Uit Californië schreef een Amerikaanse vriend dat hij voorbij de herdenking van Martin Luther Kings dood naar de dood van Bobby Kennedy keek, 62 dagen later. Voor hem was de tweede moord in die zomer van ’68 ‘the end of the sixties’.
In de zomer van 1968 waren ‘mijn’ sixties eindelijk begonnen. Ik was erg druk met mezelf buiten de gangbare maatschappij te houden. Ik werkte in een hotel in St. Ives, Cornwall. Het was een drukke zomer: hard werken, eerste echte liefde en eerste echte ontmoeting in de filosofie: Plato’s Republic in de Penguin Classics-serie. Ik snapte hem helemaal. Helaas was mijn toenmalige geliefde nogal astrologisch ingesteld en mijn pogingen om haar mee te nemen naar Plato strandden op een warrig patchwork van tantra, aura’s, sterrenbeelden en reïncarnatieproblematiek.
We zien elkaar nog weleens, en hoe dichter we de ontknoping naderen, hoe meer plezier ze heeft bij de gedachte dat ze me straks voorbij het graf eindelijk op goede grond heel hard kan uitlachen. Of niet natuurlijk, maar winnen zal ik nooit.
Later die zomer, op 6 juni, werd Bobby Kennedy vermoord en in augustus viel de Sovjet-Unie Tsjecho-Slowakije binnen. Ging de NAVO daar iets aan doen door het Warschau-pact te lijf te gaan? Wij hielden ons hart vast. Dit was veel dichterbij en veel erger dan de moord op Bobby Kennedy. Het liep met een sisser af. Nou, niet voor de Tsjecho-Slowaken; die werden die zomer voor nog eens twintig jaar terug de Russische kerker in gejaagd.
In Engeland belandde ik tot mijn grote vreugde op de universiteit om filosofie te gaan studeren. Mijn sixties eindigden een beetje in 1970, met de onvergeeflijk slordige dood van Jimi Hendrix. Onvergeeflijk, omdat ik vond dat je niet zo met je talent mag omspringen. En stikken in je eigen braaksel na alcohol, uppers en downers noem ik slordig.
Maar voor mij hielden de sixties pas echt op toen ik in 1972 in Amsterdam de medische faculteit binnenslenterde. Vanuit filosofie was er continu verkeer met literatuur, politiek, poëzie, geschiedenis enz., enz. Maar een dergelijke uitwisseling bestond niet tussen de medische faculteit en de rest van de wereld. Integendeel, geneeskunde leunt op dat wereldbeeld waarin een hartklep een hartklep is, kan niet schelen of hij in Kennedy zit of in Plato. Geneeskunde kan dan erg verruwend werken. Er is nergens ruimte voor filosofie, wel aanleiding, maar ze beginnen er gewoon niet aan. Komt door die hartkleppen die je zonder filosofie te lijf moet gaan. Mij hebben ze filosofie nooit weten af te nemen. Maar ik heb er ook nooit veel van aan hen kunnen slijten.
Dit artikel is exclusief voor abonnees