‘Wie er zeker van is de juiste weg te hebben gevonden, is al verdwaald.’ Deze woorden prijken als motto op de eerste bladzijde van Desalniettemin, het nieuwe boek van filosoof Ludo Abicht. Het boek is een historisch informatief en filosofisch intrigerend verhaal rond oude Joodse wijsheden en witzen. Daar hoort ook het bovenstaande citaat bij van rabbijn Heschel van Apta –Apta verwijst naar Opatów, het stadje in het zuidoosten van Polen waar Heschel in 1800 rabbijn werd.
De boodschap is inmiddels vele eeuwen oud, maar drukt een blijvende, universele waarheid uit: het grootste obstakel in onze zoektocht naar waarheid is de overtuiging dat men haar al gevonden heeft. Wie daarvan overtuigd is, meent dat hij er niet meer naar op zoek moet. Wie meent dingen zeker te weten, ziet zich niet langer gemotiveerd om dingen in twijfel te trekken of te onderzoeken, of nieuwe inzichten op te doen. De drijvende kracht in onze zoektocht naar waarheid en wijsheid is dan ook het besef dat men nog een lange weg te gaan heeft.
Diezelfde gedachte werd ook op prachtige wijze uitgedrukt door Wisława Szymborska in haar Nobelprijsrede in 1996. Daarin zingt de Poolse dichteres de lof van de zelftwijfel. Ze huldigt het socratische principe dat een intelligent mens weet hoe weinig hij weet. En precies dat niet-weten is de motor van alle vooruitgang, van wetenschappelijke kennis, van filosofisch inzicht, van grootse poëzie.
In haar redevoering buigt Szymborska zich over de vraag: waar komt mijn inspiratie vandaan? In de zoektocht naar een antwoord op die vraag komt ze uit bij haar eigen onwetendheid. Dit besef van niet-weten is niet enkel de drijvende kracht achter haar poëzie, het is ook de drijvende kracht achter alle geestelijke ontwikkeling, achter wetenschappelijke ontdekkingen, achter politieke en maatschappelijke vooruitgang. Het is wat Socrates verbindt met Marie Curie-Skłodowska: het niet-weten en het willen weten. ‘Daarom,’ aldus Szymborska in haar Nobelprijsrede, ‘zijn de woordjes “ik weet het niet” mij zo dierbaar. Ze zijn klein, maar met sterke vleugels.’
In onze tijd vol oververhitte discussies over heikele kwesties lijken die kleine woordjes in de verdrukking te raken. We zijn vaak meer doordrongen van ons grote gelijk dan van de gebrekkigheid van ons eigen verstand. Het zou goed zijn om wat meer intellectuele bescheidenheid aan den dag te leggen. Hoe pak je de coronacrisis het best aan? Hoe moet je voor de zwakkeren zorgen? Wat is sociale rechtvaardigheid? Wat moet centraal staan in het onderwijs? We zouden wat vaker aan onszelf mogen toegeven dat op de grote sociale, politieke vragen geen pasklaar antwoord bestaat, dat we het niet zeker weten. Laat die kleine woordjes hun vleugels maar uitslaan.