Home 15 belangrijke ideeën over economie
Economie

15 belangrijke ideeën over economie

Door Sebastien Valkenberg op 25 maart 2013

15 belangrijke ideeën over economie
Cover van 04-2013
04-2013 Filosofie magazine Lees het magazine

Moet de staat meer geld investeren in de economie? Laten we de krachten van de vrije markt hun werk doen? Of is het tijd voor andere vragen: het verschil tussen geld en waarde, bijvoorbeeld? 15 belangrijke ideeën over economie van filosofen en economen uitgelicht.

#15 Wereldwijde markt

Globalisering leidt tot een rijker aanbod van goederen en diensten.
Paul Krugman (1953)

Wat is het?
Een verfrissende kijk op globalisering. Nog nooit was er zo’n gevarieerd aanbod aan goederen en diensten.

Wat doet het?
Laten zien dat het klassieke model tekortschiet. Consumenten blijken gevoelig voor accentverschillen en couleur locale.

Leidt globalisering ertoe dat we allemaal op elkaar gaan lijken? Deze vrees weerlegt de Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Paul Krugman in een beroemd artikel in de Journal of International Economics. Internationalisering blijkt het best te voorzien in de behoefte aan diversiteit. Voorheen was de gedachte dat landen zich specialiseren in bepaalde producten, zoals auto’s. Die kunnen ze dan weer verhandelen met, laten we zeggen, landbouwgewassen uit andere landen. Tot zover de theorie, want consumenten willen niet zomaar een auto. Ze zijn op zoek naar een bepaald merk. Dus legt het ene land zich toe op de productie van merk A en het andere op merk B. Het resulteert erin dat de catalogus met autotypes nog nooit zo dik is geweest, dus hoezo eenheidsworst?

Mensbeeld
Vaak is de gedachte dat we precies zouden willen wat de buurman heeft. Het betoog van Krugman duidt eerder op het omgekeerde. Weliswaar is ook zijn antropologie gebaseerd op de gedachte dat we vergelijkende wezens zijn. Maar dat vergelijken leidt ertoe dat we ons bij voorkeur juist afzetten tegen de buurman. Met andere woorden, liever een auto van het merk A als hij er een van merk B op zijn oprit heeft staan. De behoefte aan variatie is groot.

Maatschappijbeeld
Een wereldwijde markt is het best in staat om in de behoefte aan verscheidenheid te voorzien. Krugman is echter geen klassieke liberaal die elke vorm van overheidsbemoeienis weigert. Hij typeert zichzelf weliswaar als liberal, maar dat staat min of meer gelijk aan wat wij hier verstaan onder een sociaal-democraat. Dat maakt ook begrijpelijk waarom hij zich in de huidige financiële crisis opstelt als neo-keynesiaan. Net als de Engelse econoom in de jaren dertig is Krugman voorstander van een ruimhartig stimulerinsgbeleid. Hij is daarom ook zeer kritisch op de harde bezuinigingen in de eurozone.

#14 Libertarisme

Vrije mensen dankzij de vrije markt
Milton Friedman (1912-2006)

Wat is het?
Een oproep aan de overheid. Geld in de economie pompen leidt tot inflatie.

Wat doet het?
Waarschuwen om het marktmechanisme niet te verstoren. Economische vrijheid gaat vooraf aan politieke vrijheid.

De werkloosheid terugdringen door minder te bezuinigen? Het is een suggestie die in crisistijd steeds luider klinkt, maar volgens de Amerikaanse econoom Milton Friedman moeten we er niet aan toegeven. In A Monetary History of the United States, 1867–1960 (1963) zet hij het monetarisme uiteen waar hij zijn faam aan dankt. De prijzen stabiel houden, dáár zou het beleid op gericht moeten zijn. Als de overheid extra geld in de economie pompt, bewerkstelligt ze precies het tegenovergestelde effect: inflatie. Misschien zorgt deze maatregel tijdelijk voor iets minder werkloosheid. Maar zodra werknemers doorhebben dat de geldontwaarding hun koopkracht uitholt, gaan ze meer loon vragen. En zo zijn we terug bij af, want dure arbeid is slecht voor de werkgelegenheid.

Mensbeeld
Hoe meer vrijheid, hoe beter. Een grotere pleitbezorger van de libertarische mensvisie dan Friedman komen we niet snel tegen. In hun vrijheidsliefde zijn libertariërs de overtreffende trap van het liberalisme. De vrijheid moest verdedigd worden tegen de overheid die zij steeds meer taken naar zich toe zagen trekken. Dit frustreert niet alleen het ondernemerschap, maar iedereen moest zich volgens Friedman zorgen maken over deze inmenging in de privésfeer. Logisch dus dat hij al in de jaren zestig pleitte voor afschaffing van de dienstplicht.

Maatschappijbeeld
Het belang van economische vrijheid voor een samenleving kan nauwelijks overschat worden. De vrije markt gaat namelijk vooraf aan onze politieke rechten, betoogt Friedman. Ga maar na wat er overblijft van de vrije pers als de overheid te veel zeggenschap heeft over de productiemiddelen, zoals drukkerijen en internet. Hoeveel ruimte is er in zo’n maatschappij nog om afwijkende meningen te verkondigen? Inderdaad, bar weinig, en dissidenten krijgen het zwaar. Daarom moet de overheid niet meer dan een paar kerntaken vervullen, zoals zorgen voor de openbare orde en optreden tegen monopolievorming. Maar verder geldt: afstand houden.

#13: Animal laborans

De mens is meer dan een werkend dier.
Hannah Arendt (1906-1975)

Wat is het?
Een wake-up call. Politiek wordt steeds meer overwoekerd door economie.

Wat doet het?
Laat zien dat onze bestemming ligt in de politiek – wij zijn meer dan dagloners.

In hoeverre hebben we recht op een fatsoenlijke levensstandaard? De opgeschroefde verwachtingen ten aanzien van de politiek herleidt de Duitse filosofe Hannah Arendt in The Human Condition (1958) tot het oprukken van de animal laborans. Kenmerkend aan deze figuur is dat zijn arbeid de steeds terugkerende noden lenigt. Als iemand een maaltijd bereidt, stilt dat slechts tijdelijk de honger. Gaandeweg, zegt Arendt, is de verantwoordelijkheid voor ons levensonderhoud komen te verschuiven van de private naar de publieke sfeer, van het huishouden naar de verzorgingsstaat. Met als nefast gevolg dat het politieke debat verschrompelt tot discussies over koopkrachtverlies en maatregelen om deze te voorkomen.

Mensbeeld
We zijn handelende wezens. Met deze antropologie zet Arendt zich af tegen zowat de hele geschiedenis van de filosofie, die de mens immers zag als ‘redelijk dier’. Ze hanteert een bijzondere definitie van handelen. Hiervan is sprake zodra iemand het publieke domein betreedt en zijn standpunten in alle vrijheid kenbaar maakt – bijvoorbeeld via het burgerinitiatief of een ingezonden bief in de krant. Hoewel arbeiden en werken ook belangrijke activiteiten zijn, ligt onze bestemming in de politiek. De mens is een zoön politikon – of zou dat moeten zijn.

Maatschappijbeeld
We moeten ons spiegelen aan het Athene van 2500 jaar geleden. In de toenmalige polis was de politiek nog niet overwoekerd door de economie en deed ze wat ze moest doen: een ruimte scheppen voor burgers om hun zegje te doen en mee te beslissen over het beleid. De directe democratie van weleer wakkerde als vanzelf een actief burgerschap aan. Overigens kon deze maatschappijvorm alleen bestaan dankzij de bescheiden omvang van de Atheense stadstaat. Met het miljoenenelectoraat van tegenwoordig is een representatieve of indirecte democratie onvermijdelijk. En ja, dat leidt er ook toe dat sommige kiezers politiek zien als niet meer dan eens in de zoveel tijd stemmen.

#12: Rationeel egoïsme

Neem een voorbeeld aan ondernemers.
Ayn Rand (1905-1982)

Wat is het?
Een frontale aanval op de verzorgingsstaat. Welvaartsdeling gaat ten koste van de vrijheid.

Wat doet het?
Afrekenen met alle maatschappijvormen, behalve het kapitalisme. Dit respecteert als enige onze individuele rechten.

Is de verzorgingsstaat de morele correctie op het kille kapitalisme waar hij vaak voor gehouden wordt? Nee, daar komt juist het gevaar vandaan, zegt de Russisch-Amerikaanse filosofie Ayn Rand, auteur van de bestseller De kracht van Atlantis (1957). De bemoeizuchtige verzorgingsstaat handelt pas immoreel als ze burgers verplicht offers te brengen. Het doet er voor Rand niet toe hoe nobel de achterliggende motieven zijn. Alleen de meest compromisloze variant van het kapitalisme eerbiedigt de vrijheid om zelf vorm te geven aan ons leven.

Mensbeeld
Wie vindt dat Rand een egoïstische mensvisie promoot, krijgt van haar helemaal gelijk. Alleen ziet zij egoïsme niet als iets laakbaars, maar juist als de leidraad voor ons handelen. ‘Ik zal nooit ter wille van iemand anders leven’, laat ze een personage in De kracht van Atlantis zeggen, ‘noch zal ik iemand anders vragen te leven in dienst van mijn bestaan.’ Die handschoen kunnen alleen wijzelf oppakken. Egoïsme is voor Rand rationeel egoïsme, wat in de buurt komt van zelfzorg. Hoe halen we het maximale uit het leven? Neem een voorbeeld aan ondernemers, is haar advies, die met hun nijverheid de wereld draaiende houden. Of op hun schouders nemen, om de Atlas-metafoor te gebruiken.

Maatschappijbeeld
Het angstvisioen van een samenleving vol hedonisten die enkel hun eigen lusten botvieren is misplaatst. Het werk van Rand is geen vrijbrief voor zulk gedrag. Zelden heeft iemand de rede zo op een voetstuk gezet als zij – de rede die ons het belang doet inzien van eerlijkheid, maar ook integriteit en trots. Stuk voor stuk kwaliteiten waar de samenleving van profiteert. Maar opgepast: als iemand deze maar matig of zelfs helemaal niet ontwikkelt, is dat zijn eigen verantwoordelijkheid. De overheid mag geen duwtje in de rug geven. Ze is een politieman die onze individuele vrijheden beschermt – meer niet.

#11: Economie laat zich niet ontwerpen op de tekentafel

Planning gaat ten koste van onze vrijheid.
Friedrich Hayek (1899-1992)

Wat is het?
Een lesje in nederigheid voor politici. De economie naar hun hand zetten gaat niet.

Wat doet het?
Aandacht vragen voor de maatschappelijke verbanden die spontaan tot stand komen.

Mag de overheid ingrijpen in de economie en vermeende tekortkomingen corrigeren? Niet doen, waarschuwt de Oostenrijkse filosoof Friedrich Hayek. Juist in goede bedoelingen opent zich ‘de weg naar slavernij’. Niet alleen getuigt het van hoogmoed, betoogt hij in zijn pamflet The Road to Serfdom (1944), om zoiets complex als de economie te willen regisseren. Veel zwaarwegender is dat een interveniërende overheid dwang inzet om haar doel te realiseren. Zo kan herverdeling van bezittingen misschien zorgen voor grotere inkomensgelijkheid. Alleen gaat deze bemoeienis ten koste van onze vrijheid. In het meest extreme geval ‘schept zij een mate van afhankelijkheid die nauwelijks van slavernij valt te onderscheiden’.

Mensbeeld
Hayek bepleit een robuust individualisme. Uitgangspunt van zijn antropologie: alleen wijzelf hebben toegang tot ons geestesleven en de ambities die daarin vervat liggen. Die plannen worden echter beïnvloed, gefrustreerd of wellicht zelfs regelrecht verhinderd zodra de herverdelende overheid zich bemoeit met de economie. Al was het maar omdat iemand zijn besteedbaar inkomen ziet slinken nadat het is afgeroomd. Economische planning, aldus Hayek, is per definitie een schending van de kernwaarde van beschaving: de menselijke autonomie.

Maatschappijbeeld
Anders dan veel mensen denken, gaat individualisme prima samen met een vitale samenleving. Hayek keert zich weliswaar tegen de verzorgingsstaat, die halverwege de twintigste eeuw wortel schoot. Maar dat betekent niet dat hij pleit voor onverschilligheid en asociaal gedrag. Zijn bezwaar tegen de meeste politici is dat ze doen alsof de maatschappij zich vanaf de tekentafel laat ontwerpen. Door dit vertrouwen in de maakbare samenleving hebben ze een blinde vlek voor de ontelbare sociale verbanden die ontstaan zonder enige overheidsbemoeienis. Mensen organiseren zich spontaan, niet alleen binnen de economie, maar in alle geledingen van de samenleving. Maximale vrijheid is de voedingsbodem waarop creativiteit en inventiviteit optimaal gedijen.

#10: Creatieve destructie

Kies voor innovatie, probeer de oude industrieën niet te redden.
Joseph Schumpeter (1883-1950)

Wat is het?
Een waarschuwing voor protectionisme. Zo belemmer je het proces van creatieve destructie.

Wat doet het?
Inzichtelijk maken dat nieuwe industrieën alleen kunnen ontstaan ten koste van oude. Vooruitgang doet nu eenmaal pijn.

Hoe verstandig is het om bedrijven of zelfs hele industrieën te redden als ze kopje-onder dreigen te gaan? Telkens weer blijkt de verleiding groot voor politici, maar zulke reddingsoperaties frustreren het proces van ‘creatieve destructie’, aldus de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter in Capitalism, Socialism and Democracy (1942). Daarom is terughoudendheid geboden. De grootste economische groei, is zijn these, komt tot stand dankzij innovatie en technologische ontwikkelingen. Zo maakte de MP3-speler de discman overbodig, die op zijn beurt de walkman tot een ouderwets ding had gedegradeerd. Inherent aan deze permanente vernieuwing is dat industrieën van gisteren afsterven.

Mensbeeld
Schumpeter rekent op de pioniers die met een geniale brainwave zowat de hele economie kunnen omwoelen. Zeg maar het type Steve Jobs, de Apple-oprichter die techneut en rebel tegelijk was. Bijna eigenhandig veranderde hij in grofweg tien jaar tijd de manier hoe we naar muziek luisteren (via de iPod en iTunes), telefoneren (door de iPhone) en tegen computers aankijken (dankzij de iPad). De zienswijze van Schumpeter heeft iets aristocratisch. Ondernemingszin is namelijk een schaarse eigenschap, waar slechts een enkeling in voldoende mate over beschikt. Overigens profiteert de gewone man weer van de nieuwe banen die ontstaan.

Maatschappijbeeld
Onrust in de samenleving is onvermijdelijk als ‘creatieve destructie’ zijn werk doet. Als de werkzaamheden van morgen die van vandaag verdringen, heeft dat ingrijpende gevolgen voor werknemers. Baanzekerheid bestaat niet in de maatschappijvisie van Schumpeter. Toch is behoudzucht geen productieve reactie op deze onzekerheid. Op dit punt klinkt de invloed door van bioloog Charles Darwin, die erop wees dat evolutie om voortdurende aanpassingen aan de omgeving vroeg. Vasthouden aan oude takken van industrie is uiteindelijk een doodlopende steeg. Op de lange termijn kan alleen innovatie zorgen voor een welvarende samenleving.

#09: Deficit spending

Geef geld uit in crisistijd.
John Maynard Keynes (1883-1946)

Wat is het?
Een rechtvaardiging voor anticyclisch begrotingsbeleid. Geef geld uit in crisistijd, maar haal de broekriem aan als de economie aantrekt.

Wat doet het?
Politici oproepen om grote uitgaven strategisch te plannen. Grote bouwprojecten houden de consumptie op peil.

Moeten politici het begrotingstekort laten oplopen als de economische groei uitblijft? Ter rechtvaardiging van zulke stimuleringsmaatregelen wordt vaak verwezen naar John Maynard Keynes. In An Open Letter to President Roosevelt (1933) pleit de Engelse econoom inderdaad voor deficit spending. Juist in crisistijd moet de overheid kwistig uitgeven, vooral aan openbare werken. Zo zorgde de aanleg van de Afsluitdijk in de jaren dertig voor werkgelegenheid en bleef de economische vraag (enigszins) op peil. Alleen is dit slechts de helft van het anticyclische beleid dat Keynes voorstond. Dat impliceert ook: de broekriem aanhalen als de economie weer aantrekt. Alleen lukt het politici zelden de vereiste discipline op te brengen.

Mensbeeld
We worden in belangrijke mate bepaald door onze ‘dierlijke geesten’ (animal spirits). Hiermee bedoelt Keynes dat emoties het doorgaans voor het zeggen hebben in plaats van het verstand. Veel economen verwijt hij dat ze de mens beschouwen als een soort wandelende rekenmachine. Alsof we voortdurend nuchtere kosten-batenanalyses maken en op basis daarvan de meest rationele beslissingen nemen. Als het zo zou gaan, aldus Keynes, zou het wellicht mogelijk zijn de vrije markt zijn gang te laten gaan. Maar in de praktijk ziet hij ons domme dingen doen die indruisen tegen het eigenbelang.

Maatschappijbeeld
De samenleving is maakbaar – voor een aanzienlijk deel tenminste. Met deze visie zet Keynes zich krachtig af tegen de klassieke economen, die vonden dat maatschappelijke krachten zo veel mogelijk op hun beloop moesten worden gelaten. Mits politici aan de juiste knoppen draaien, kunnen ze bepaalde processen wel degelijk bijsturen, zoals een oplopende werkloosheid. Ingrijpen dus in plaats van afwachtend aan de zijlijn blijven staan. Dit werd het credo voor de volgende generaties van beleidsmakers. Het wekt dan ook geen verbazing dat Keynes’ gedachtegoed heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de verzorgingsstaat.

#08: Geen kapitalisme zonder protestantisme

Veel geld willen verdienen staat niet gelijk aan plat materialisme.
Max Weber (1864-1920)

Wat is het?
Een correctie op het gangbare denkbeeld. Veel geld verdienen getuigt niet automatisch van materialisme.

Wat doet het?
Laten zien hoe kapitalisme en protestantisme elkaar aanwakkeren. Werken heeft een spirituele dimensie.

Waarom toch altijd zo negatief over veel geld verdienen en lange werkweken draaien? We kunnen dit streven niet zomaar wegzetten als een symptoom van plat materialisme, blijkt uit het werk van de Duitse socioloog Max Weber. Sterker: in De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme (1904) maakt hij van hard werken, veel winst maken, maar zonder uiterlijk vertoon, een spirituele daad. Aan de wieg van het kapitalisme, is zijn stelling, staat namelijk het protestantisme. Uitgangspunt van deze geloofsrichting luidt volgens hem: ‘Het individu moet in principe in zijn beroep en in de positie waarin God hem heeft geplaatst volharden.’ Iemands beroep is dus tegelijk zijn roeping, en dat betekent: schouders eronder en ertegenaan!

Mensbeeld
Geen theoretische bespiegelingen over het wezen van de mens bij Weber. Net zoals we in zijn werk tevergeefs zoeken naar hooggestemde idealen waarnaar we dienen te streven. Het zou dan ook een vergissing zijn om te denken dat hij in zijn beroemdste studie pleit voor het protestantse arbeidsethos. Nee, hij wil weten wat er precies in het protestantisme zit waardoor aanhangers van deze geloofsstroming zo hard werken. Als socioloog ging het hem om de mens zoals die is – en natuurlijk om de invloeden die daar (mede)verantwoordelijk voor zijn.

Maatschappijbeeld
De samenleving was voor Weber in de eerste plaats de moderne samenleving. Hij leefde in een tijd van grote veranderingen. De economie werd steeds complexer, het ambtenarenapparaat steeds groter en de wetenschapsbeoefening steeds belangrijker. Over deze uiteenlopende ontwikkelingen heeft Weber geschreven. Hoewel, uiteenlopend? Hij omschrijft ze als facetten van hetzelfde fenomeen, namelijk de onttovering van de wereld. Kenmerkend aan de moderne tijd is namelijk dat de rede terreinwinst boekt ten koste van het geloof. Wat dus niet wil zeggen – zie zijn protestantismethese – dat hij geen oog heeft voor de invloed van religie.

#07: Onderbouw en bovenbouw

Ons bezit bepaalt wat we denken.
Karl Marx (1818-1883)

Wat is het?
Een oefening in argwaan. De vroomste idealen kunnen de meest platvloerse motieven maskeren.

Wat doet het?
Doorvragen naar de persoon achter die idealen. Iemands bezit bepaalt veelal wat hij denkt.

Wie zal pleiten voor maatregelen die zijn bezit ernstig aantasten? De babyboomer die vasthoudt aan zijn welvaart illustreert de theorie die de Duitse filosoof-econoom Karl Marx ontwikkelde in Zur Kritik der politischen Ökonomie (1859). Economie (de onderbouw in het marxistische jargon), stelt hij, gaat vooraf aan ideologie (de bovenbouw). Ofwel: wat iemand bezit, bepaalt in belangrijke mate welk standpunt hij verdedigt. Dit is goed merkbaar aan het taalgebruik wanneer riante financiële regelingen versoberd dreigen te worden. Dan heet het doorgaans dat we niet moeten tornen aan verworven rechten.

Mensbeeld
De mens is in de loop van de geschiedenis van zichzelf vervreemd geraakt. Het zou volgens Marx zijn misgegaan vanaf het moment dat we in loondienst zijn getreden. Grote waarde hecht hij aan werk; het is cruciaal om onszelf te verwezenlijken. Problematisch is echter als de producten die voortkomen uit iemands werkzaamheden aan anderen toekomen – in de negentiende eeuw: aan de fabriekseigenaren. Wel krijgen de arbeiders elke maand hun loon uitgekeerd, maar of dit voldoening schenkt? Marx betwijfelt het: ‘De arbeid is daarom niet de bevrediging van een behoefte, maar slechts een middel om behoeften buiten de arbeid te bevredigen.’

Maatschappijbeeld
In de theorie van Marx wordt het aanzien van de samenleving bepaald door de historische fase waarin we zitten. Maatschappelijke verschillen verdampen in de communistische heilstaat, maar zolang die nog niet is gerealiseerd, staan er twee blokken tegenover elkaar: de arbeidende versus de bezittende klasse. Waar de eerste gebaat is bij verandering, wil de laatste de gevestigde orde (zo veel mogelijk) in stand houden. Logisch dus dat de bezittende klasse juist die ideeën aanhangt die haar status bevestigen. Dat lukt in de optiek van Marx, totdat de omstandigheden zo erbarmelijk zijn – Verelendung – dat de revolutie onvermijdelijk is.

#06: Mild kapitalisme

Wees geen slaaf van het verlangen naar economische groei.
John Stuart Mill (1806-1873)

Wat is het?
Een verklaring voor de telkens oplaaiende volkswoede om bankiersbonussen.

Wat doet het?
Pleiten voor een kapitalisme dat uitgaat van loon naar werken. Wie faalt, heeft geen bonus verdiend.

Waarom wekken de bankiersbonussen keer op keer de volkswoede op? Anders dan vaak wordt betoogd, zijn ze geen uitwas van het kapitalisme, maar juist in flagrante tegenspraak met het kapitalisme, zoals de Engelse filosoof-econoom John Stuart Mill dat definieert in Principles of Political Economy (1848). Het is niet eens de hoogte van de bonussen die het bloed doet koken. Veel provocerender is dat ze hoe dan ook wel worden uitgekeerd, dus ook bij wanbeleid. Dit is een regelrechte aanslag op het kapitalistische ideaal. Iemands beloning, aldus Mill, behoort immers ‘de vrucht van zijn arbeid’ te zijn. Bovendien: wanneer is het genoeg? Mill schreef over wat later een ‘stationaire economie’ wordt genoemd: een economie zonder de noodzaak te groeien.

Mensbeeld 
Of het nu gaat over economie, slavernij of vrouwenrechten, in de kern houdt Mill elke keer hetzelfde betoog. De menselijke autonomie hoort voorop te staan. In alle opzichten zijn wij de baas over onszelf – dus óók als we domme dingen doen met onze vrijheid. Daar staat tegenover dat de non-conformisten zo alle ruimte krijgen om zich te ontplooien. Mill heeft zijn hoop gevestigd op de vrije geesten die grootse dingen verrichten. Die moet je niet ketenen met conventies en regeltjes.

Maatschappijbeeld
Mill is een aristocratisch liberaal. Hij wil individuele vrijheid verbinden met geestelijke ontplooiing – bij menselijke autonomie horen hoge geestelijke waarden. Dat betekent ook dat we geen slaaf moeten zijn van economische groei. In 1848 stelt Mill overigens al dat die groei sowieso niet eindeloos kan zijn. Er komt een tijd van een ‘stationaire staat’, waarin bevolking noch economie groeit. Erg is dat niet – volgens Mill is er juist in zo’n staat alle ruimte voor sociale en morele vooruitgang. In zijn woorden: ‘de ruimte om de kunst om te leven te veredelen.’

#05: Sociale mobiliteit

Alleen door hard te werken klim je op de maatschappelijke ladder.
Alexis de Tocqueville (1805-1859)

Wat is het?
Een verklaring voor de rat race die veel mensen ervaren. In een democratie heeft niemand privileges.

Wat doet het?
Mensen aansporen om hard te werken. Alleen zo klim je op de maatschappelijke ladder.

Veelvuldig klinkt de klacht dat de hedendaagse maatschappij een ratrace is, maar hoe legitiem is dit verwijt? Het klopt dat flink buffelen de enige manier is om de maatschappelijke ladder te beklimmen, noteert de Franse politiek denker Alexis de Tocqueville in Over de democratie in Amerika (1835-1840). Maar dat is nu eenmaal inherent aan onze zo gekoesterde democratie. Voorheen stond al (min of meer) vast wat je positie was – een boer klom nooit op tot de adelstand –, maar dat veranderde toen gelijkheid het uitgangspunt werd. Afkomst was niet langer doorslaggevend, maar talent en – jawel – hard werken. Meer dan enige andere maatschappijvorm hangt rond de democratie de geur van zweet.

Mensbeeld
Voor Tocqueville is er geen sprake van dé mens. Ons gedrag is voor een behoorlijk deel afhankelijk van onze omgeving. Preciezer: van het politieke systeem in een land. Tocquevilles geboorteland Frankrijk was hiërarchisch ingericht en de adel had het sinds jaar en dag voor het zeggen. In zo’n omgeving is berusting een belangrijke deugd, want voor het gros van de mensen heeft het nauwelijks zin om onstuimige ambities te koesteren. Als die rigide structuren wegvallen, zoals in de Verenigde Staten aan het einde van de acttiende eeuw, is die ruimte er wel. Tijdens zijn reis door deze prille democratie zag Tocqueville dat mensen ernaar streefden hun (economische) positie te verbeteren en opkwamen voor hun eigenbelang.

Maatschappijbeeld
Democratie is veel meer dan eens in de paar jaar naar de stembus gaan. In zijn reisverslag, een baksteen van bijna duizend bladzijden, laat Tocqueville zien hoe deze staatsvorm de samenleving tot in haar vezels beïnvloedt. Het taalgebruik van politici in het parlement, de relatie tussen een meester en zijn bedienden, de manier waarop monumenten zijn vormgegeven. Álles krijgt een ander aanzien in een democratische maatschappij.

#04: Onzichtbare hand

Zonder dat we het in de gaten hebben leidt egoïsme tot een betere samenleving.
Adam Smith (1723-1790)

Wat is het?
Consumenten die hun eigenbelang nastreven, dienen het algemeen belang.

Wat doet het?
De onzichtbare hand die werkzaam is zichtbaar maken. Die zorgt voor de beste producten tegen de beste prijs.

Is hebzucht goed? Daar komt het in de kern wel op neer. Om deze contra-intuïtieve uitspraak te doorgronden hebben we de ‘onzichtbare hand’ van de Schotse filosoof Adam Smith nodig. In The Wealth of Nations (1776), het oerboek van de economische wetenschap, relativeert hij het belang van nobele motieven bij een transactie. ‘Wij verwachten ons avondeten niet op grond van de welwillendheid van de slager, de brouwer en de bakker, maar op grond van hun zorg om hun eigenbelang.’ Zodra de slager, brouwer en bakker broddelwerk afleveren, gaan we naar de concurrent. Egoïsme van consumenten blijkt, via een ‘onzichtbare hand’, bevorderlijk voor het algemeen belang.

Mensbeeld
Het inzicht van Smith was revolutionair. Want hoewel hij geen atheïst was – soms lijkt hij in de ‘onzichtbare hand’ een plan te zien dat alleen God kent –, week hij sterk af van de gangbare moraal. De kerk vond hebzucht namelijk afkeurenswaardig. Ze gold zelfs als een van de zeven hoofdzonden. Smith hanteert een realistischer mensbeeld. In The Wealth of Nations wil hij eerder beschrijven dan voorschrijven. Daardoor kon hij laten zien dat de mens hebzucht – en andere vormen van egoïsme – niet categorisch hoefde af te wijzen. Eraan toegeven was (in de meeste gevallen) zelfs heilzaam.

Maatschappijbeeld
Begeerte zag Smith als een aanjager van maatschappelijke vooruitgang. Economische activiteiten raken afgestemd op de behoeftes van consumenten. Meer diensten en producten leiden niet alleen tot welvaartsgroei, maar ook tot een stijging van het beschavingspeil. Mensen komen pas toe aan kunst en wetenschap als in hun primaire levensbehoeften is voorzien. Bovendien dwingt de ‘onzichtbare hand’ een reeks deugden af die bijdragen aan een leefbare maatschappij, zoals betrouwbaarheid, ijver en vriendelijkheid. Als de slager, bierbrouwer en bakker hiervan blijk geven, betaalt zich dat uit in een hogere omzet.

#03: Gedeeld belang

Geen zelfverrijking, maar publieke verantwoordelijkheid.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)

Wat is het?
Een waarschuwing voor excessieve zelfverrijking. Die ontwricht de samenleving.

Wat doet het?
Ons opvoeden tot burgers. Die vragen zich af: hoe handel ik in de ogen van anderen?

Is het toevallig dat superzakenbank Goldman Sachs zijn cliënten intern aanduidt als muppets? In elk geval had de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau zich er niet over verbaasd. In zijn Discours sur l’origine et les fondements de l’inégalité parmi les hommes (1755) waarschuwt hij voor een economie die ‘het geld snel doet circuleren’. Het zou volgens hem leiden tot een erosie van de moraal en het publieke belang. Het staat vast dat Goldman Sachs het rondpompen van geld als geen ander beheerst. Binnenskamers luidde de officieuze strategie daartoe heel cynisch: neem het meest ingewikkelde financiële product en verkoop het aan de grootste domoren in het klantenbestand.

Mensbeeld
Rousseau heeft een optimistisch mensbeeld – de mens is van nature goed en vrij –, maar zijn natuurlijke neiging tot zelfbehoud (amour de soi) kan een maatschappij corrumperen. Een samenleving kan uiteenvallen in kliekjes en belangengroepjes, die het eigenbelang boven het algemene belang stellen (denk aan Goldman Sachs). Om dit apenrotsgedrag te civiliseren moet de mens burger worden – het apenrotsgedrag inruilen voor publieke verantwoordelijkheid, en zorg dragen voor anderen (amour-propre). De natuurmens denkt aan overleven, maar de burger geeft veel om wat anderen van hem denken.

Maatschappijbeeld
Volgens Rousseau is de liberale staat met een dominante vrije markt – zoals die zich in zijn tijd ontwikkelde, en die werd verdedigd door John Locke – niets anders dan de natuurtoestand voortgezet met andere middelen. Nog steeds geldt het recht van de sterkste, maar dan nog eens geïnstitutionaliseerd ook. Dat het als beschaafd wordt beschouwd dat sommigen veel bezit hebben en anderen bijna niets, is een ‘list van de rijken’. Een rechtvaardige en vrije samenleving veronderstelt een gedeelde lotsbestemming en een politieke koers die berust op algemene instemming. In hoeverre dat in grote samenlevingen met verschillende belangen moet worden gerealiseerd is onduidelijk. Rousseau zelf prees de republiek Genève.

#02: Vrede door handel

Zakendoen heeft een verzoenend effect.
Voltaire (1695-1778)

Wat is het?
Een aanbeveling om de internationale handel te koesteren. Deze blijkt bevorderlijk voor de vrede.

Wat doet het?
Erop wijzen dat handelspartners geen oorlog met elkaar voeren. Onderlinge verschillen schuiven ze even terzijde.

In hoeverre krijgt de internationale handel het krediet dat ze verdient? Het is wellicht verrassend, maar de Franse verlichtingsdenker Voltaire benadrukt in zijn Lettres philosophiques (1734) dat zakendoen een verzoenende uitwerking heeft. Hij leefde net na de godsdienstoorlogen die Europa hadden verscheurd. Maar welk wonder voltrok zich op de Londense beurs? ‘Daar handelen de Jood, mohammedaan en christen met elkaar alsof ze van dezelfde godsdienst waren.’ Ook de EU wortelt in dit beginsel. Haar oprichting was geen gevolg van weidse vergezichten en visoenen over vergaande integratie. Een handelsunie was het doel, meer niet, want landen die zakendoen slaan elkaar de hersens niet in.

Mensbeeld
Het best kun je mensen met een flinke dosis pragmatisme benaderen. Hoewel Voltaire zo ongeveer bekendstaat als de verpersoonlijking van de Verlichting, is deze reputatie maar ten dele terecht. Idealen kunnen op papier prachtig zijn, maar probeer ze maar eens in praktijk te brengen. Zo ook als het gaat om het totstandbrengen van vrede. Natuurlijk helpt het als mensen rechten krijgen die hen beschermen tegen machthebbers, en daar kwam Voltaire dan ook voor op. Maar waarom niet óók aansluiting zoeken bij het sociale verkeer dat toch al plaatsvindt als zakenlieden handel met elkaar drijven?

Maatschappijbeeld
Ook naar de samenleving keek Voltaire met een pragmatischer bril dan we op het eerste gezicht zouden verwachten. Weliswaar zette hij met zijn tolerantiedefinitie – vermoedelijk de beroemdste uit de geschiedenis – al te opdringerige geestelijken de voet dwars. Afwijkende godsbeelden hadden ze maar te accepteren. Toch hing hij niet het atheïsme aan dat vaak wordt geassocieerd met de Verlichting. Goddeloosheid zou de maatschappij volgens hem niet overleven. Een hemel en hel zouden nodig zijn om de deugd af te dwingen. En zo was Voltaire, uit vrees voor anarchie, opnieuw eerder pragmatisch dan principieel.

#01: Eigendomsrecht

Eigendom beschermen is de primaire taak van de overheid.
John Locke (1632-1704)

Wat is het?
Een pleidooi voor bezit. Dit is de hoeksteen van de samenleving.

Wat doet het?
Hebzucht, graaigedrag en kleptomanie in de kiem smoren. Van andermans spullen blijf je af.

In hoeverre kunnen we gedwongen worden om een deel van onze inkomsten af te staan? In beginsel zijn inkomstenbelastingen niet te rechtvaardigen. Ze zijn een schending van het eigendomsrecht zoals de Engelse filosoof John Locke dat definieerde. De natuurwet, stelt hij in Two Treatises of Government (1689), leert ‘dat niemand de ander mag schaden in leven, gezondheid, vrijheid en bezit’. Ons bezit verdienen we door ervoor te werken. In de tijd van Locke kwam dit neer op het land bebouwen, terwijl tegenwoordig de meeste mensen in loondienst zijn. Maar het principe blijft hetzelfde, namelijk dat we de zeggenschap hebben over de opbrengst van onze werkzaamheden.

Mensbeeld
Locke maakt een onderscheid tussen mensen die werken en degenen die dat niet doen. Als voorbeeld van de laatste groep haalt hij de indianen aan. Maakten de kolonisten zich schuldig aan landonteigening toen ze in de zeventiende eeuw de oorspronkelijke bewoners van Amerika verdreven? Volgens Locke niet. Het cruciale verschil was namelijk dat de kolonisten het land gingen bewerken. Vlijt is niet zomaar een deugd, maar kleurt het complete mensbeeld van Locke. Arbeid verrichten is namelijk dé manier om onszelf iets toe te eigenen – of dat nu een lapje grond is of een som geld op ons loonstrookje.

Maatschappijbeeld
Het eigendomsrecht stamt uit de tijd dat de samenleving nog niet bestond. Weliswaar waren er nog geen wetten, aldus Locke, maar het natuurrecht was al wel van kracht. Dat ‘is gericht op de vrede en het behoud van de hele mensheid’. Een sleutelrol in het veiligstellen van de openbare orde speelt het eigendomsrecht. Het legt namelijk hebzucht, graaigedrag en kleptomanie aan banden. Als iets aan iemand toebehoort, kunnen anderen daar geen aanspraak meer op maken. Niet op rechtmatige wijze althans. Daarom acht Locke het de primaire taak van de overheid om het eigendom van burgers te beschermen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.