In de NRC-wetenschapsbijlage van 4 maart stond een plaatje met als onderschrift: ‘Computersimulatie van een enorm zwart gat van 17 miljard zonmassa’s, en omgeven door sterren.’ Het is eigenlijk een nietszeggend plaatje, want in plaats van 17 miljard zonmassa’s zie je een (inderdaad zwart) gat, met daaromheen een groot aantal gekleurde vlekjes van wisselend formaat. In het bijbehorende artikel wordt de vraag gesteld of de krantenlezer die wiskundig bij de vierkantsvergelijking is blijven hangen eigenlijk nog een kans heeft om iets te begrijpen van ideeën over het heelal. Kan iemand nog iets voorstelbaars afleiden uit snaren – gavitrons – Higgs-deeltjes – zwaartekrachtlenzen etc.? Nee natuurlijk.
Hoe zit dit precies? Als het zo onvoorstelbaar is, hoe kwamen wetenschappers er dan op? We stuiten hier op het verschil tussen wat Wilfrid Sellars het manifest image en het scientific image noemde. Ons manifeste wereldbeeld bestaat uit auto’s, verkiezingen, huizen, pennen, depressies, smartphones etc. Ons wetenschappelijke wereldbeeld bestaat uit elektromagnetische golven, mitochondriën, nucleotiden etc. Het vreemde is dat we die manifeste wereld kunnen beïnvloeden door de wetenschappelijke wereld. Al die dingen die we niet zomaar kunnen waarnemen (moleculen en elektromagnetische golven bijvoorbeeld) zijn onmisbaar om smartphones, vliegtuigen, kankermedicijnen, krantenpapier etc. te maken.
Dieren hebben alleen een manifeste wereld. Een hond kan wel vermoeden dat er een bak met hondenbrokken onder het vloerkleed zit, maar niet dat er onder vloerkleed en hondenbrokken zoiets als moleculen zit. Hoe dat zo gekomen is, dat wij in staat zijn het vloerkleed (geestelijk) op te tillen om te zien wat eronder zit, en de hond niet, is tot nog toe een onbeantwoorde vraag. De Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga heeft hier wel een antwoord op. Volgens hem heeft God ervoor gezorgd dat we onder de manifeste wereld (die we delen met de dieren) toegang hadden tot de wetenschappelijke wereld van moleculen etc. God regelde deze ontzagwekkende congruentie tussen onze geest en de diepere wereld om ons heen. Dat God hier iets te zoeken heeft komt door het gratuite aspect van deze diepere kennis. We hebben deze kennis immers niet nodig om te overleven. Nou hebben we ons in de afgelopen 150 of 350 jaar langzaam losgemaakt uit de goddelijke omhelzing, en dat gaan we niet terugdraaien. Dus blijven we zitten met de onbegrijpelijkheid van ons wetenschappelijke begrijpen. Waarbij het manifeste heelal zeer ongemakkelijk stemt (Pascal, o die Leegte!), terwijl de meesten van ons geen touw kunnen vastknopen aan het wetenschappelijke heelal.