Home Autisme als spiegel

Autisme als spiegel

Door Casper van Meel op 03 april 2002

Cover van 03-2002
03-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

Interview met Ruud Hendriks, over zijn proefschrift Autistisch gezelschap, een empirisch filosofisch onderzoek naar het gezamenlijk bestaan van autistische en niet-autistische personen. Hij ontving voor zijn proefschrift de studieprijs van de Stichting Praemium Erasmianum.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Een empirisch filosofisch onderzoek naar samenleven met autisme?
‘Ik heb onderzoek gedaan naar verschillende situaties waarin autisten en niet-autisten elkaar ontmoeten. Het kan dan gaan om een leefgroep voor verstandelijk gehandicapte autisten, een wetenschappelijke studie naar autisme of een autobiografische tekst van een autist zelf. Uit alles valt iets te leren. Zelfs uit een doodgewone maaltijd kunnen we iets leren over samenleven, over de rol van de dingen en de taal die wij gebruiken om samenleven te beschrijven. Voorop staat dat mijn onderzoek iets probeert te zeggen over menselijk samenleven in het algemeen, niet alleen over autisten.’

Wat onderscheidt autisten van ‘normale mensen’?
‘In plaats van, zoals het gewone mensen betaamt, creatief om te gaan met sociale conventies, houden ze heel erg vast aan standaardpatronen, vaste regels, en vaste plaatsen van de dingen De wereld van de autist wordt vaak bestempeld als een kale, mechanistische wereld. Leeg aan betekenis, maar vol aan concrete details en de vorm van dingen.’

Wat is de belangrijkste conclusie?
‘Wij kunnen van autisten een rijker inzicht in het samenleven van mensen krijgen. Zij zijn door hun handicap meer gericht op het materiële. Normale mensen geven aan objecten meteen betekenis, voor een autist is een object niet meer dan een object. Desondanks is dat een belangrijke ervaring, die normale mensen dreigen te vergeten. Samenleven is meer dan alleen interpreteren, je mentaal in de ander inleven en zoeken naar gedeelde betekenis. Een belangrijk deel van het samenleven zit niet in het geestelijke, maar in het materiële.’

Wat zijn de belangrijkste filosofische consequenties van uw proefschrift. Wat zegt de studie van autisme bijvoorbeeld over de verhouding tussen lichaam en geest?
‘Het grote raadsel bij autistische personen die heel intelligent zijn is dat ze heel dicht bij ons concept van normaliteit kunnen komen. Volgens mij is dat alleen maar schijn en is hun ervaring van de wereld fundamenteel anders dan de onze. Zij komen louter door hun verstandelijke vermogens in de buurt van ons concept van normaliteit. Daarmee is niet gezegd dat ze geen vermogen tot spelen of verbeeldingsvermogen hebben. Ik beschrijf een geval van een vrouw die een hang heeft naar gebogen voorwerpen zoals stoelen en deurkrukken. Ze ontleent een soort speelsheid aan gebogen dingen. Voor mij toont dat aan dat, in tegenstelling tot wat men vaak aanneemt, het verbeeldingsvermogen niet louter een product is van de geest. Ook stoffelijkheid of lichamelijkheid en de vormen van dingen spelen een belangrijke rol bij verbeelding.’

Door uw proefschrift blijkt dat de kloof tussen autisten en niet-autisten nog groter is dan ze al leek. Wat hebben we aan die constatering?
‘De kloof is inderdaad zeer schrijnend, maar ik leg daar in mijn proefschrift geen zwaarmoedige saus over. Ik probeer in de leefwereld van autisten te stappen. Daarmee verlaat ik de ‘normale’ betekenisvolle wereld en dat heeft een vervreemdend effect, maar uiteindelijk wil ik daarmee iets zeggen over de rol van objecten in de sociale leefwereld van ons allemaal. De studie van autisme fungeert als een soort spiegel voor ons eigen sociale leven.’