Zorg. Curare. ‘Ishq. Als wij, de auteurs van dit stuk, het over zorg hebben, dan hebben wij het over een modaliteit – een manier van zijn – die, in haar radicale vorm, continu de logica van kapitaal weigert. Een modaliteit die aan de kern staat van socialiteit. Een radicale zorg die verschijnt – op een manier die voorbij het idee van verschijnen als (lineaire) temporale openbaring gaat – in de (non-)ruimtes tussen ruimtes in. Een ‘verschijning’ in de undercommons.
Als wij het over zorg hebben, dan hebben wij het over een zorg die ontmantelend is en abolitie serieus neemt. Een zorg die levensbevestigend is in plaats van kapitaalbevestigend. Die leven serieus neemt. Die bewogen wordt door radicale liefde. Om deze zorg waar wij het over hebben te onderscheiden van wat doorgaans onder zorg wordt verstaan en om de radicale liefde die centraal staat in onze conceptualisatie van zorg te benadrukken, zullen wij gebruikmaken van het woord ‘ishq – een Arabisch en Perzisch woord voor liefde. Wij kiezen bewust voor het woord ‘ishq om weg te blijven van een eurocentrisme dat waarschijnlijk gereproduceerd wordt door gebruik te maken van de woorden cura en/of curare. Maar daarnaast is de etymologie van het woord ‘ishq belangrijk voor ons. In de etymologie van ‘ishq staat ‘samenkomen’ en ‘bij elkaar blijven’ centraal. En precies dat idee van samenkomen, het idee van samenzijn, tezamen met (radicale) liefde en de weigering van eurocentrisme, is de reden waarom wij ervoor kiezen om de zorg waar wij over schrijven ‘ishq-zorg te noemen.
In dit stuk gaan wij een poging wagen om die ‘ishq-zorg te verkennen. Wij doen dit aan de hand van het werk van Fred Moten, Stefano Harney, Ruth Wilson Gilmore en Houria Bouteldja. Een aantal concepten van de auteurs zal in deze tekst centraal staan, namelijk: undercommons (uit het werk van Fred Moten en Stefano Harney, die zichzelf studenten van de Zwarte radicale traditie noemen en die onderzoeken hoe er in onleefbare omstandigheden door middel van collectiviteit een vorm van leefbaarheid wordt gevonden), undercommonality (waarin de zoektocht naar leefbaarheid in onleefbare situaties samenkomt met gemeenschappelijkheid), (be)oefening en abolitie (ideeën die wij vinden in het werk van geograaf en gevangenisabolitionist Ruth Wilson Gilmore) en radicale liefde (een notie van liefde die wij vinden in het werk van politiek activist en dekoloniale denker Houria Bouteldja). Dit omdat wij denken dat deze concepten en het werk van deze auteurs ons helpen na te denken over een zorg waarin liefde centraal staat. De vraag die wij onszelf hierbij stellen is: is ‘ishq-zorg mogelijk in een wereld waarin wij continu worden geïndividualiseerd en waarin wij continu worden onderworpen aan processen van eigendom en bezit?
Voordat wij onze benadering van zorg uiteenzetten, is het belangrijk om stil te staan bij de ideeën en praktijken rondom zorg waar wij ons tegen afzetten. Wat volgt is een kleine uiteenzetting van wat wij verstaan onder zorg en de verstrengelingen die zorg heeft met verschillende structuren in onze samenleving(en). Daarna zullen wij stilstaan bij wat we precies bedoelen met undercommons, undercommonality en de relatie tussen de undercommons en abolitie. Daarna houden wij een pleidooi voor een levensbevestigende zorg.
Zorg, politiek en kapitalisme
Het debat rondom wat zorg is en hoe wij zorg moeten definiëren lijkt slechts een academisch debat maar is door en door politiek – de academie en de politiek zijn natuurlijk extreem met elkaar vervlochten. Monique Kremer, die nadenkt over burgerschap en zorg, schrijft over zorg het volgende:
[zorg is] het dagelijks aanbieden van psychologische, emotionele en fysieke aandacht aan mensen. Dit kan door betaalde of onbetaalde arbeid, op basis van een overeenkomst of vrijwillig, maar ook beroepsmatig of op grond van morele verplichting. Zorg kan voor verschillende mensen worden gedaan: kwetsbare ouderen, kinderen en mensen met een beperking (2007, p. 28).
De definitie die Kremer hanteert, laat ruimte voor de invloed van onbetaalde arbeid en de politiek op de zorg. Volgens haar is de vraag of de markt of de staat betrokken moet zijn bij het zorgen voor ouderen, kinderen, zieken en mensen met een beperking, een politieke vraag. Wie biedt deze diensten aan? De markt of de staat? Deze keuzes zijn belangrijk omdat ze invloed hebben op wie toegang heeft tot zorgdiensten en wie deze kan betalen. En het is hier natuurlijk ook van belang om na te denken over de verstrengeling tussen de markt en de staat en te erkennen dat beide vormen van leven organiseren – zoals wij die (tot) nu (her)kennen – gewelddadig zijn.
Kremer schrijft verder dat zorg niet alleen maar een activiteit is maar ook een identiteit. De identiteit van de zorgverlener speelt een grote rol want het zijn vooral vrouwen die zorg verlenen. Hierbij kan men denken aan zorg(en) voor kinderen en het huishouden, maar ook aan emotionele arbeid. Het vrouw-zijn wordt geassocieerd met zorgzaam zijn en vrouwen construeren hun identiteit in relatie tot zorg. Feministische marxisten hebben veel geschreven over deze onbetaalde arbeid die vrouwen verrichten binnen de privésfeer (zie bijvoorbeeld Fee (1975)). Zij zien deze (onbetaalde) arbeid als een vorm van uitbuiting die vooral de belangen van kapitaalbezitters dient: doordat vrouwen zorgtaken op zich nemen, hebben mannen de gelegenheid om hun arbeid te verkopen. Dit dient de belangen van kapitaalbezitters omdat er afhankelijkheid wordt gecreëerd binnen het gezin: het wordt moeilijk voor mannen om te onderhandelen over de arbeid die zij verrichten omdat zij nu financieel verantwoordelijk zijn voor het gezin. Zoals Silvia Federici ons leert, is de reproductie van arbeidskracht van belang voor kapitaalbezitters omdat deze een bron van winst is.
Vrouwen construeren hun identiteit in relatie tot zorg.
Feministen in Noord Europa hebben geprobeerd om de arbeid die vrouwen binnen de familie uitvoeren zichtbaar te maken. Het doel van deze feministen was om vrouwen niet langer onbetaald werk te laten verrichten, omdat ze deze door vrouwen uitgevoerde zorgtaken beschouwden als een vorm van onderdrukking. Zorg werd zodoende benaderd als onbetaalde arbeid waar vrouwen compensatie voor dienden te krijgen. Interessant aan deze kijk op zorg is de wisselwerking met het kapitalisme (zie het stuk van Sophie Jossi-Silverstein in dit nummer). Enerzijds wordt er uitgehaald naar het patriarchaat door kritisch te zijn over de ongelijke verdeling van zorgtaken tussen mannen en vrouwen. Anderzijds wordt er op het kapitalisme ingespeeld door deze ongelijke verdeling van kapitaal te meten en economische compensatie te eisen. Maar is, naast het patriarchaat, het kapitalisme niet juist een oorzaak van de problematiek omtrent zorg?
Voor lange tijd lag bij het definiëren van zorg en arbeid de focus op families. Echter, wanneer wij verder kijken dan gender observeren wij hoe binnen westerse maatschappijen ook migranten een groot gedeelte van de zorgactiviteiten uitvoeren (zie het werk van Parreñas (2012)). Voorbeelden van deze zorgactiveiten zijn schoonmaakwerk en zorg(en) voor kinderen, maar ook het werk binnen instituties zoals de kinderdagopvang of tehuizen. Een groot gedeelte van de arbeiders die werkzaam zijn binnen deze instituties zijn migranten. Het werk dat migranten verrichtten binnen families werd voor lange tijd niet gezien als zorg omdat zij geen familie zijn van hun werkgevers. Witte vrouwen die hun reproductiearbeid overdragen aan mensen met een migrantenachtergrond werden voor lange tijd buiten theoretische benaderingen gehouden. Binnen zorg is gender dus niet het enige belangrijke concept; ook klasse en racialisatie spelen een grote rol in de manier waarop zorg wordt georganiseerd.
De Covid-pandemie laat zien dat kapitaal nog steeds boven leven wordt geplaatst.
Het patriarchaat en het kapitalisme zijn systemen van onderwerping die intrinsiek met elkaar verwikkeld zijn. Dit is terug te zien in hoe er om wordt gegaan met zorg. Het idee dat er een zorgverlener en zorgvrager zijn, doet ons bijvoorbeeld denken aan de economisering van zorg omdat er sprake is van vraag en aanbod. Door de manier waarop op zorg wordt gekapitaliseerd, en de manier waarop zorg wordt gebruikt voor (de beweging van) kapitaal, zoals hierboven uitgelegd, wordt zorg continu kapotgemaakt en geïndividualiseerd. Maar hoe kan zorg kapitaal bewegen en tegelijkertijd kapitaal weigeren? Ziedaar het verschil tussen hoe er institutioneel om wordt gegaan met zorg – die kapitaal bewegende, kapotmakende, geïndividualiseerde zorg – en wat zorg voor ons eigenlijk is: een vorm van radicale socialiteit die onder, over en voorbij de demarcaties van institutionalisering en kapitaal beweegt. Zorg die zich via de undercommons beweegt. De zorg die wij ‘ishq-zorg noemen. Een modaliteit die de potentie heeft om continu de logica van kapitaal te weigeren en die zich continu afzet tegen de economisering van zorg. Want is zorg niet iets wat iedereen nodig heeft, voorbij geïnstitutionaliseerde begrippen?
Zorg en de undercommons
Wanneer wij schrijven over ‘ishq bouwen we voort op de ideeën van Fred Moten en Stefano Harney, die zichzelf omschrijven als studenten van de Zwarte radicale traditie. Een centraal concept in het werk van Moten en Harney is de undercommons. Die term is al een paar keer voorbijgekomen in ons stuk, maar wat is de undercommons eigenlijk? De undercommons is moeilijk in woorden uit te drukken, of eigenlijk moeilijk in woorden te reduceren tot iets retorisch. Maar de manier waarop we de undercommons misschien zouden kunnen begrijpen, hoe gelimiteerd dat begrip ook is, is als een (non-)ruimte die bestaat tussen ruimtes in, waar, in omstandigheden van onleefbaarheid, via collectiveit vormen van leefbaarheid worden gevonden.
De undercommons is een (non-)ruimte die altijd al heeft bestaan in, onder, over en buiten gewelddadige instituties om. Hier komen degenen die continu de gewelddadige consequenties van systemen van onderwerping voelen en ervaren samen. De undercommons is een plek die eigenlijk geen plek is, maar ook een plek kan zijn, waar toevlucht gevonden kan worden, waar pogingen worden gedaan om continu opnieuw te ontvluchten aan systemen van onderwerping. Er is geen noodzakelijke relatie tussen de undercommons en ruimte, of plek; de undercommons verschijnt in de vorm van constellaties en modaliteiten die altijd anders zijn en er eigenlijk altijd al waren. De undercommons is een plek waar collectief geweigerd kan worden, een weigering die keer op keer herhaald wordt. Weigering als proces. Weigering als (be)oefening. Een weigering van onleefbaarheid.
Harney beschrijft de undercommons als een ‘soort comportment of voortdurend experiment met, en als, het algemene antagonisme, een soort manier van [samen]zijn met anderen, [waarin] het bijna onmogelijk [is] dat het [samenzijn] zou kunnen worden gekoppeld aan bepaalde vormen van institutioneel leven’. Deze manier van samenzijn zien wij bijvoorbeeld terug in de wandelgangen van de universiteit, waar studenten en staf samenkomen, dingen delen en samen nadenken over hoe de institutie vorm te geven. We zien dit samenzijn terug in leesgroepen, in de achterkamers, de kantine(s). We zien het terug in de gemeenschappelijkheid en de gemeenschapszorg die vluchtelingen onderling verzorgen. We zien het terug tijdens de Iftar in de Ramadan, onder dak- en thuisloze mensen die onderling voor elkaar zorgen. En we zien dit ook precies gebeuren voor de neuzen van hen die de institutie(s) representeren en belichamen.
‘Ishq-zorg is ook een collectieve weigering van onleefbaarheid.’
Als we spreken over deze manier van samenzijn en over ‘ishq-zorg, hebben we het over een collectieve weigering. We hebben het ook over zorg op basis van een collectieve cultivering, een gemeenschappelijkheid die aangeduid kan worden met de term undercommonality. En, zoals Houria Bouteldja ons leert, is deze weigering er een die vertrekt vanuit liefde. Liefde als dat voortdurende experiment van samenzijn met anderen. Een liefde die aan de basis zou moeten staan van alles wat revolutionair is. Een liefde die radicaal is. Een liefde en zorg die dak- en thuisloze mensen onderling aan elkaar verstrekken. Een liefde en zorg die niet gekoppeld kunnen worden aan bepaalde vormen van institutioneel leven. Een zorg die radicaal is. Een zorg die ontmantelend is en abolitie serieus neemt. Een zorg die zich als voortdurend experiment precies bevindt in de collectieve pogingen tot leven in onleefbare omstandigheden.
Zorg en abolitie
Als we het hebben over een zorg die abolitie serieus neemt, wat bedoelen we daar dan mee? We denken over deze verstrengeling tussen zorg en abolitie na aan de hand van Gilmore, Moten en Harney. Wanneer Gilmore spreekt over abolitie, heeft ze het altijd over abolitie als aanwezigheid en niet slechts als afwezigheid, een abolitie als het bouwen van levensbevestigende instituties. Hier voegen Moten en Harney het volgende aan toe:
Niet zozeer de abolitie van gevangenissen maar de abolitie van een samenleving waar gevangenissen mogelijk zijn, waar loonarbeid mogelijk is, en dus abolitie niet als de verwijdering van iets maar abolitie als de fundering van een nieuwe samenleving.
Als we de woorden van Gilmore, Moten en Harney serieus nemen, dan is ‘ishq-zorg enerzijds alleen mogelijk als we samenlevingen die gevangenissen, slavernij en loon voortbrengen ontmantelen en afschaffen. Anderzijds is ‘ishq-zorg precies ook datgene wat die ontmanteling en abolitie mogelijk maakt. Dat wil zeggen dat de radicale zorg waar wij hier over spreken de ontmanteling mogelijk maakt van raciaalkapitalisme, van het patriarchaat en van heteronormativiteit. Het is belangrijk om goed het verschil te zien tussen waar mensen doorgaans aan denken als ze het woord abolitie horen, en waar Gilmore over schrijft als ze het over abolitie heeft. Mensen denken bij abolitie meestal aan afbreken, verwijdering en afwezigheid. Terwijl de definitie die Gilmore ons geeft er een is van aanwezigheid, van het (samen) bouwen van levensbevestigende vormen van samenzijn.
Precies omdat de undercommons een (non-)ruimte is waar degenen die continu de gewelddadige consequenties van systemen van onderwerping voelen en ervaren samenkomen, is het een ‘plek’. Een voortdurend experiment in het samenzijn, dat verstrengeld is met radicale zorg en abolitie. Een (non-)ruimte die de mogelijkheid geeft de systemen van onderwerping te weigeren en met zorg om te gaan op een manier die het leven serieus neemt, ondanks de onleefbaarheid en het geweld van de instituties waar wij ons doorheen navigeren. Deze vorm van samenzijn biedt mogelijkheden tot het (be)oefenen van abolitie. Een (non-)ruimte waar levensbevestigende zorg centraal staat. En in die vormen van samenzijn – waarin afbreken en opbouwen tezamen bewegen, waarin we systemen van onderwerping weigeren en tegelijkertijd samen levensbevestigende constellaties en modaliteiten bouwen, in een synergie van weigeren, afbreken en vormgeven, een synergie die aangeduid kan worden als undercommonality – vinden wij een mogelijk antwoord op de vraag hoe na te denken over het (be)oefenen van ‘ishq-zorg.
‘Ishq-zorg, levensbevestigende zorg
Voor ons moet zorg dus levensbevestigend zijn. Zolang zorg via kapitaal moet bewegen is het dat echter niet. In plaats daarvan is de zorg die wij kennen als geïnstitutionaliseerde zorg eigenlijk een kapitaalbevestigende zorg. Een zorg waar kapitaal continu boven leven wordt geplaatst – tenzij leven omgezet kan worden in kapitaal – is iets wat we allemaal hebben kunnen ervaren en zien tijdens deze Covid-pandemie. En we zien en ervaren dit nog steeds, omdat de pandemie nog allesbehalve voorbij is en omdat kapitaal boven het leven zelf lijkt te staan en vooral lijkt te draaien om het in stand houden van de status quo. Wanneer wij het dus hebben over ‘ishq-zorg, over radicale zorg, dan hebben wij het over een zorg die niet kapitaalbevestigend is, want dat zou antithetisch staan tot levensbevestigende zorg. Dat zou antithetisch staan tot dat voortdurende experiment van samenzijn waar leefbaarheid wordt gevonden in onleefbare omstandigheden.
Laat een ding duidelijk zijn: wij pretenderen niet te weten hoe ‘ishq-zorg precies gedaan moet worden. Precies omdat het iets is wat ontstaat in het proces van samenzijn en verschilt naargelang de constellaties en modaliteiten waarin die undercommonality zich presenteert. Het enige wat wij wel denken te weten is dat die levensbevestigende zorg er een is die continu beoefend moet worden, van samen koken voor elkaar tot luisteren naar elkaar. Van er voor elkaar zijn wanneer we ziek zijn, tot elkaar ondersteunen binnen de gewelddadige instituties waar wij ons doorheen moeten navigeren. Solidariteit is dan ook onlosmakelijk verbonden met het idee van een levensbevestigende zorg. Een zorg die niet gereduceerd wordt tot de economiserende dichotomie van het (neo)liberalisme van zorgverlener en zorgvrager, een dichotomie die langs, door en via de lijnen loopt van racialisatie, gender, seksualiteit en able-bodiedness. ‘Ishq-zorg is een zorg die losstaat van, maar wel onder, door en over kapitaal-bevestigende zorg beweegt. Een zorg die, zoals vele indigenous epistemologies ons leren, voorbij de zorg tussen mensen gaat en ook de relatie tot de Aarde serieus neemt. Waar de relatie tot de Aarde er niet een is van extractie maar van liefde.
Een zorg waarin wij niet met volledige minachting over de Aarde heen hollen en alles onderweg uithollen. Maar waarin we leven en de Aarde liefhebben. Waarin we samenkomen en samenblijven. Een zorg die centraal staat in de undercommons en precies die zorg is die we zien wanneer gemarginaliseerde mensen samenkomen en elkaar helpen. Ondanks de onleefbare omstandigheden waar we ons in bevinden en waar we ons doorheen moeten navigeren. ‘Ishq-zorg vormt onderdeel van een collectief exoduskompas in de zoektocht naar leefbaarheid.
Dus kom, zoek met ons mee.
Literatuurlijst
- Daly, M. (2021), The concept of care: Insights, challenges and research avenues in COVID-19 times. Journal of European Social Policy, 31(1): 108-118.
- Federici, S. (2004), Caliban and the Witch. New York: Autonomedia.
- Fee, E. (1975), Women and health care: A comparison of theories. International Journal of Health Services, 5(3): 397-415.
- Kremer, M. (2007), How welfare states care: Culture, gender and parenting in Europe. Amsterdam: Amsterdam University Press.
- Parreñas, R. S. (2012), The reproductive labour of migrant workers. Global networks, 12(2): 269-275.
- Harney, S., Moten, F. (2013), The Undercommons: Fugitive planning and Black study. Minor Compositions.
- Bouteldja, H. (2016), Whites, Jews and us. South Pasadena: Semiotext (e).
- Gilmore, R.W. (2021), Abolition, Cultural Freedom, Liberation (Video). Haymarket Books. Te bekijken op: https://www.youtube.com/watch?v=WLO0UuSnPzU