Home Bert Keizer: Ruïne

Bert Keizer: Ruïne

Door Bert Keizer op 30 december 2018

Bert Keizer: Ruïne
Cover van 01-2019
01-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Op bezoek bij een vriendin in Wales liepen we door Tintern Abbey. Geen slechte plek om even te ontstijgen aan het stompzinnige Brexit-gemodder. Hoewel de reden waarom de abdij verworden is tot een ruïne niet minder lullig is dan het Brexit-gedoe. Het ging om de eis van Hendrik de Achtste dat hij, als het op voortplanting aankwam, zelf wilde regelen dat zijn lichamelijke verstrengelingen door God werden goedgekeurd – ‘gezegend’ in het christelijke jargon. De paus vond dat geen goed idee. Daarom werd Tintern Abbey ontmanteld en later deels afgebroken, en raakte het vervolgens zeer fraai overgroeid met klimop. Maar nu, ontdaan van alle groen, is het een van de mooiste ruïnes in het hele ‘Verenigd’ Koninkrijk.

We liepen maar wat te praten, en ineens zit je midden in een onderwerp waarvan je niet weet hoe het ter sprake kwam. We hadden het over de hoeveelheid ellende op aarde. Is de grootste misère niet veel groter dan het grootste geluk? Ik heb bijvoorbeeld vaak gedacht dat twee rotweken aan het einde van een prachtig leven dat negentig jaar lang redelijk goed ging, alsnog het hele feest uitvegen. Daarom vind ik dat een 96-jarige nazi alsnog flink gestraft wordt als hij zijn laatste drie maanden in het gevang moet doorbrengen. Want daarmee wordt alles wat voorafging grondig verpest. Vooral al die jaren waarin hij dacht: het is me toch maar mooi gelukt om uit hun handen te blijven. Totdat… BENG! Waarmee ik niet wil zeggen dat ik het fatsoenlijk vind om een man meer dan zestig jaar na zijn misdaad alsnog te grazen te nemen. Maar dat is een ander gesprek.

Ik lees nogal eens een biografie, en de levens van Gerard Reve, F.B. Hotz, Oscar Wilde, Samuel Beckett, Gore Vidal. W.F. Hermans, John Ruskin, Friedrich Nietzsche, Immanuel Kant, Emil Cioran, George Harrison e tutti frutti eindigen allemaal zo ellendig dat wat voorafging nog nauwelijks overeind blijft in het verzengende licht van het slottafereel.

Dan mag Tintern Abbey niet klagen, want beschouwd als een laatste fase is dit toch het mooiste stervende gebouw dat ik ooit gezien heb. 

Mijn vriendin protesteerde heftig. Allereerst was er de vraag: hoeveel jaren ellende heb je nodig om hoeveel jaren geluk teniet te doen? Drie weken vond ze van een homeopathische nietigheid. Maar zij geloofde helemaal niet in mijn uitveegtheorie. Volgens haar komt mijn gejammer alleen maar voort uit het feit dat ik denk dat de zaak ophoudt in de dood. ‘Voor jou is er nooit een moment waarop je kunt terugblikken op je goede en slechte jaren. Maar in een hiernamaals valt alles op zijn plaats. En dan zie je dat die slotellende niet veel voorstelt.’ Maar ik blijf steeds denken aan wat Lodewijk de Veertiende op zijn sterfbed over zichzelf zei: ‘Quand je fus roi.’ Toen ik koning was.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.