Op 6 december 2013 bij de loting voor het WK mannenvoetbal vroeg Sepp Blatter, de toenmalige voorzitter van de internationale voetbalbond FIFA, om een minuut stilte voor de een dag eerder overleden Nelson Mandela. Na krap twaalf seconden zwijgen greep Blatter de microfoon alweer: ‘Let’s celebrate football!’ Wat zal hij gedacht hebben? Het gaat om het gebaar, het gaat niet om de tijd, het gaat om het mediamoment?
Als het ritueel een gebaar wordt, een teken, verdwijnt de betekenis van het ritueel. De mens maakt gebruik van rituelen om iets te laten bestaan zonder dat er iets is waarnaar verwezen kan worden. Een uitvaart is dat bij uitstek. Het is geen teken van verdriet, of een lofrede op de overledene, zelfs geen herdenking. Het ritueel komt in de plaats van een afwezigheid die we als onmogelijk ervaren. Het feest is ook zo’n ritueel. Het bestaat alleen in het feesten. Het is niet de zaal, het zijn niet de ballonnen, het is niet de muziek, niet de drank, het zijn zelfs niet de mensen, het is alleen maar het feest, dat bestaat zolang het gevierd wordt. ‘Iedereen weet,’ schrijft Hans-Georg Gadamer (1900-2002), ‘dat als het feest er is, elk ogenblik of elke tijdspanne vervuld is van het feest.’ De tijd van het ritueel wordt nooit als verspilde tijd ervaren, omdat het in zekere zin een tijd maakt. ‘De tijd wordt feestelijk omdat het feest is aangebroken.’
Kunnen rituelen bestaan in een seculiere samenleving waarin we niet meer wakker liggen van de leugen, mediamomenten in de plaats komen van gewijde handelingen, waar alle tijd geld kost, en waar niet het spel maar de knikkers tellen? Of hebben we dan alleen nog maar de dwangmatige kruisjes die topsporters slaan om niet te verliezen, en natuurlijk nog het momentje voor jezelf? En wat gaat er verloren als er geen rituele tijd meer bestaat? Als we geen manier meer hebben om het onmogelijke te laten bestaan?