Pascal Bruckner neemt het op voor Amerika. ‘Het ergert en betovert ons omdat het de slechtste en beste aspecten van de moderniteit belichaamt.’
Negentig procent van de Fransen was, met de Franse president, tegen de oorlog in Irak. ‘Een quasi-Sovjetrussische ambiance’, zo karakteriseert filosoof Pascal Bruckner die unanimiteit, ‘een triomf voor het monolithische denken’. Bruckner is dan ook één van de weinige Franse intellectuelen die zich openlijk uitsprak voor de oorlog.
Wie Bruckners laatste boek Gij zult rijk worden! heeft gelezen zal daar niet verbaasd over zijn. In deze filosofische studie over de ‘misère van de economische mens’ wijdt hij een heel hoofdstuk aan Amerika als de ‘grote satan’; het is een poging om het anti-Amerikanisme te ontzenuwen. ‘Als Amerika niet bestond, dan zou het moeten worden uitgevonden’, schrijft Bruckner, op de licht provocerende toon die hij het hele boek lang volhoudt. ‘Welke praktische zondebok zouden we anders moeten gebruiken om ons van onze zonden te zuiveren en van onze smetten te ontdoen?’ Het is duidelijk: het dominante, arrogante, vervuilende, smakeloze, gewelddadige en oppervlakkige Amerika is een projectie van onze eigen schuldgevoelens.
Gelukkig nuanceert Bruckner die psychologische verklaring. ‘Amerika verbindt een maximale verleidingskracht aan een maximale afstotingskracht. Het ergert en betovert ons omdat het de slechtste en beste aspecten van de moderniteit belichaamt, met dat kleine beetje meer aan waanzin en overdaad dat het uniek maakt.’ Daar slaat de filosoof de spijker op zijn kop: Amerika wekt afkeer en betovert ons tegelijk. Het anti-Amerikanisme is dus geen eenduidig sentiment: in de afkeer jegens het land gaat een vorm van afhankelijkheid schuil, van aanhankelijkheid zelfs.
Zendingsdrang
Een cultuur van risico’s, een onwankelbaar enthousiasme, het historische optimisme: dat vindt Bruckner het beste dat Amerika te bieden heeft. Het ‘historisch optimisme’, stuitte dat de afgelopen tijd niet voortdurend op het onbegrip van Europa? Amerika gaat ons voor in de geschiedenis en probeert een universele democratie te stichten; die zendingsdrang is, zeker op dit moment, een belangrijke factor in de beslissingen van het Witte Huis. Maar wij willen daar niet aan geloven; wij geloven dat ze alleen hun eigenbelang najagen en de olievoorraad willen veiligstellen. Toegegeven, zegt Bruckner, de concrete resultaten van het genoemde optimisme zijn tot nu toe verre van ideaal, en toch kunnen we niet anders dan Amerika in zijn opmars volgen en heimelijk de utopische en tegelijk praktische instelling van het land bewonderen.
In Frankrijk is het anti-Amerikanisme een traditie, die al ongeveer zo lang als de Amerikaanse onafhankelijkheid bestaat. Die traditie wordt gekenmerkt door dezelfde mengeling van afkeer en bewondering die Bruckner signaleert. Alexis de Tocqueville ging begin negentiende eeuw naar Amerika om daar de democratie te bestuderen die in zijn eigen land niet van de grond wilde komen. In La Démocratie en Amérique (1835-1840) concludeerde hij dat Amerika voorop liep in het realiseren van gelijkheid, een universeel proces dat volgens De Tocqueville niet gestopt kon worden. Maar hij waarschuwde ook voor de bedreiging van de persoonlijke vrijheid: uit de gelijkheidsidee volgt namelijk de soevereiniteit van het volk, dat als tirannieke meerderheid geen afwijkende opinies duldt.
Het is precies de reden voor de huidige opleving van het anti-Amerikanisme: dat het land zich als de tirannieke meerderheid in de wereldpolitiek beweegt. ‘Amerika biedt nog steeds de beste garantie voor een vrije wereld’ schrijft Pascal Bruckner, ‘maar de rotsvaste overtuiging van de Amerikanen dat ze ‘uitverkoren’ zijn om een nieuw Jeruzalem te stichten’ doet de filosoof ook het ergste vrezen, de ‘logica van het atoom’. Toch moeten we niet anti-Amerikaans zijn, maar pro-Europees. Om een tegenwicht te kunnen bieden moet Europa wat meer op Amerika gaan lijken, vindt hij, zodat er gezonde wedijver ontstaat tussen de twee machtsblokken, in plaats van rivaliteit. Het klinkt paradoxaal: Amerika nabootsen om onafhankelijk te worden. Maar dat is echt de oplossing die Bruckner voorstelt: ‘Om ons uit de greep van Amerika te bevrijden moeten we om te beginnen Amerika bestuderen en plagiëren en ons vertrouwd maken met zijn regels om ze tegen hem te kunnen gebruiken.’ Dat de tirannieke negentig procent van de Fransen zich zal laten overtuigen lijkt onwaarschijnlijk.
Gij zult rijk worden! Misère van de economische mens, door Pascal Bruckner, vert. Walter van der Star, uitg. Boom, Amsterdam 2003, 206 blz., _ 19,50