Veel boeken op de longlist van de Socrates-wisselbeker zijn een welwillend onderzoek naar religie. Maar de belangrijkste kanshebber om de beker te winnen – Evolutionair denken – zal juist de ‘christenen op de kast jagen’.
Het is verleidelijk om aan de hand van de longlist van de Socrates-wisselbeker 2007 een conclusie te trekken over het afgelopen filosofische jaar. Denkend over deze naar Socrates vernoemde prijs, lijkt het ook passend om op te klimmen van de verschijnselen (de twintig Nederlandstalige filosofieboeken die op de longlist prijken) naar het concept waaronder deze verschijnselen gerangschikt kunnen worden – en dat concept is grofweg ‘de religie’. Drie van de twintig boeken behandelen namelijk de religie: twee het christendom en een de islam.
Daarnaast kunnen er nog vier boeken aangewezen worden die indirect of voor een deel over religieuze thema’s gaan. Het ‘afscheid van domineesland’ valt de filosofen blijkbaar zwaar. Een dominee is meestal een man, zoals u weet, dus het lijkt toepasselijk dat alle vijf de boeken op de shortlist door mannen geschreven zijn, uitverkoren door een jury van vier geleerde heren.
Op de shortlist van vijf boeken valt ten eerste het genoemde boek over de islam op: De hel, dat is de ander van Bart Brandsma, een met interviews met Israëlische en Arabische filosofen doorspekte analyse van de verschillende wijzen waarop moslims en niet-moslims nadenken over fundamentele kwesties als geloof en vrije meningsuiting. De jury van de Socrates-beker zoekt ieder jaar naar het meest ‘prikkelende’ boek, dat vaak een actueel boek blijkt te zijn. De hel, dat is de ander voldoet zeker aan die criteria. Brandsma concludeert na een persoonlijke zoektocht dat begripsverwarring ten grondslag ligt aan de vele botsingen van de laatste jaren tussen de ‘homo islamicus’ en de ‘homo secularis’. Jammer is alleen dat het vanaf de eerste pagina’s al duidelijk is dat de auteur partij kiest voor de linkse en tolerante intellectuelen, en dus tegen de rechtse en moderne Verlichtingsdenkers; daardoor krijgt zijn betoog af en toe een pamflettistische toon.
De domesticatie van het noodlot van Jos de Mul heeft ook een religieus tintje, in die zin dat de thema’s die hij aansnijdt (de rol van het noodlot, het lijden en het toeval in het leven) eeuwenlang door het christelijk discours zijn gedomineerd. Het gaat De Mul echter vooral om de antieke en de moderne houding, dus wat er voorafging aan en wat er volgde op de christelijke, deemoedige acceptatie van het noodlot als goddelijke voorzienigheid. In de Griekse cultuur was dat de heroïsche affirmatie van het noodlot in de tragedie; in de moderne tijd is dat de beheersing en zelfs ‘afschaffing’ van het noodlot met behulp van de technologie. De domesticatie van het noodlot is in ieder geval een rijk en erudiet boek dat alle kanten uitwaaiert en de actualiteit niet uit de weg gaat, want De Mul onderzoekt ook hedendaagse vormen van het tragische zoals Hirsi Ali’s strijd tegen het moslimfundamentalisme. De manier waarop de auteur probeert actuele kwesties onder de noemer van ‘de tragische strijd tegen het noodlot’ te brengen, komt alleen soms wat gezocht over. Maar de grootste handicap van De Mul in de strijd om deze beker is dat hij hem al een keer gewonnen heeft, in 2003 met zijn boek Cyberspace Odyssee.
Het derde boek, Vertrouwen in democratie van politiek filosoof Herman van Gunsteren, maakt ook aanspraak op actualiteit: de auteur wil het vertrouwen in de democratie herstellen, geen overbodige luxe na de politiek gezien onrustige jaren die we achter de rug hebben. De nominatie voor de Socrates-beker lijkt me wel teveel eer: de slaapverwekkende schrijfstijl lijkt bedoeld voor wetenschappers en politici, niet voor een algemeen publiek, en de tekst wordt hier en daar ontsierd door jargon (‘mappings die met elkaar interacteren’, schrijft Van Gunsteren ergens, het zou verboden moeten worden).
Springerigheid
Sebastien Valkenbergs Het laboratorium in je hoofd is met een voorsprong het mooiste filosofieboek van vorig jaar: op de cover staat een prachtige foto van een rek met witte laboratoriumjassen en ook de tekst is verluchtigd met allerlei fraaie illustraties. Valkenberg heeft een goede kans op de prijs, want hij schrijft prettig en laveert speels van het ene onderwerp naar het andere; zo voert hij de lezer in het essay ‘Afrekenen aan de hemelpoort’ van Hazes naar Nietzsche, naar Lissabon in 1755, naar Kant en het theodiceeprobleem en naar New York in 2001. Die springerigheid wekt een ademloze indruk, maar pakt over het algemeen goed uit. In zijn boek gebruikt Valkenberg filosofische gedachte-experimenten, films en literatuur om de alledaagse werkelijkheid te onderzoeken. Soms levert dat interessante resultaten op, zoals wanneer hij aan de hand van de horrorfilm The Texas Chain Saw Massacre demonstreert hoe de filmkijker opgesloten zit in een gedetermineerde wereld van beelden, onvrij is in zijn rol van toeschouwer en daarom zo’n machteloze angst ervaart. Soms levert het minder interessante resultaten op, als Valkenberg teveel blijft hangen aan grote denkers, maar zijn experimenteerlust brengt hem dan gelukkig weer van de gebaande paden af.
Minder speels maar van meer gewicht is het vijfde boek, Evolutionair denken van Chris Buskes, dat de invloed van Darwin op ons wereldbeeld behandelt. Ook dit is een breed uitwaaierend boek, vanuit een degelijk fundament geschreven. Daniel Dennett heeft Darwins evolutietheorie vergeleken met een bijtend zuur dat zich overal doorheen vreet, door niets kan worden tegengehouden, en Buskes heeft op bewonderenswaardige wijze het spoor van dat zuur gevolgd door allerlei wetenschapsgebieden heen, van de taalkunde en de antropologie tot de geneeskunde en de esthetica. Zo biedt hij niet alleen een inleiding op een radicaal nieuw wereldbeeld waarvan (150 jaar na de publicatie van Darwins On the Origin of Species) de implicaties nog steeds niet allemaal te overzien zijn, maar stimuleert hij de lezer ook tot verder denken en studeren, zeker in de hoofdstukken over seksualiteit, taal en moraal, gebieden waarin het Darwinisme ons het meest nabij komt. Hoewel Evolutionair denken sterk op allerlei bronnen leunt en daardoor wat log overkomt, verdient Chris Buskes met dit ambitieuze en veelomvattende boek toch de Socrates-wisselbeker 2007.
Bart Brandsma, De hel, dat is de ander (Veen Magazines, 2006)
Filosoof en journalist Brandsma begint zijn boek met een bezoek aan zijn leermeester, de inmiddels overleden filosoof Lolle Nauta. Van Nauta heeft Brandsma geleerd zinvolle vragen te stellen, en in het debat over moslims en de islam zijn de vragen vaak veel te groot. Brandsma’s uitgangspunt is de vraag: is het mogelijk te weigeren om ‘niet-moslim’ te zijn? Met andere woorden, is het mogelijk te ontsnappen aan de tegenstelling tussen ‘moslim’ en ‘niet-moslim’? Brandsma analyseert het denken van de ‘homo islamicus’ en de ‘homo secularis’ en laat zien hoe de spraakverwarring tussen de beide partijen ontstaat. Bovendien gaat hij te rade bij de belangrijkste moslimintellectuelen in Duitsland, Frankrijk, Nederland en Senegal.
Chris Buskes, Evolutionair denken (Nieuwezijds, 2006)
Wetenschapsfilosoof Chris Buskes geeft sinds enkele jaren een cursus over Darwin aan de Radboud Universiteit Nijmegen, en zijn boek vormt de neerslag daarvan. Buskes begint met een uiteenzetting over hoe de evolutietheorie in de negentiende eeuw ‘in de lucht hing’ en ten slotte in Charles Darwin haar meest briljante vertolker vond. Vervolgens laat Buskes uitgebreid zien wat de consequenties van de evolutietheorie zijn voor de taal-, cultuur-, mens- en sociale wetenschappen. Het blijkt dat er vrijwel geen wetenschapsgebied is dat niet door Darwins evolutietheorie is beïnvloed. Met zijn hoofdstukken over ‘evolutie en religie’ en ‘evolutie en de moraal’ zal hij ongetwijfeld christenen op de kast jagen, die denken dat de moraal een bovennatuurlijke fundering heeft, omdat ons besef van goed en kwaad (de boom van kennis!) van God afkomstig zou zijn.
Herman van Gunsteren, Vertrouwen in de democratie (Van Gennep, 2006)
In dit boek bestrijdt Herman van Gunsteren, politiek filosoof aan de Universiteit Leiden, de stelling dat democratie ‘dom’ zou zijn. Op diverse terreinen van wetenschap is de afgelopen jaren de ‘spontane intelligente orde’ onderzocht, denk aan de mieren die in een ordelijke kolonie leven zonder dat een van hen overzicht heeft over het geheel van de kolonie. Van Gunsteren onderzoekt of dit principe van zelforganisatie, zonder centrum of leider, ook toepasbaar is op de democratie. Zo werpt hij nieuw licht op dilemma’s van burgerschap, representatie, verantwoording en leiderschap, want er blijkt toch wel een leider nodig te zijn om democratische zelforganisatie doorgang te laten vinden.
Jos de Mul, Domesticatie van het noodlot (Klement/Pelckmans, 2006)
Met de moderne technologie is het noodlot niet afgeschaft, denkt Jos de Mul, hoogleraar filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De onbeheersbaarheid van de technologie heeft onze cultuur juist opnieuw een noodlottige dimensie gegeven. Iedere cultuur wil het noodlot temmen, dat is de basisstelling van dit boek. De Mul onderzoekt de drie strategieën die daarvoor zijn ontwikkeld in de Europese geschiedenis, en komt tot de conclusie dat de tragische affirmatie van noodlottig lijden, zoals die in de Griekse tragedie gestalte kreeg, ook in deze tijd een nastrevenswaardige houding is tegenover noodlottige gebeurtenissen.
Sebastien Valkenberg, Het laboratorium in je hoofd (Ambo, 2006)
Wetenschappers voeren experimenten uit om nieuwe kennis te verwerven. Ook filosofen experimenteren, alleen dan zonder witte jassen, handschoenen of een tastbaar laboratorium. Toch werpen hun gedachte-experimenten licht op de werkelijkheid. In zijn boek speelt filosoof en publicist Sebastien Valkenberg de rol van experimentator, die enkele ‘slachtoffers’ niet uit de weg gaat. Zoals hij schrijft: ‘Filosofen stellen zich tijdens het experiment vaker op als duivel dan als god. Medelijden met de proefpersonen in een filosofisch onderzoek is vruchteloos.’ Hij analyseert de onderwereld aan de hand van een dialoog van Plato en onderzoekt de ‘war on terrorism’ met behulp van Rawls’ ‘sluier der onwetendheid’. Daarbij maakt hij duidelijk wat de relevantie is van zulke experimenten voor het dagelijks leven.