Home Bart Jan Spruyt: ‘De conservatieven van nu zijn op revolutionaire wijze antirevolutionair’

Bart Jan Spruyt: ‘De conservatieven van nu zijn op revolutionaire wijze antirevolutionair’

Door Anton de Wit op 26 maart 2013

08-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

Bart Jan Spruyt, voorzitter van de conservatieve denktank Burke Stichting, mag dan wel anti-revolutionair zijn, hij loopt warm voor de conservatieve revolutie. En neen, hij is geen wandelend anachronisme en denkt niet uitsluitend negatief over de islam. “het is niet zo dat wij van de zijlijn roepen dat een hele bevolkingsgroep niet deugt.”

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dat het verzamelde werk van Edmund Burke, acht delen in leer gebonden, een centrale plek inneemt in de boekenkast, zal weinig verbazing wekken. Verrassender is dat wat rechts naast diezelfde boekenkast in het Haagse kantoorpand van de Edmund Burke Stichting hangt; een portret van Willem Drees. “Dat is om linkse mensen te pesten”, lacht Bart Jan Spruyt – historicus en journalist van huis uit en tegenwoordig directeur van de spraakmakende conservatieve denktank. “Drees wordt natuurlijk sterk geassocieerd met de naoorlogse opbouw van de verzorgingsstaat. Dat type samenleving is in onze optiek niet helemaal onproblematisch. Maar wat zo aardig is aan Drees, is dat hij op een gegeven moment zag dat de wederopbouw een kant opging die hij niet bedoeld had. De verzorgingsstaat moest een sociaal vangnet bieden voor mensen die anders overal buiten zouden vallen. De meeste conservatieven zijn het daarmee eens. Je moet bestaanszekerheid garanderen voor die mensen die het echt nodig hebben. Andere mensen moet je impulsen geven om de eigen broek op te houden. Anders blijven ze de rest van hun leven afhankelijk van een bepaalde regeling. Drees vond dat ook. Dus in dat opzicht is hij één van onze helden.”

Aan helden heeft de Edmund Burke Stichting nooit een gebrek gehad. Eerder een teveel: al sinds de oprichting in 2000 is de stichting een verzamelplaats voor mensen met een breed spectrum aan ideële achtergronden. Dat is geen probleem, vindt de stichting, aangezien men zelf geen politieke aspiraties heeft. Even werd in de media anders gesuggereerd toen Geert Wilders gedwongen uit de VVD-fractie stapte. Het was al bekend dat de Limburgse parlementariër geregeld bij de stichting over de vloer kwam. Maar dat was puur om inhoudelijk van gedachten te wisselen, bezweert Spruyt, niet om samen een rechtse volkspartij op te richten. “Als vandaag een CDA-parlementariër uit de fractie stapt en om inhoudelijke ondersteuning komt vragen, gaan we daar ook op in. We willen een conservatief kader bieden voor mensen uit alle partijen.”

Hoewel Spruyt de voorkeur geeft aan een tweepartijenstelsel met één linkse en één rechtse partij, zou hij het ontstaan van een conservatieve partij in het huidige bestel ook van harte toejuichen. “Geert Wilders en ik hebben ook tegen elkaar uitgesproken: dit is dé kans, maar het is ook de laatste kans. Als het nu weer fout gaat, als je van die knallende ego’s bij elkaar brengt, dan kun je het voor de komende 25 jaar wel vergeten. De LPF maakte de fout om eerst een partij op te richten en zich toen pas af te vragen wat fortuynisme is. Je moet het eerst eens worden over de inhoudelijke contouren van de beweging die je wilt gaan ontketenen.”

En op dat vlak wil de Edmund Burke Stichting iets betekenen. In haar vierjarige bestaan organiseerde men al verscheidene lezingen en seminars, men publiceerde een hele serie publicaties over het conservatisme, waarvan het Conservatief Manifest van vorig jaar de meest spraakmakende was. Maar de gunstige locatie op een steenworp van het Binnenhof ten spijt, kreeg de stichting nog niet echt een voet tussen de deur in politiek Den Haag. “Wij zouden partijen die ontvankelijk zouden moeten zijn voor het gedachtegoed – dus het CDA, de VVD, de LPF en de kleine christelijke partijen – in ideologische zin zo dicht mogelijk bij elkaar willen brengen om zo de politiek-filosofische contouren van een conservatief huis te scheppen. Individuele Kamerleden en partijleden hebben wel interesse getoond, maar de respons van de partijen als dusdanig is niet erg enthousiast geweest. Ik heb eens een kopje koffie gedronken met Van Aartsen, die zei dat hij de Burke Stichting erg belangrijk vond en dat zijn fractie nader kennis moest maken met ons, maar daar is nooit iets van gekomen. De huidige sociaal-liberale koers en de tamelijk opzichtige poging om een fusie met D66 aan te gaan, maken duidelijk waarom. En binnen het CDA heeft een aantal leden het gevoel dat de C in de naam vertaald moet worden naar de C van conservatief. Maar als Balkenende wordt geconfronteerd met het woord conservatisme doet hij plots alsof hij niet weet wat dat begrip inhoudt.”

Geen politieke partij

Maar wat houdt dat begrip dan in? En hoe kan de Burke Stichting een ‘conservatief kader’ scheppen als de achterban zo verdeeld is? De ideologische diversiteit ziet Spruyt echter niet als een probleem. “Wij zijn geen kerkgenootschap. En ook geen politieke partij. Wat wij willen is een platform bieden voor gedachtevorming vanuit het conservatisme. Natuurlijk zijn er mensen met verschillende levensbeschouwelijke achtergronden bij ons aangesloten. Er wordt volop gediscussieerd, en over verschillende onderwerpen bestaan meningsverschillen. Maar dat geeft niet. Gedachtevorming veronderstelt debat. Daarom raken wij ook niet in paniek als de ene groep voor de oorlog in Irak is en een andere groep tegen.”

Sommige meningsverschillen gaan echter wel verder dan dat, erkent Spruyt. Het conservatisme zelf valt al uiteen in diverse varianten, en dan is er ook nog het tamelijk grote verschil tussen conservatieven en liberalen. Waar conservatieven van oudsher wijzen op het belang van immateriële waarden als het gezin en de kerk, stellen liberalen liever het individu, nutsmaximalisatie en de vrije markt voorop. Toch houdt Spruyt vol dat de twee stromingen prima door één deur kunnen. “De noodzaak van beschaving voor burgerschap, het belang van de instituties waarin die beschaving wordt bijgebracht, zoals gezin, familie, school, kerk, enzovoort – dergelijke conservatieve thema’s kom je ook bij klassieke liberalen als John Stuart Mill en Jacob Burckhardt tegen. Maar het krijgt bij hen niet het zwaarste accent. Het liberalisme is ontstaan in een tijd dat het nodig was om mensen te ontvoogden. Daarin is het geslaagd, maar het heeft geen alternatief kunnen bieden, geen visie of moraal kunnen ontwikkelen die de sociale cohesie terug zou kunnen brengen. Veel liberalen, bijvoorbeeld Bolkestein, zien dat de remedie door het conservatisme wordt geboden: in de vorm van de klassieke deugdenleer en opvoeding. Het pure liberalisme is bijna suïcidaal. Je moet inzien dat het zwakke kanten heeft die je met het conservatisme kunt repareren.”

“Ik denk dat er uiteindelijk twee groepen zijn in de achterban van de Burke Stichting. Niet als flauw woordspelletje bedoeld, maar je hebt liberale conservatieven en conservatieve liberalen. De eerste groep is conservatief, maar dan wel in liberale zin. Ik heb het over mensen die de moderne liberale rechtstaat voluit accepteren, maar daarin conservatief willen zijn. De tweede groep zijn liberalen die zien dat er zwakke punten in dat liberalisme zitten die met het conservatisme te repareren zijn. Tot die eerste groep behoor ikzelf, tot de laatste groep mensen als Bolkestein en Cliteur.”

Maar wat delen al die verschillende soorten conservatieven nu? Spruyt: “Conservatisme komt in de kern voort uit een ‘sense of loss’. Het onbehagen, het gevoel dat er in de moderne samenleving iets ontbreekt, dat er belangrijke zaken verloren dreigen te gaan. Daarmee is conservatisme niet meteen reactionair. Als ik een lezing geef ben ik de helft van de tijd kwijt aan het weerleggen van dat misverstand. We willen niet terug naar premoderne verhoudingen, naar kroon en altaar, dat soort anachronistische flauwekul. Het belang van het conservatisme voor mij, is dat het teruggrijpt op een traditie in de filosofie waarmee je de schaduwzijde en tekortkomingen van de moderne democratie op het spoor kunt komen en de remedies kunt verwoorden.”
De belangrijkste vertegenwoordiger van die traditie is de negentiende-eeuwse Franse denker Alexis de Tocqueville – ‘in toenemende mate de held van de Burke Stichting’, aldus de directeur. In zijn visie op mens en samenleving kunnen conservatieven van alle pluimages zich vinden, denkt Spruyt. Veel meer dan in de analyses van de naamgever van de stichting, opmerkelijk genoeg. De conservatieven van tegenwoordig willen immers ingrijpende politieke hervormingen bewerkstelligen, waar links juist behoudend is – ‘sociaal-democraten zijn conservatieven met een kleine c’, smaalt Spruyt, en ‘de conservatieven van nu zijn op revolutionaire wijze antirevolutionair’. Maar de Ierse politiek filosoof Edmund Burke (1729-1797) pleitte juist voor geleidelijkheid boven alles. “Hij is onze naamgever omdat hij de grondlegger van het conservatisme is. Maar het grote verschil tussen ons en Burke is dat hij zijn ideeën formuleerde in een prerevolutionaire tijd, toen hij nog hoopte dat de Franse Revolutie niet naar andere Europese landen zou overslaan. Wij zijn conservatieven in een postrevolutionaire periode, net als Tocqueville.”

Kleine kringetje

Die laatste accepteerde de verworvenheden van de verschillende moderne revoluties, maar hij stelde er wel kritische vragen bij. “Eén van de belangrijkste dingen die hij opmerkte, was dat door het gelijkheidsidee ook individualisme ontstaat. In het ancien regime was je identiteit en je toekomst, grofweg gezegd, bij je geboorte bepaald. In de moderne democratische samenleving is alles open. Dus waar je vroeger als een dubbeltje stierf als je als een dubbeltje geboren was, kun je in de moderne democratie ook een kwartje of een gulden worden. Dat beseft iedereen. En dus is er het gevaar, dat mensen gefixeerd raken op de vermeerdering van hun eigen welvaart en zich terugtrekken in hun kleine kringetje. Met als gevolg dat alle publieke taken en verantwoordelijkheden overgedragen worden aan de overheid. Wat Tocqueville als een nachtmerrie voor zich zag, was dat de mensen geheel geïndividualiseerd zouden zijn, dat de sociale cohesie zou ontbreken en dat je daardoor een hele sterke overheid zou krijgen die zich overal mee bemoeit en mensen tevreden en onderdanig houdt. Dat schrikbeeld van een zachte despotie is in de moderne verzorgingsstaat in grote mate bewaarheid.”

Het alternatief is volgens de conservatieven een civil society, waarin een beroep wordt gedaan op publieke betrokkenheid en persoonlijke deugd. Maar hoe eenkennig zal die conservatieve samenleving zijn? In het Conservatief Manifest wordt immers gesteld dat ‘onze traditionele Nederlandse beschaving’ niet moet capituleren aan een ‘vreemde cultuur, met waarden die haaks op onze verworvenheden staan’. Daarmee wordt vooral de islam bedoeld, die, zo zegt Spruyt, ‘zich in haar kern slecht verhoudt  met de uitgangspunten van de westerse samenleving. De islam is fundamenteel tegen een scheiding van religieus en wereldlijk recht. Dat kun je niet zomaar als een bijzaak afdoen.’ Van de tegenwerping dat zo’n abstract leerstuk weinig betekent voor het merendeel van de moslims hier, is Spruyt niet onder de indruk. ‘Ik heb lesgegeven aan een gymnasium en een modern en goed geïntegreerd moslimmeisje zei eens bloedserieus tegen mij: ‘Als de moslims hier de meerderheid vormen voeren we de sjaria in, want dat is de ware democratie.’ Of zij exemplarisch is voor de hele moslimgemeenschap? Het probleem is dat we dat niet weten.”

Maar waarom dan die krachtige taal in publicaties van de Burke Stichting? “Het is niet zo dat wij vanaf de zijlijn roepen dat een hele bevolkingsgroep niet deugt. Wij willen over deze zaken met moslims in discussie gaan en hebben speciaal daarvoor zelfs een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van de islam. Allereerst zullen we intern met hun in discussie gaan, om elkaars vertrouwen te winnen en helder uit te spreken waar we over praten. Later zullen we dat debat wellicht ook publiek gaan voeren.”

Dat is de rol die de Edmund Burke Stichting het beste past: als denktank het opinieklimaat proberen te beïnvloeden, en zo indirect de politieke besluitvorming. En dat zal men blijven doen, ook als er een nieuwe rechtse volkspartij ontstaat. “Ik sluit echter niet uit dat sommige mensen die nu bij de Burke Stichting zitten de overstap maken naar zo’n conservatieve partij. Maar wanneer ik ervoor zou kiezen om mee te doen en kandidaat-Kamerlid te worden, dan is er op datzelfde moment een vacature voor directeur van de Edmund Burke Stichting.” Vooralsnog blijft hij liever intellectueel en financieel onafhankelijk van politieke partijen – ook voor de rol van een wetenschappelijk instituut zoals andere partijen die hebben bedankt Spruyt. “Daarin wordt de freischwebende Intelligenz toch gemuilkorfd.”

“Als je de kans hebt om invloed uit te oefenen, moet je ook beseffen dat niet alles op politieke vraagstukken te herleiden is”, vindt Spruyt. “Je moet altijd contact houden met mensen op allerlei plaatsen in de samenleving, en niet alles tot abstracte politieke vraagstukken herleiden. De echte conservatief wordt nog liever geregeerd door de eerste duizend namen uit het telefoonboek van Amsterdam dan door een handvol hoogleraren politicologie van de UvA.”