Home Ambitie

Ambitie

20 augustus 2008

Filosofie Magazine 07-08
07-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Wat heb ik bereikt en wat wil ik bereiken? Goede vragen in een tijd die voortdurend vraagt om te presteren. Hoe ontwikkel ik mijn ambities zonder er slaaf van te worden?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wie heeft niet eens, op een feestje van oude bekenden, zichzelf de vraag gesteld wie het meest heeft bereikt? ‘Ben ik beter af dan mijn vrienden? Of mijn buren? Verdien ik meer? Heb ik meer status? Kijken mensen tegen me op, of op me neer?’ Zo rond je twintigste, als je net gaat studeren, is een zekere laksheid nog charmant. Maar na je veertigste, als je carrière een vlucht heeft genomen, en de verschillen in talent en de bereidheid om hard te werken zich gaan uitbetalen, gaat het knagen. Ja, je hebt het een en ander bereikt, en toch vraag je je af: ‘Had ik er niet meer uit moeten halen?’ Of juist: ‘Ja, ik heb dit allemaal bereikt, maar is dit nu alles wat er is?’ Zou ambitie niet meer moeten zijn dan een groot huis en een grote auto?
Waarom schijnen onze ambities zo onvervulbaar? Volgens de Britse filosoof Alain de Botton is daar één duidelijke reden voor: we zijn te afhankelijk van de mening van anderen. We streven niet eens zozeer naar meer geld of macht, schrijft hij in het boek Statusangst, want materieel hebben we nauwelijks gebreken. Nee, we vrezen dat onze medemens ons niet waardeert – daarom vergelijken we wat we hebben bereikt met wat anderen voor elkaar hebben gebokst. En we weten hoe subtiel de codes zijn: we vragen niet snel op de man af hoeveel iemand nu verdient, maar we lezen het succes af aan kleine opmerkingen, aan kleding, meubilair, een nieuwe design-flessenopener.

De Botton schrijft dat het ego van de moderne mens lijkt op een lekkende ballon. We zoeken voortdurend naar erkenning; die is als de lucht die nodig is om de ballon bij te vullen. We willen geliefd worden. Een kleine loonsverhoging van je collega, waardoor die een beetje meer verdient dan jij, is niet frustrerend omdat hij nu een vakantietripje meer kan maken. Nee, we zijn jaloers vanwege de erkenning. Volgens De Botton heeft de moderne mens slechts speldenprikjes nodig om onzeker te worden, en Aristoteles zegt al dat ambitieuze mensen jaloerser zijn dan mensen zonder ambitie.
De Botton laat zien waarom juist tegenwoordig die jaloezie zo hoog oploopt. De gemiddelde levensstandaard is de laatste eeuw spectaculair gestegen. En we zijn niet meer afhankelijk van onze afkomst om de hogere kringen te bereiken. Dat is natuurlijk heel mooi, maar het zadelt ons ook op met hooggespannen verwachtingen. Want we kúnnen het nu, hogerop komen. Wie faalt, heeft dat louter aan zichzelf te wijten. Zo leidt het hooggespannen ideaal van gelijke kansen voor iedereen juist tot een strijd van allen tegen allen. De mogelijkheid jezelf te ontplooien verandert in de plicht te presteren. Je spiegelt je voortdurend aan anderen, die ooit hetzelfde uitgangspunt hadden als jij. Maar nu hebben ze het misschien verder geschopt. Ambitie is op deze manier onverzadigbaar – want er zijn altijd mensen die nog meer succes hebben, of op z’n minst schijnen te hebben. Zo jagen we elkaar op, en dreigt het gevaar dat we eerder door onze ambities worden geleid dan dat wij hen leiden.

Een belangrijke uitdaging van deze tijd, stelt De Botton dan ook, is hoe die ambities weer in eigen hand te houden. Er is helemaal niets mis met ambitie; Aristoteles zegt al dat het op gepaste wijze gebruikmaken van je talenten en mogelijkheden leidt tot een gelukkig en geslaagd leven. Het is dan ook oprecht jammer als iemand niets doet met zijn talenten of mogelijkheden. Maar het is moeilijk om te bepalen welke ambitie bij ons past, omdat we ons voortdurend spiegelen aan anderen. Kunnen we vrede hebben met wat we hebben bereikt, omdat het aansluit bij onze mogelijkheden, terwijl anderen om ons heen meer bereiken? Willen we bijvoorbeeld manager worden, alleen vanwege de status? Neem de arts die twijfelt of hij zitting moet nemen in het managementteam van een ziekenhuis, waardoor hij geen patiënten meer zal zien. En wat te denken van de wetenschappelijk onderzoeker die overweegt bestuurder te worden, waardoor hij nauwelijks meer toe zal komen aan inhoudelijk werk?

Leon Heuts