Home Bij nader inzien: Kunstroof

Bij nader inzien: Kunstroof

Door Martijn Meijer op 05 maart 2013

02-2003 Filosofie magazine Lees het magazine

Iedereen wil wel een paar meesterwerken aan de muur. Dat hoeft niet zo moeilijk te zijn. Begin december vorig jaar werden twee schilderijen van Van Gogh ontvreemd uit het Van Gogh Museum in Amsterdam. De dieven klommen het dak op – de ladder stond al dagen klaar – en sloegen een ruit kapot om binnen te komen; de aanwezige bewaking merkte er niets van.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De mythe van de kunstdief, dat is de gentleman met verfijnde smaak die een zwaarbeveiligd gebouw binnendringt en ternauwernood ontsnapt met de buit. Zoals in de film ‘The Thomas Crown Affair’ uit 1999: een miljonair steelt een Monet van 100 miljoen dollar voor zijn privé-collectie en wordt vervolgens achterna gezeten door een dame van de verzekeringsmaatschappij. Aardig detail is dat alle schilderijen in de film (van Monet, Picasso, Degas) vervalsingen zijn, voor de gelegenheid vervaardigd.

De meeste kunstdieven zijn helemaal geen kunstkenners maar gespecialiseerde criminelen, uit op geldelijk gewin. Als ze al een beroemd schilderij stelen, handelen ze vaak in opdracht van een privé-verzamelaar. Of ze willen losgeld vragen aan het museum of de verzekering. Het is echter slimmer om kunstwerken te stelen die niet zo in het oog lopen.

Een kunstroof is pas spectaculair als er vele miljoenen mee gemoeid zijn. Wat dat betreft kijkt het grote publiek op dezelfde wijze naar het kunstwerk als de dief: het is de drager van een geldelijke waarde, het symbool van een bedrag. De stijgende marktwaarde van kunst heeft de kunstdiefstal gestimuleerd, schrijft John E. Conklin in Art Crime. Jaarlijks wordt ter waarde van één biljoen dollar aan kunst en antiek illegaal verhandeld; meer dan tien procent daarvan is gestolen uit musea, galeries en privé-collecties. ‘Kunstcriminaliteit is uitgegroeid tot de meest lucratieve vorm van misdaad na de drugshandel’, aldus Henk Schutten in Kunstmaffia.

Niet alleen kinderen willen graag aanraken wat ze zien. Als je aangetrokken wordt door schoonheid zul je dichterbij komen. En als niemand je tegenhoudt zul je je hand uitstrekken. Van aanraken naar grijpen is maar een kleine stap. Kunstdiefstal zou een uiterste vorm van esthetische receptie kunnen zijn, als de filosofische traditie de bezitsdrang in verband met kunst niet zo vaak als onzuiver had veroordeeld. Als we een esthetisch oordeel vellen moet het daadwerkelijk bestaan van het object ons niets kunnen schelen, zegt Kant in de Kritik der Urteilskraft. De vorm van de voorstelling telt alleen, en niet de materie van het werk, vindt de filosoof. Maar elk kunstwerk verleidt toch ook door zijn materialiteit; anders zou je, in plaats van het museum te bezoeken, net zo goed een boek met reproducties kunnen doorbladeren.

Bij wijze van uitzondering duikt soms de romantische kunstdief op, die bijna uit zuivere motieven lijkt te handelen. Liefde en ook kunstliefde kunnen tot misstappen leiden die begrijpelijk, misschien wel vergeeflijk zijn. Zo was er in 1990 de 21-jarige Richard Etoh-Mvondo, die vijf schilderijen stal uit Parijse musea, waaronder een Renoir uit het Louvre. Tegen de rechtbank die hem tot drie jaar gevangenisstraf veroordeelde zei hij dat hij alleen een privé-kunstcollectie had willen opbouwen. ‘Ik ben een liefhebber van kunst. Het idee om een Renoir te bezitten op 21-jarige leeftijd fascineerde me.’
 
Art Crime, door John E. Conklin, uitg. Praeger, London 1994, 322 blz., _ 91,50
Kunstmaffia, door Henk Schutten, uitg. Meulenhoff, Amsterdam 2000, 224 blz, _ 18,50
Kritik der Urteilskraft, door Immanuel Kant, uitg. Meiner, Hamburg 2001, 394 blz., _ 12,80