‘Zullen zij er wél uitkomen?’ Die vraag kreeg ik vorige week te horen. Er klonk iets van schamperheid in haar stem, cynisme zelfs. Ze keek me aan en vapete venijnig.
In Amersfoort loopt dit voorjaar het Nationaal Burgerberaad Klimaat. Zou dat groepje van 175 Nederlanders, willekeurig geloot uit de hele bevolking, verder geraken dan de regering? In slechts zes weekends tijd? En dan nog wel over de vraag hoe Nederlanders kunnen eten, reizen en spullen gebruiken op een manier die beter is voor het klimaat?
Ik snapte haar aarzeling uiteraard. Het klimaatbeleid van de voorbije jaren is niet bepaald een toonbeeld van doortastendheid geweest, zelfs niet na meerdere veroordelingen door de rechter.
Maar ik moest denken aan het onderzoek van de jonge Duitse wetenschapper Jonas Lage. Hij had de aanbevelingen van klimaatberaden elders in Europa vergeleken met de nationale energie- en klimaatplannen. En wat bleek? Dat burgers telkens veel verder gingen dan hun politici. Ze vroegen om dwingende regelgeving, iets wat de politiek nauwelijks durft te doen. Help ons de koekjesdoos dicht te doen, leken de burgers te zeggen, want zolang die openstaat blijven we graaien.
‘We zullen zien,’ zei ze koeltjes. Inderdaad. Na de zomer weten we meer.