Journalisten wekken soms de indruk dat ze een interview letterlijk weergeven. Maar dat is natuurlijk nooit zo. Je kiest, en laat een heleboel weg. Je herformuleert. Je haalt de spreektaal eruit. Zelfs het meest ‘eerlijke’ verslag is een bewerking van het gesprek dat eraan vooraf ging. Hoever die bewerking gaat, is meestal niet terug te halen, want veel van mijn collega’s nemen slechts een notitieblokje mee op interview.
Zelf vind ik het comfortabeler om tijdens het luisteren niet te hoeven schrijven, dus laat ik altijd een opnameapparaatje meelopen – zo ook tijdens het gesprek dat ik met Connie Palmen had over de verknoping van fictie en werkelijkheid. ‘Je krijgt die werkelijkheid niet onversneden’, stelt Palmen in het artikel in de nieuwe Filosofie Magazine.
Om het ‘maakwerk’ – het verdichten en transformeren om tot een geschreven artikel te komen – te laten zien heb ik de gesproken tekst letterlijk uitgewerkt: 13 pagina’s transcript. En daarna begint het herstructureren en zelfs transformeren en manipuleren. Toch maar een ander begin. De redacteur vindt het sterker als een onderwerp apart in een kader komt. De eindredacteur heeft nog wat aanvullende vragen dus je zoekt een citaat uit het boek en schrijft het erin. En op de valreep verander je ‘jij’ in ‘u’. Uiteindelijk teken je het hele verhaal op tussen aanhalingstekens: alsof het zo in één stroom uit de mond van de geïnterviewde is gekomen.