Home Ziel = Woede

Ziel = Woede

Door Peter Venmans op 28 maart 2012

Cover van 04-2012
04-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

‘We willen niet alleen dat onze maag gevuld is, we willen ook – en misschien vooral – dat er niet op onze ziel getrapt wordt.’ Peter Venmans over de Occupy-beweging, de indignados en de strijd voor ‘het goede leven’.

Begin jaren negentig ontstond in Spanje het verschijnsel van de botellón, letterlijk ‘grote fles’. Jongeren die naar een fuif of een discotheek gingen, spraken eerst af op een pleintje of in een parkje om alvast ‘in te drinken’. Daartoe brachten ze zelfbereide drank mee of kochten ze literpakken in de goedkopere buurtwinkels. Door sms’jes ging het afspreken heel gemakkelijk; vrienden van vrienden kwamen ook mee en op den duur ontstonden in een mum van tijd bijeenkomsten van honderden, later zelfs duizenden jongeren die midden op straat een spontaan feestje bouwden. De botellones pasten in de hedonistische feestcultuur die zo typerend was voor het Spanje van de eeuwwisseling. Het fenomeen zou ook geëxporteerd worden naar het buitenland, waar het echter al snel een commerciële bedoening werd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In de lente van vorig jaar verraste een ander massafenomeen uit Spanje de internationale publieke opinie. Opnieuw werden de pleinen van Spaanse steden bezet, nu echter niet meer door feestvierders, maar door de zogenoemde ‘verontwaardigden’ of indignados. Het begon allemaal als protest tegen bezuinigingsmaatregelen in het hoger onderwijs en tegen het corrupte tweepartijenstelsel in Spanje. De actievoerders van Real Democracia Ya (Echte Democratie Nu) lieten zich inspireren door de geruchtmakende bezetting van het Tahrir-plein in Caïro en gingen kamperen op de Puerta del Sol, het belangrijkste plein van Madrid, en snel daarna op tientallen andere ‘plaza’s’ overal in het land. Dankzij Twitter en Facebook groeide het protest van de verontwaardigden uit tot een heuse #spanishrevolution. Ook de Spaanse verontwaardiging werd geëxporteerd: de indignados stonden aan de basis van de wereldwijde Occupy-beweging.
 

Waardigheid
De botellón en de revolución ontstonden spontaan, als initiatief van een paar anoniem gebleven enkelingen, maar groeiden dankzij de nieuwe media razendsnel uit tot massafenomenen met een eigen sociale en – in het geval van de revolución ook een politieke – dynamiek. Er is echter een duidelijk verschil tussen de twee bewegingen. Terwijl de botellón een uiting was van ongedwongen plezier, met veel drank, muziek en openlijk erotisch gedrag, was de revolución op haar manier misschien ook een feest – een feest van solidariteit en samenhorigheid –, maar van meet af aan toch een stuk ascetischer. De actievoerders zagen er bijvoorbeeld nauwlettend op toe dat het genot van de deelnemers binnen de perken bleef. Zo mocht er op de Madrileense stadscamping geen alcohol genuttigd worden, omdat dit de ernst van het protest zou ondermijnen. De revolte appelleert dan ook aan nobele gevoelens van waardigheid en rechtvaardigheid. Er stond duidelijk meer op het spel dan een nachtje plezier maken. Anders geformuleerd: de botellón is hedonistisch van aard, de revolución ‘thymotisch’.

Het adjectief ‘thymotisch’ komt van het Oudgriekse woord thymos, dat al bij Homerus voorkomt. Van de held Achilles wordt gezegd dat hij thymoeidès was, wat wil zeggen: vurig van karakter, temperamentvol, bereid om zijn leven te wagen in een beslissend gevecht, intensiteit verkiezend boven een lang leven, roem boven lijfsbehoud. Bij Homerus is thymos een opwelling van het gemoed, een krachtige energie die langs de ledematen naar boven stroomt en de strijder in de gevechtsmodus brengt. Als de held sneuvelt, verlaat de thymos het lichaam via de mond of een open wonde in de flank. Thymos is dus oorspronkelijk een epische term, maar het is Plato geweest die het begrip een filosofische invulling gaf.
Volgens Plato is thymos een van de drie delen van de ziel, naast de soevereine rede en de primaire behoeften. Plato zelf was uitgesproken antihedonistisch: hij wist weliswaar dat wij mensen onderworpen zijn aan allerlei behoeften – we moeten nu eenmaal eten en drinken om te overleven, en als we ons willen voortplanten moeten mannen ook seks hebben met vrouwen –, maar dat alles leidt ons slechts af van waar het werkelijk om gaat, namelijk toegang te vinden tot een hogere realiteit. Onze ziel is geroepen om deel te hebben aan iets goddelijks, maar onze basale behoeften trekken ons steeds weer naar de grond. Thymos is de kracht die ons helpt om die vernederende behoeften te negeren, onszelf te ontstijgen en naar het hogere te reiken. In de dialoog Phaedrus is het bekende beeld te vinden van het gevleugelde paardenspan dat door het hemelruim klieft: het paard van de behoeften trekt ons steeds weer omlaag; het paard van de thymos stuwt ons naar boven, richting onze ware bestemming. Zo is de ziel: geen harmonieus geheel, maar een strijdperk tussen tegengestelde krachten.

Plato’s driedeling van de ziel laat ons niet toe om het hedonistische verschijnsel van de botellón te duiden. Plato zou in de Spaanse botellón niet veel anders kunnen zien dan het lamlendige  uitleven van de lagere behoeften, een aangelegenheid voor de gedachteloze massamensen en als zodanig een uiting van de verderfelijke democratische geest. Dat een feest ook vreugde brengt en mooie dingen tot stand brengt tussen mensen, daar heeft hij als asceet geen oog voor.
Plato stelt ons daarentegen wel in staat om iets te zeggen over de revolución, al was hij zelf allesbehalve een hemelbestormer. De revolución is een gebeurtenis die zeer goed gekenschetst is met de term ‘thymos’. In het protest tegen een toestand die als vernederend en onwaardig wordt ervaren, toont zich de thymos van de mens: zijn vermogen om, al was het maar voor even, de eigen kleine verlangens opzij te zetten en zich te engageren voor iets wat hij van groter belang acht. De thymotische mens trotseert zichzelf: hij neemt geen genoegen met een comfortabel leven en waagt zich in de strijd, omdat hij niet anders kan. Thuisblijven is geen optie, want er staat te veel op het spel.
De verontwaardigden van onze dagen gebruiken zelf nooit de term ‘thymos’ in hun blogs en tweets. Dat is logisch, want na Plato is het begrip uit onze morele en politieke woordenschat verdwenen. In Aristoteles’ analyse van de ziel speelde thymos bijvoorbeeld al geen enkele rol meer. Voor de stoïcijnen was woede nooit een positieve aandoening, maar altijd een morele tekortkoming. Zielenrust wordt in de westerse filosofie doorgaans hoger ingeschat dan boosheid.

Pas aan het eind van de twintigste eeuw is thymos weer op de filosofische agenda geplaatst, eerst door Francis Fukuyama in zijn bestseller Het einde van de geschiedenis en de laatste mens (1992) en later door Peter Sloterdijk in Woede en tijd (2006). Fukuyama vertaalt thymos op de manier van Hegel als ‘zucht naar erkenning’, maar tegelijk neutraliseert hij de protestlading van het begrip: thymos is bij hem gewoon de deugd van de kapitalistische ondernemer die zich op de vrije markt begeeft en probeert beter te presteren dan zijn concurrenten. Sloterdijk daarentegen vertaalt thymos als ‘woede’ en concentreert zich juist wel op allerlei protestbewegingen, zoals het communisme en de politieke islam. Als hij zijn boek in 2012 geschreven had, zou hij daar ongetwijfeld de indignados en de occupiers aan toegevoegd hebben.
 

Managerscultuur
Een thymotische analyse van de actualiteit gaat regelrecht in tegen het heersende pragmatisme van onze managerscultuur. De pragmaticus is wel gehecht aan zijn meningen, maar wil er niet meer voor vechten. In elk geval wil hij niet strijdend ten onder gaan. Over het algemeen verkiezen we een comfortabel leven, waarin we rustig de problemen oplossen als die zich voordoen en waarin we ons niet al te veel zorgen maken over principiële kwesties. Technische oplossingen hebben onze voorkeur boven morele verontwaardiging. Het probleemoplossende pragmatisme houdt echter in dat we nog maar twee delen onderscheiden in onze ziel (voor zover we nog behoefte hebben aan een ziel, natuurlijk; in feite is die allang weggerationaliseerd). Enerzijds is er de sfeer van onze behoeften – volgens Plato het laagste deel van de ziel. Deze sfeer wordt steeds meer uitgebreid onder druk van marketing, fitness- en gezondheidsindustrie en pornoficatie: we worden steeds meer gedwongen in de rol van consumenten, patiënten en loutere lustmachines. Onze behoeften nemen dus toe, maar gelukkig beschikken we volgens de pragmaticus over een ander zielendeel, dat dat allemaal ‘managet’: ons calculerende verstand. De soevereine rede van Plato is hier echter instrumenteel geworden: ze staat helemaal ten dienste van onze verlangens.

Thymos – het derde deel van de ziel, de trots, het vurige karakter, het temperament dat van geen comfort en gezelligheid wil weten – zit alleen maar in de weg als we tot een optimale behoeftebevrediging willen komen. Onverzettelijkheid, koppigheid en strijdbaarheid zijn geen kwaliteiten die gewaardeerd worden in onze ‘vloeibare maatschappij’ (met de term van de socioloog Zygmunt Bauman); in plaats daarvan vraagt men van ons dat we ons vlotjes aanpassen aan steeds veranderende situaties, dat we opportunistisch kansen grijpen wanneer die zich voordoen, dat we crises in ons voordeel weten om te buigen.
 

Genotsdieren
Maar klopt dit wel? Zitten wij wel zo in elkaar? Zijn wij wel de rationele planners van ons leven? Willen wij wel pragmatische genotsdieren zijn? Is ons bestaan echt alleen maar een goed georganiseerde botellón? Of is veeleer het omgekeerde waar: krijgt ons leven pas zin door de mogelijkheid van een revolución? Misschien is dat een van de lessen die we kunnen trekken uit de huidige crisis, en vooral dan uit het protest dat daarop volgde. We kunnen natuurlijk niet ontkennen dat de crisis economische oorzaken heeft. De armoedekwestie speelt wel degelijk; herverdeling van rijkdom zal sowieso nodig zijn. Maar de crisis is niet alleen economisch of financieel; er speelt ook duidelijk een onbehagen mee dat thymotisch van aard is – dat wil zeggen, dat te maken heeft met gevoelens van trots en schaamte, met het soort mens dat we willen zijn. We willen niet alleen dat onze maag gevuld is, we willen ook – en misschien vooral – dat er niet op onze ziel getrapt wordt.

Het protest van de verontwaardigden gaat dieper dan een klacht over gebrek aan geld. Er gaat een roep van uit, niet zozeer naar méér, maar naar iets anders. Wat de inhoud van dat andere precies is, is nog onduidelijk, ook voor de protesterende menigte zelf, maar in elk geval zal het niet volstaan om bij oude, economische recepten te blijven. Het gaat namelijk ook om een definitie van het goede leven – en met de term ‘het goede leven’ krijgt het protest vanzelf een filosofische dimensie. Dat goede leven houdt bijvoorbeeld in dat er een zinvolle toekomst is voor jongeren en ouderen, dat we weer redenen hebben om trots te zijn op ons werk (en niet alleen blij met onze baan), dat het politieke systeem niet corrupt is, dat we niet vertegenwoordigd worden door machteloze politici, dat in Europa niet de bureaucraten de dienst uitmaken. Onze erfenis verdient een betere verdediging dan die van de pragmatici. Het is ons heus niet allemaal om het even.