‘Wat heb je aan een socratisch gesprek?’ De scepsis druipt van de vraag. Ik sta met een aantal officieren van justitie koffie te drinken voor we van start gaan. ‘Let maar op,’ zeg ik. ‘Het gaat je niet in je koude kleren zitten.’ Het roept een ongelovige glimlach op.
‘Een lastige kwestie kun je soms beter even laten liggen’
De casus die we bespreken is heftig. In hun ijver om een paar inbrekers in te rekenen hadden agenten vol de achtervolging ingezet, wat leidde tot een verkeersongeval met een dode. Moest het Openbaar Ministerie onderzoek doen naar de betrokken agenten? In elk geval wel feitenonderzoek, besloot de officier van justitie. Toen het rapport daarover af was, volgde de vraag: gaan we dit ook strafrechtelijk onderzoeken? De persoon die de casus aandroeg vond eerst van wel, al wist hij dat er daardoor een onaangename verhouding met de politie zou ontstaan en dat de gelederen zich zouden sluiten tegenover het OM. Maar moest hij niet juist bij zo’n ‘hete casus’ zijn rug recht houden? Ook al wist hij dat de minister er niet blij mee zou zijn en dat de pers er bovenop zat?
Niettemin had hij na enkele dagen zijn eerste neiging om ‘recht door zee’ te gaan verruild voor meer distantie. In overleg met collega’s besloot hij af te zien van vervolging. Was dat de juiste beslissing geweest? Daar draaide het om in het gesprek. Wat was de juiste balans tussen betrokkenheid en afzijdigheid? Of anders geformuleerd: hoe moest je als officier van justitie de juiste koers varen ten opzichte van pers, politiek en politie?
Even tussendoor …
Meer lezen over praktische filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Zo’n vraag leidt niet tot een klip-en-klaar antwoord waar je direct mee aan de slag kunt. Het is een trage vraag, een die je met je meedraagt en telkens opnieuw moet onderzoeken. Iedereen weet dat je soms een lastige kwestie beter even kunt laten liggen, er een nachtje over slapen, haar met deze of gene bespreken. Dan ontstaat er vaak helderheid, schijnbaar vanzelf, alsof in troebel water het zand naar de bodem zakt. Dit is in de socratische methode het verschil tussen dialectiek en contemplatie. Het eerste is praten en nadenken, het tweede zwijgend beschouwen. Dat zijn twee heel verschillende mentale houdingen.
In de eerste zijn we vaak goed, in de tweede niet. Denken is actief, gericht op het doorgronden van een kwestie, op weten en begrijpen. Beschouwen is juist niet-actief, stil en leeg. Het is waarnemen wat je raakt, wat dieper doordringt dan je koude buitenlaag. Je maakt er ruimte mee voor een ander soort weten; je krijgt zicht op waar het echt om gaat in een casus. Zouden we niet vaker ons gewone denken, de drukte in ons hoofd, moeten loslaten ten gunste van deze beschouwende socratische houding?
