstander van ‘een onverantwoordelijke lafheid tegenover het onbekende’, ofwel we wensen ‘een griezelkabinet vol monsters’. Niemand zal zich uiteraard geroepen voelen een van beide keuzemogelijkheden aan te kruisen. En dat zegt iets over de mate van ontsporing van het debat. Zelfs op zacht ritselend papier is de stemverheffing te horen. Safranski roept: ‘We moeten ons voorbereiden op onvoorstelbare ontwikkelingen waartegen onze moraal waarschijnlijk nog helemaal niet is opgewassen.’ Sloterdijk, Dworkin en Rietdijk slaan met de vuist op tafel: het is onze taak een einde te maken aan het noodlot dat rond de natuurlijke geboorte hangt.

De vraag of we af moeten van het noodlot en het heft in eigen hand kunnen nemen, voert naar het hart van de filosofie. Sloterdijk en Rietdijk geloven in de maakbaarheid van het menselijk lichaam via biopolitiek. Dit maakbaarheidsideaal ligt onder vuur van denkers als Safranski die vasthouden aan wat ethicus Frits de Lange in Trouw zo mooi betitelt als ‘de romantiek van het geboortekaartje’. Safranski ziet met angst en beven hoe de natuur te gronde wordt gericht door de techniek. Hij houdt liever vast aan de mens zoals die is, met al zijn gebreken. Maar die romantiek van het geboortekaartje kan in tijdperk van hoog ontwikkelde medische technologie onmogelijk als laatste argument in de ethiek dienen, zoals Frits de Lange terecht stelt. Ziekten moeten kaltgestellt worden waar dat mogelijk is.

Sloterdijk en Rietdijk gaan echter een stap verder. Zij willen de mens niet alleen genezen, maar ook verbeteren. Ze zijn de menselijke conditie zat. Je kunt niet anders dan constateren, schrijft Carel Peeters in Vrij Nederland, dat Sloterdijk en de zijnen ‘genoeg hebben van dit superieure gemodder, ze willen alleen het superieure en niet het daarbij behorende gemodder’. Sloterdijk en Rietdijk zijn gevallen voor een romantisch verlangen naar het superieure. Rietdijk flirt om die reden met de hoogbegaafden, Sloterdijk houdt het op een ‘elite’ van ‘wijzen’.

Dat verlangen naar superioriteit is riskant. Bij Rietdijk en Sloterdijk resulteert het in regelrecht utopisme, met alle gevaren van dien. Hun grootste fout is dat ze haast hebben. Ze willen de nieuwe mens en ze willen die nieuwe mens nu!, nu!, nu! In hun overhaasting vergeten ze de grote risico’s die aan hun project kleven: de effecten van human engineering zijn nog lang niet in kaart gebracht. We weten weinig van de lichamelijke effecten op langere termijn. En wat betekent de komst van de nieuwe mens eigenlijk voor de verhoudingen in de samenleving? Dat soort zaken moet eerst duidelijk zijn, alvorens er gepraat kan worden over een biopolitiek die leidt tot een nieuwe mens. ‘Voordat de mens verdwijnt, moeten we nog één keer nadenken over wat een mens eigenlijk is’, concludeert Dorien Pessers in de Volkskrant dan ook met recht.