Home Boccaccio’s Decamerone: ‘Oretta en het stokpaardje’

Boccaccio’s Decamerone: ‘Oretta en het stokpaardje’

Door Evelien Chayes op 19 maart 2013

01-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

De aardse liefde kan in de Decamerone nooit worden verhuld.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

‘Heer, dat paardje van u draaft me wat te kreupel. Wilt u zo vriendelijk zijn me te laten afstijgen?’ Een vrouw snoert een ridder op wiens stokpaardje ze meerijdt de mond. Hij was haar, Oretta, een verhaal aan het vertellen in een zo beroerde stijl dat ze zwetend en misselijk, ‘kortom … doodziek’, afhaakt. Niemand die deze symboliek in Boccaccio’s Decamerone (dag zes, eerste verhaal), niet zal snappen: het meerijden op het stokpaardje staat niet alleen voor het toehoren, maar ook voor het bemind worden. Had de ridder goed verteld, dan was zijn scherpe luisteraar dame Oretta er beter van geworden.

De Decamerone zelf is een pil, volgens sommigen een placebo, volgens anderen een waar geneesmiddel. Deze locus amoenus voor de lezer bundelt de verhalen van zeven jonge dames en drie heren; op de vlucht voor de pest geven zij zich over aan de kunst van het vertellen. Verhalen over bedrog en misleiding, met een morele boodschap gestut op ideeën over de liefde. Deze verwijzen deels naar de traditie van theoretische traktaten vanaf Ovidius’ Ars amatoria en Remedia amoris tot aan André le Chapelains invloedrijke De Amore (eind twaalfde eeuw), een handboek der hoofse liefde. Chapelain onderscheidt de amor purus en de amor mixtus, maar treedt de naar goed-versus-kwaad zoekende lezer niet tegemoet. Ook Boccaccio maakt duidelijk dat de goddelijke liefde weinig voor ons kan betekenen zonder de aardse, soms ridicule en dierlijke. De ware, en even vleselijke liefde, kan bij Boccaccio nooit worden verhuld.

Misschien wel de meest sprekende illustratie hiervan zijn de twee huiveringwekkende verhalen over de overspelige vrouwen die in onwetende onschuld het hart van hun geliefde krijgen voorgeschoteld en verorberen: het ultieme consumeren, de ultieme eenwording. In deze verhalen zit een verrassingseffect verborgen vanwege het recipiëren van het hart door de dame, die vervolgens sterft, waarmee de liefde tussen haar en haar minnaar in zekere zin subliem en onvoorwaardelijk is geworden. De bedrogen man wordt eens te meer bedrogen door het als wraak bedoelde opdienen van het hart. Als iemand die zich door zijn eigen verhaal, zijn stokpaardje, heeft laten misleiden.

Decamerone, door Giovanni Boccaccio, vert. Frans Denissen, nawoord René van Stipriaan, illustr. 100 Vlaamse miniaturen, uitg. Athenaeum – Polak & van Gennep, Amsterdam 2003, 829 blz., € 60,-