Home Anonieme macht

Anonieme macht

Door Daan Roovers op 14 juli 1999

05-1999 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Op twee maart 1757 wordt Damiens veroordeeld tot “openbare schuldbelijdenis voor het hoofdportaal van de Notre-Dame van Parijs; daarheen zal hij worden vervoerd, gereden op een kar, slechts gekleed in een hemd, met een brandende, twee pond zware toorts in zijn hand”. Daarna, “op genoemde kar, en op een schavot dat op de Place de Grève is opgericht, zal met tangen het vlees van zijn borst, zijn armen, dijen en kuiten worden gerukt, zijn rechterhand, met daarin het mes waarmee hij de vadermoord heeft begaan, zal met brandende zwavel worden verschroeid; de plekken die met de tangen zijn bewerkt, zullen met gesmolten lood, kokende olie, gloeiende spiegelhars en een mengsel van gesmolten zwavel en was worden overgoten; zijn lichaam zal vervolgens door vier paarden uiteen getrokken en in stukken gereten worden, zijn romp en leden door vuur verteerd en zijn as in de wind verstrooid.”‘ Foucault opent zijn boek over het ontstaan van de gevangenis, Discipline, Toezicht en Straf, met het gruwelijke verslag van een publieke foltering uit de achttiende eeuw.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.



Tegen het einde van de achttiende eeuw verdwijnt dit, door Foucault beschreven, ’theater van de hel’. Het karakter van de straf verandert op twee belangrijke punten. Straf is vanaf de negentiende eeuw niet langer een publiek schouwspel; het wordt onttrokken aan het oog van de samenleving. Maar de echte aardverschuiving in het strafrecht is uiteraard de ver-dwijning van de lijfstraf. Door de toenemende humanisering is niet langer het lichaam het voornaamste doelwit van strafrechtelijke repressie. Maar, zo vraagt Foucault zich af, waarop richt de straf zich vanaf dat moment nog wel?
Met de humanisering van de rechtspraak wordt de ‘mens’ in de misdadiger ontdekt en daarmee verandert de functie van de straf. Niet het vergrijp, maar de oorzaken van crimineel gedrag moeten worden onder-zocht en aangepakt. Daarvoor is een heel scala van biografische gegevens vereist. Wie is die misdadiger, wat is zijn geschiedenis, wat is zijn aard, hoe was zijn opvoeding? Bij het in kaart brengen van de ’totale misdadiger’ loopt het strafrechtelijke in het psychologische discours over. De vroegere wetsovertreder werd vooral gekarakteriseerd door zijn (mis)daad. De moderne delinquent is in de eerste plaats een per-soon, met een eigen verleden, met dromen, wensen en neigingen en een eigen gezicht. Niet de misdaad, maar de misdadiger moet worden gestraft.
Ook de vorm van de straf veranderde. De gevangenis, nu zo ongeveer de enige vorm van straf, werd bij haar ontstaan aan het einde van de achttiende eeuw slechts geschikt geacht voor een bepaald soort misdadigers. Vrijheidsberoving diende opgelegd te worden aan degenen die de vrijheid van een ander individu aangetast hadden – ontvoerders bijvoorbeeld. Aan de gevange-nis kleefden verder vooral veel nadelen. Gevangenisstraf is duur, het vermindert de criminaliteit niet en er ontstaat een solidariteit tussen de gevangenen onderling. Allemaal ongewenste neveneffecten. Toch is diezelfde gevangenis in zeer korte tijd uitgegroeid tot de meest toegepaste straf. Volgens Foucault gebeurde dat onder meer omdat deze anonieme machinerie voorzag in de (maatschappelijke) behoefte van subtiele, anonieme, hygiënische en onzichtbare machtsuitoefening.