In de klas is een verhitte discussie gaande over een fictieve casus: een nieuwe dierentuin in het dorp. Een jongen gaat zo op in zijn rol als gemeenteraadslid dat hij in ronkende zinnen praat: ‘Het zal het dorp mooi op de kaart zetten.’ Een meisje kijkt peinzend voor zich uit. Aan haar gezicht kun je zien dat ze het er niet mee eens is. Ze krijgt tot haar schrik de beurt, maar komt zo snel niet uit haar woorden. Het gesprek dendert verder, het groepje leerlingen dat de dierenactivisten vertegenwoordigt roept dat dieren meer ruimte nodig hebben, de omwonenden maken zich druk om hun achtertuin. Dan krijgt het meisje alsnog het woord. Nu ze wat langer heeft kunnen nadenken, geeft ze een prachtig geformuleerd antwoord.
Ik vind het een ontroerend moment. De slow-but-sure-thinkers, zoals filosoof John Dewey hen noemde, krijgen vaak niet de kans om hun gedachten te uiten. Terwijl die vaak beter zijn dan die van de snelle schreeuwers. Denken kost nu eenmaal tijd.
Buiten de klas is het niet anders. Oneliners in politieke debatten, altijd dezelfden die praten tijdens vergaderingen. Ik ben geen haar beter. Ik kan me vaak niet inhouden om mijn punt te maken. Voornemen: dat bewaren voor de pubquiz en daarbuiten rustiger afwachten. Eerst maar eens luisteren naar wat anderen zeggen. Reageren kan altijd nog.

